Krishnamurti Subtitles home


BR76CTM4 - In alleen-zijn kan je geheel veilig zijn
4de Gesprek met Dr Bohm en Dr Shainberg
Brockwood Park, Engeland
19 mei 1976



0:09 K: Ik geloof niet dat we gisteren de vraag beantwoord hebben... waarom de mensen leven zoals ze leven. Zijn we er diep genoeg op ingegaan? Hebben we hem beantwoord?
0:29 S: We kwamen op dat punt, maar de vraag is niet beantwoord. Ik ging hier vandaan met het gevoel...
0:35 K: Vanmorgen dacht ik erover na... en het viel me op dat... geen volledig antwoord gegeven hadden. We gingen in op de vraag, "Kan het denken zichzelf observeren".
0:48 S: Juist.

B: Ja.
0:51 K: Maar ik denk dat we die andere vraag moeten beantwoorden.
0:54 B: Ik denk dat wat we gezegd hebben ons in de richting voerde. Het stond in nauw verband met het antwoord.
1:00 K Ja, het was relevant, maar niet volledig.
1:02 B: Ja.
1:05 S: Nee, niet volledig, het beantwoorde nog niet de vraag... waarom de mensen leven zoals ze leven... en waarom ze niet veranderen. Waarom ze, dit wetende, niet veranderen.
1:16 K: Ja.

K: Kunnen we daar dan nog even bij blijven voordat we verder gaan?
1:24 S: Mijn onmiddellijk antwoord op die vraag was... dat ze het eigenlijk prettig vinden. We kwamen op dat punt en zijn toen wat afgedwaald.
1:34 K: Ik geloof dat het veel dieper zit, denkt u niet? Omdat wat er economisch mee gemoeid is... als iemand echt zijn conditionering veranderde... de manier waarop hij leeft... kan hij economisch in een... zeer moeilijke positie geraken.

S: Juist.
2:03 K: En ook gaat het tegen de stroom in. Volkomen tegen de stroom in.
2:11 B: Bedoelt u dat het tot... een zekere objectieve onzekerheid kan voeren?
2:15 K: Objectieve onzekerheid.
2:17 B: Het is geen kwestie van verbeelding.
2:18 K: Nee. Echte onzekerheid.
2:21 B: Omdat veel dingen die wij gisteren bespraken... gingen over bepaalde illusies van zekerheid of onzekerheid. Daarbij bestaat een echt werkelijke...
2:28 K: ...werkelijke onzekerheid.

B: ...onzekerheid.
2:32 K: Betekent het ook niet dat je alléén moet komen te staan?
2:40 S: Absoluut... zou je komen in een nieuwe... Je zou in een totaal andere... situatie komen, omdat je niet...
2:49 K: Omdat je volkomen... - niet geïsoleerd - buiten de stroom staat. Dat betekent dat je alleen komt te staan... psychologisch "alleen". En het is de vraag of een mens dat aan kan.
3:11 S: Anderzijds ben je allemaal samen.
3:14 K: Dat is de kuddegeest, die alle totalitaire mensen gebruiken. En ook praat iedereen over... samen zijn met anderen, wees niet alleen.
3:27 S: Wees zoals de anderen zijn, mèt hen zijn. Dat is in zekere zin allemaal gebaseerd op wedijver... Ik ben beter dan jij...
3:36 K: Natuurlijk. Al de Olympiaden zijn dat.
3:39 B: Het is toch niet duidelijk omdat... in zekere zin horen we samen te zijn... maar niet in die zin...

K: Natuurlijk.
3:46 B: ...maar het lijkt wel of... de samenleving ons een vals gevoel van saamhorigheid geeft. Die in feite verdeeldheid is.
3:53 K: Ja, dat is juist.
3:54 B: Maar het wordt voor samen-zijn gehouden. Het geeft je dat gevoel, voor een ogenblijk.
4:00 K: Bedoelt u dan dat één van de belangrijkste redenen... waarom mensen niet wensen... zichzelf radikaal te veranderen is... dat ze echt bang zijn... niet bij een groep te horen... bij de kudde, bij iets bepaalds... wat betekent dat ze volkomen alleen zullen staan? Ik denk dat je slechts vanuit dat alleenzijn kunt samenwerken... niet andersom.
4:33 S: Proefondervindelijk willen mensen niet graag... anders dan de anderen zijn, dat weten we.
4:44 K: U zult op televisie wel gezien hebben... over chinese jongens die aan het oefenen zijn. De russische - en al die oosterse mensen... die allemaal steeds aan het oefenen zijn en nooit alleen zijn.
5:01 S: Juist.

B: Ja.
5:04 K: Ik sprak eens met een F.B.I. man. Hij kwam me opzoeken en vroeg... "Hoe komt het toch dat u altijd alleen wandelt? Waarom bent u zo vaak alleen? Ik zie u steeds alleen over de heuvels wandelen. Waarom?" Begrijpt U? Hij vond dat erg zorgwekkend.
5:30 B: Anthropologen zeggen dat... bij primitieve volken... het gevoel van bij de stam te horen... zelfs nog sterker is. Anders voelen ze zich totaal verloren. Hun hele psychologische structuur... hangt af van het bij de stam horen.
5:45 K: Ik denk dat dat een van de redenen is waarom... We willen niet... We zijn bang. Je klampt je liever vast aan de narigheid die je reeds kent... dan dat je in een andere soort narigheid terechtkomt, die je niet kent.
6:02 S: Zo is het. Maar er is een heel actie-reactie patroon. Als je met anderen bent...

K: ...ben je veilig.
6:13 S: ...ben je veilig. Het gaat zelfs verder. Het is alsof je zou kunnen zeggen dat het met anderen zijn... het startschot is om verder altijd te leven als... "Je bent dit". Ik vergelijk me met jou en ontstaat er... "Ik ben samen met jou" als een soort nagedachte. Begrijpt u wat ik bedoel? Het is een deel van de cirkel.
6:41 B: Zelfs zonder het vergelijken... denk ik dat er iets nog diepers bestaat. In de zin dat mensen dit... samenzijn aanvoelen. Dit gevoel van... bij de groep behoren. Zonder te vergelijken... voelen ze dat het veilig is. Ze willen dat er voor je gezorgd wordt... zoals je moeder voor je zorgt. Een soort zorgzame ondersteuning. Dat alles in grond goed zal zijn, omdat de groep groot en wijs is. Het weet wat ze moet doen. Ik geloof dat er in de diepte een dergelijk gevoel is. De kerk kan je dat gevoel geven.
7:16 K: Ja. Hebt u die dierenfilms gezien? Je ziet ze steeds in kudden.
7:25 S: Behalve de bergleeuw. Heeft u ooit iets over de leeuw gelezen? Er zijn enkele studies hierover... van Shaller, waarin hij aantoont... dat bij groepen van leeuwen... er altijd een is die alleen zijn weg gaat.
7:40 K: Ja...

S: Heeft u erover gelezen?
7:42 K: Ik heb erover gehoord.

B: In elk geval zijn katten niet...
7:46 K: Het gevoel van alleen-zijn is meer... Het heeft heel wat in zich. Het is niet geïsoleerd zijn.
7:58 S: Juist.
8:00 B: Maar mensen zoeken... dat gevoel dat je van de hele groep... enig ondersteuning krijgt.

K: Natuurlijk.
8:09 B: Heeft u het misschien over een "alleenzijn"... waarin een bepaalde zekerheid schuilt? Mensen zoeken een of andere zekerheid in de groep. Het lijkt mij dat dat feitelijk in alleenzijn kan ontstaan.
8:24 K: Ja, dat is juist. In alleenzijn kan je volkomen veilig zijn.
8:28 B: Zouden we daarover kunnen praten? Want er lijkt een illusie in te zijn. De mensen vinden dat ze een gevoel... van zekerheid nodig hebben.

K: Zeker.
8:38 B: En ze zoeken dat in de groep... die voor hen iets universeels voorstelt.
8:44 K: De groep is het universele niet.
8:46 B: Hij is het niet, maar we denken het wél.
8:48 K: Natuurlijk.
8:49 B: Voor een jong kind is de stam de hele wereld.
8:52 K: Als een mens de manier waarop hij leeft... grondig verandert komt hij alleen te staan, hij is alleen. Dat alleenzijn is niet geïsoleerd zijn... en daarom is het een vorm van hoogste intelligentie.
9:16 B: Ja, maar kunt u nog even ingaan op... het niet-geïsoleerd zijn. Want als u het heeft over alleenzijn... er het gevoel is dat ik hier totaal apart sta, niet?
9:25 K: Het is niet apart.

B: Dat is misschien...
9:28 S: Wat denkt u dat het is wat een mens ervaart? Een deel ervan is dat mensen schijnen samen te klitten... Ze moeten met elkaar zijn, ze moeten net als de anderen zijn. Wat kan daarin verandering brengen? Dat is één vraag. Wat zal iedereen daarvan veranderen? Ten tweede, waarom zou een ieder daarvan veranderen? Ten derde, wat zal zo'n persoon... ervaren wanneer hij alleen staat? Ze voelen zich geïsoleerd.
10:04 K: Ik dacht dat we daar... vrij diep op ingegaan waren. Als je je bewust bent van... de vreselijke toestand waarin de wereld... en jezelf verkeert, de wanorde, de verwarring, de ellende... en wat al niet meer. En men dan zegt dat... dat totaal moet veranderen.. radicaal moet veranderen, dan ben je al begonnen... je van dat alles af te wenden.
10:35 S: Goed. Maar nu voelt hij zich samen, met elkaar.
10:44 K: Samen zijn, wat betekent dat eigenlijk?
10:47 S: Ik bedoel, in deze groep zitten.

K: Ja, wat betekent dat eigenlijk?
10:51 S: Met elkaar zijn is verschillend van dit moeten...
10:54 K: Nee. Jezelf met de groep vereenzelvigen, met en bij de groep blijven... Wat betekent dat? Wat houdt dat in?
11:03 S: Dat is zo, wat houdt dat in? Ik denk... dat een van de dingen die erbij betrokken zijn... is wat ik eerder zei. Het zet op tot vergelijken.
11:11 K: Nee, apart van al dat oppervlakkige... Wat houdt het in? De groep ben ík. Ík ben de groep.
11:21 Het is zoiets alsof ik met mijzelf samenwerk.
11:27 B: Misschien zou je met Descartes... kunnen zeggen, "Ik denk, dus ik ben." Het feit dat "ik denk" houdt in dat "ik er ben". "Ik hoor bij een groep, dus ben ik." Je zou kunnen zeggen... als ik niet bij een groep hoor, waar ben ik dan?
11:38 K: Ja.

B: Met andere woorden... dan besta ik in het geheel niet. Dat is feitelijk de situatie... in de primitieve stam, althans voor de meeste leden ervan. Dat gaat heel ver... want ik voel dat mijn eigenlijke bestaan... mijn wezen psychologisch afhangt... van het horen bij de groep. De groep heeft mij gemaakt. Alles om me heen is van de groep afkomstig. Zonder de groep ben ik niets.
12:08 K: Ja, heel goed. In feite ben ik de groep.
12:10 S: Juist.
12:11 B: Daarom krijg ik, als ik buiten de groep sta... het gevoel dat alles ineenstort. Dat lijkt me verdergaand dan de vraag van vergelijking. Wie is de baas, wie is een hoge Piet of...
12:24 S: Ja.

B: Dat komt op de tweede plaats.
12:27 S: Behalve dat ik het eigenlijk niet... over belangrijkheid had... had ik het over de werking zelf. Waar ik grip op probeer te krijgen is... een of ander moment naar moment ervaring... door uit te maken van een groep, die vast bepaald is.
12:41 B: Zou ik kunnen zeggen dat... een belangrijker feit wat plaatsvindt is wanneer... zo'n persoon buiten de groep valt, hij zich dan verdwaald voelt. Al die materie lijkt dan onbelangrijk... omdat hij niet weet waar hij is.
12:52 S: Ja, hij kan zich niet oriënteren.
12:56 B: Naar het leven of iets anders.

S: Juist
13:01 B: Daardoor is de grootste straf... die de groep kan geven is hem verbannen.
13:07 K: Ja, dat doen ze dan ook.

S: O, ja.
13:09 K: Kijk maar naar Rusland... dissidenten worden verbannen.

S: Ja, ja.
13:15 K: Solzhenitsyn en Sakharov en al die mensen... zijn tegen de groep.
13:20 S: Ja, ja.
13:22 B: Verbanning berooft iemand om zo te zeggen van z'n eigen wezen. Het is bijna hetzelfde als hem doden.
13:27 K: Natuurlijk. Ik denk dat daar de angst van alleenzijn bestaat, waar... "alleen" wordt vertaald als, "geïsoleerd van alles zijn".
13:43 B: Zouden we kunnen zeggen, van het zogenaamde universele?
13:46 K: Ja, van het universele.
13:49 B: Het lijkt me dat u wijst op, dat als je echt alleen bent... wezenlijk alléén, je niet van het universele geïsoleerd bent.
13:54 K: Beslist niet. Integendeel.

S: Dat is wat hij zegt.
13:58 B: Dat is wat hij zegt, maar ik bedoel... dat we ons eerst vrij moeten maken van dit zogenaamde universele.
14:03 S: Deze ongerechtvaardigde identificatie...

B: Met de groep...
14:05 S: ...met de groep.
14:07 B: Van de identificatie met de groep alsof die het universele is. Alsof zij de universele drager is... van mijn wezen.
14:15 S: Maar er is nog meer. Er wordt gezegd dat... wanneer die gelokaliseerde identificatie... met de groep, dat "ik"... die zogenaamde zekerheid los gelaten wordt, je dan openstaat voor... het deelhebben in...

B: ...iets.
14:35 K: Nee, er is geen kwestie van deelhebben... je bènt het universele.
14:38 S: Je bent dat.
14:40 B: Ik herinner me, dat ik als kind... ik in een stad was... en het gevoel had, dat het het hele universum was. Ik hoorde toen over een andere stad en dat leek... bijna voorbij het universum te zijn... en moest wel de uiterste grens van alle werkelijkheid te zijn. Waardoor de gedachte om daar voorbij te gaan... niet bij me opgekomen is. En ik denk dat zo de groep wordt gezien. Denkbeeldig weten we dat het niet zo is... maar gevoelsmatig is het... net als van dat kleine kind.
15:09 K: Is het dan zo, dat mensen... hun eigen narigheid en verwarring... vasthouden of ervan houden... omdat ze niets anders kennen?
15:30 De stad is veiliger dan het onbekende.
15:33 S: Ja. Het bekende.
15:39 K: Alleen zijn houdt in... dat je uit de stroom stapt, nietwaar?
15:48 S: Uit de stroom van het bekende.
15:50 K: Uit de stroom van... die vreselijke verwarring, chaos, leed... wanhoop, hoop en zo... Uit dat alles stappen.
16:00 wanhoop, hoop en zo... Uit dat alles stappen.
16:04 En als je nog verder hierop wilt ingaan... alleen zijn betekent ook dat je... in geen enkel opzicht de last van traditie met je meevoert.
16:21 B: Traditie als vertegenwoordiger van de groep.
16:23 K: Traditie ook als kennis.
16:26 B: Kennis, maar die komt in hoofdzaak van de groep. Is vooral collectief.

K: Collectief.
16:31 B: Zij wordt door iedereen vergaard.
16:37 K: Alleen zijn duidt dus op totale vrijheid. En wanneer er die grote vrijheid is, is er gelijk het universele.
16:51 B: Kunnen we dat verder bespreken, want voor iemand... die het niet ziet, is het niet zo vanzelfsprekend.
17:00 S: Ik geloof dat David hier gelijk heeft. Voor iemand, voor de meeste mensen, denk ik... en ik heb laatst de proef genomen... komt het idee, of zelfs... het diepe gevoel dat je zelf het universele bent... dat je niets hoeft te doen, dat lijkt zo...
17:25 K: Dat is heel gevaarlijk wat u daar zegt! Dat is het meest gevaarlijke om te zeggen. Hoe kunt u zeggen dat u het heelal bent... terwijl u in totale verwarring verkeert? Als je je ongelukkig, miserabel... angstig, jaloers, afgunstig enz. voelt, hoe kun je dan zeggen... dat je het heelal bent? Heelal impliceert totale orde.
17:56 B: Ja, het Griekse woord kosmos betekent orde.
17:58 K: Natuurlijk, orde.

B: En chaos stond er tegenover.
18:01 K: Ja.

S: Maar ik...
18:03 K: Nee, luister. Universum, kosmos betekent orde.
18:08 S: Juist.

B: En chaos, daar verkeren we in.
18:11 K: En chaos is de toestand waarin wij leven.
18:14 Hoe kan ik dan denken dat er universele orde is in mij? Dat is de oude list... van het denken dat zegt... "Daar is chaos, maar in mijn binnenste... is er volmaakte orde". Dat is toch een illusie! Dat is een voorstelling die het denken erop nahoudt... en die mij een zekere hoop geeft... maar het is een illusie, het heeft geen realiteit. Wat echte realiteit heeft, is mijn verwarring.
18:54 S: Inderdaad.
18:56 K: Mijn chaos. En ik kan wel een kosmos verzinnen, projecteren.
19:04 S: Ja.
19:06 K: Maar dat is ook denkbeeldig. Ik moet dus beginnen met het feit van wat ik ben.
19:14 Het feit dat ik in een chaos zit.
19:19 S: Ik hoor bij een groep.

K: Chaos is die groep.
19:23 S: Juist.
19:24 K: Ze hebben politieke - religieuse leiders, begrijpt u? Het geheel is in chaos. Me daarvan afwenden, naar de kosmos toe... die volmaakte orde is, betekent... niet dat ik alleen ben. Er bestaat een totale orde... die niet geassocieerd is met chaos. Dat is het alleen-zijn.
19:52 B: Kunnen we daar verder over praten? Veronderstel dat verschillende mensen dat doen. Die zich wenden naar de kosmos... in die orde. Weg uit de chaos van de samenleving.
20:02 K: Ja.

B: Zijn ze nu allemaal alleen?
20:05 K: Nee, natuurlijk.

B: We willen daar duidelijkheid in.
20:10 K: Ze voelen zich niet alleen. Er is alleen orde.
20:15 B: Zijn ze daar dan andere mensen?
20:18 K: Laten we even aannemen, nee, niet aannemen. Wij met z'n drieën zijn "in kosmos", Er is alleen kosmos. Niet u Dr. Bohm, Dr. Shainberg en ik.
20:33 B: Daarom zijn we steeds alleen.

K: Orde betekent alléén!
20:37 B: Ik heb dat woord "alleen" in een woordenboek opgezocht... feitelijk betekent het "alles één".

K: Alles één, ja.
20:44 B: Met andere woorden, er is geen verdeeldheid.
20:46 K: Daarom bestaan wij niet uit drie, en dat is prachtig.
20:54 S: Maar daar heeft u een sprong genomen. We zitten in chaos en verwarring.
21:00 K: Zoals we zeiden, je afwenden van de chaos... waar de meeste mensen bang voor zijn... betekent volkomen orde te hebben. Alleen, zoals Dr. B. naar voren bracht, is "al één". Dan is er geen verbrokkeling... dan is er kosmos.
21:19 S: Maar de meeste mensen zitten in verwarring en chaos. Dat is 't enige wat ze kennen.
21:25 K: Ga er dan vandaan. Hoe kom je daar weg van? Dat is de hele vraag.
21:30 S: Dát is de vraag. Hier zitten we in chaos en verwarring... we zitten niet dáár.
21:36 K: Nee, omdat u daar wel bang voor zou kunnen zijn.
21:39 S: Er wel bang voor zou kunnen zijn.
21:41 K: Bang voor het idee van alleen zijn.
21:44 S: Hoe kun je bang zijn voor een idee?
21:45 B: Dat kan best.
21:47 K: Bent u niet bang voor morgen? Dat is toch immers een idee.
21:50 S: Goed, dat is een idee.
21:52 K: Ze zijn bang voor het idee dat ze geprojecteerd hebben... bijvoorbeeld, "Mijn god ik ben alleen"... dat wil zeggen dat ik niemand heb op wie ik steunen kan.
22:04 S: Goed, maar dat is een idee.
22:06 B: Laten we langzaam verder gaan.
22:08 S: Ja, dat is erg belangrijk.
22:10 B: We hebben gezien dat het tot op zekere hoogte echt zo is. Je wordt niet gesteund door de samenleving. Je staat in zekere mate bloot aan echt gevaar... omdat je je afgewend hebt van de spinsels van de samenleving.
22:22 K: Ja. Wanneer je een protestant bent... in een katholiek land, dan wordt het erg moeilijk.
22:29 S: Ik denk dat we hier vastgelopen zijn. Omdat als we in verwarring, in chaos verkeren...
22:37 K: Niet "als", het ís gewoon zo.
22:40 S: Het ís zo, goed. Ik ben het met u eens. We verkeren in chaos en verwarring. Dat is wat we hebben. Wanneer je een voorstelling hebt van alleen zijn... terwijl je in chaos en verwarringing zit... dan is dat alleen maar een ander idee, een andere gedachte... een ander brokje chaos.

K: Ja, dat is alles.
22:57 S: Is dat zo?

K: Dat is zo.
22:58 S: Goed, alles wat we nu hebben is chaos en verwarring.
23:02 B: Wacht. Let op het taal gebruik. Wanneer je het woord "alles" gebruikt het dingen inhoudt.
23:08 S: Heel goed.
23:10 B: Gisteren zeiden we dat de taal... vrijerlijker gebruikt moet worden. Iets poëtischer misschien. Wanneer je het woord "alles" gebruikt, moet je het gadeslaan.
23:21 S: Goed. Maar we hebben deze chaos.

B: We hebben chaos.
23:25 S: Daar verkeren we in. Mijn idee erover is... dat de meeste mensen, als het ware onbewust... onwillig, geen geloof hebben... niets afweten van dit woord "alleen".
23:48 K: Daarover hebben we het niet.
23:51 S: Goed, we hebben het daarover niet.
23:53 S: Alles wat we op dit ogenblik hebben is chaos.
23:56 B: Laat het woord "alles" achterwege.
23:58 S: Juist. We hebben chaos.
24:03 K: Chaos. In een chaotische toestand verkerend... en je ervan af te wenden... hebben ze het gevoel dat ze alleen zullen zijn.
24:16 S: Juist.

B: In de zin van "geïsoleerd zijn".
24:18 K: Geïsoleerd.
24:21 S: Daar wou ik heen.

K: Ze zullen zich eenzaam voelen.
24:24 S: Dat is zo.
24:26 K: geïsoleerd. Daar zijn we bang voor.
24:29 S: Niet gewoon bang, doodsbang.
24:31 K: Daarom zeggen we, "Ik blijf liever in... mijn eigen kleine wereldje dan dat ik geïsoleerd raak."
24:41 S: Zo is dat.
24:42 En dat zou één van de redenen kunnen zijn... waarom mensen niet radikaal veranderen.
24:47 S: Dat is zo.
24:48 B: Net als bij de primitieve stammen waar... verbanning de ergste straf is.
24:53 S: Je hoeft het niet zo ver te zoeken. Iedere dag spreek ik mensen... en vaak hoor ik ze zeggen... "Zaterdagavond, kon ik het alleenzijn niet uithouden... en heb ik wel 50 mensen opgebeld om gezelschap te vinden".
25:05 "Ik moet bij het groepje behoren".
25:08 B: Dat heeft er veel van weg. Ik denk dat een meer... eenvoudige en zuivere vorm ervan is... waar mensen het gewoon eerlijk toegeven en weten dat dat het geval is.
25:14 S: Ja.
25:15 K: Dat zou één van de redenen kunnen zijn... waarom mensen niet veranderen. Een andere is dat we zo zwaar geconditioneerd zijn... tot het accepteren van de dingen zoals ze zijn. We denken niet eens... "Waarom zou ik op die manier leven?"
25:41 S: Dat is zeker waar. We zijn absoluut geconditioneerd om te geloven... dat dit alles is wat er is.
25:48 B: Dat is belangrijk. De verklaring dat... "Wij zijn geconditioneerd te geloven... dat dit alles is wat mogelijk is". Dat woord "alles" is één van de valkuilen die ons in de greep heeft.
25:55 S: Misschien is dat de eigenlijke reden.
25:56 B: Als je zegt, "Dit is alles wat mogelijk is"... wat kan je dan doen?
26:00 K: Niets. Niets.
26:01 B: Deze manier van taalgebruik kan ons vastketenen. Deze manier van taalgebruik kan ons vastketenen.
26:06 K: Zeker.

B: Je moet op dat woord letten.
26:08 S: Het is de conditionering.

B: Maar het woord "alles"...
26:11 K: Dat is waarop hij wijst.

B: Het woord "alles'...
26:15 K: Wanneer je zegt, "Dit is alles wat ik weet"... dan ben je al gestopt.
26:19 S: Ja.
26:19 B: Want wat doet het woord "alles"? Het sluit alles af. Het zegt, dit is "alles" wat er werkelijk is. Het moet de werkelijkheid bevatten.
26:28 Het verandert een idee in werkelijkheid, ogenschijnlijk. Het geeft een gevoel van werkelijkheid aan een idee. Omdat als je zegt, dat is alles wat er is... dan moet dat wel waar zijn. Ziet u?
26:38 S: Ja, dat is een erg belangrijk punt. Dat is net als.. de punten die we bespraken over... de werking van het denken, dat wanneer een gedachte voltooid is... de gedachte werkelijkheid wordt. Dus, alweer is de taal zelf de conditionering.
26:57 K: We kunnen dus zeggen, dat... mensen zich niet radicaal omvormen... omdat ze bang zijn geïsoleerd te worden van de groep. Verbannen te worden van de groep. Dat is één reden. En ook dat we per traditie zo geconditioneerd worden... dat we liever de dingen accepteren... zoals ze zijn. Onze ellende, onze chaos... en al dat andere, en niet zeggen... "In godsnaam, laat me dit veranderen".
27:30 S: Juist.
27:33 B: We moeten van deze overtuiging af... dat de dingen zijn zoals ze zijn.
27:37 K: Ja, dat is zo. De godsdiensten hebben dit opgelost... door te zeggen dat er een andere wereld is. Richt je daarnaar. Dit is een vergankelijke wereld, niet zo belangrijk. Leef zo goed als je kunt met je verdriet... maar leg je verdriet in de handen van Jezus of Christus of iemand anders. En je zult totaal gelukkig zijn in de volgende wereld.
28:06 S: Juist.
28:08 K: De communisten zeggen dat er geen hiernamaals bestaat... en je het beste ervan moet maken in deze wereld.
28:13 B: Ze zullen eerder zeggen dat... later alles beter wordt, in déze wereld.
28:17 K: Ja. Offer je kinderen en alles... aan de toekomst op, dat komt op hetzelfde neer.
28:26 B: Het lijkt een soort schijnbare verandering... van hetzelfde te zijn. We zeggen deze samenleving zoals die is... te willen opgeven, maar verzinnen iets vergelijkbaars...
28:39 K: Precies.

B: ...om naar te leven.
28:43 S: Dat kan moeilijk anders... als wij het bedenken.
28:47 B: Maar het schijnt iets belangrijks te zijn. Het is een fijnzinnige manier... om alleen-zijn te vermijden.
28:55 K: Volkomen juist.
28:56 S: Bedoelt u dat we verder gaan, maar met dezelfde oude ideeën?
29:00 B: Ja. Om het paradijs te maken, of de toekomst.
29:03 K: Wat zal dan de mens ertoe brengen radikaal te veranderen?
29:11 S: Ik weet het niet. Ziet u... zelfs het idee dat u hier suggereert... daarvan zegt men, "Het kan niet anders"... of "Het is allemaal hetzelfde". Dat behoort bij het systeem zelf.
29:24 K: Mee eens. Nu wacht. Mag ik u iets vragen? Waarom verandert u niet? Wat weerhoudt u daarvan?
29:37 S: Ik zou zeggen... Dat is een moeilijke vraag. Ik veronderstel dat het antwoord zou zijn dat... Ik niet weet hoe hem te beantwoorden.
30:01 K: Omdat u uzelf die vraag nooit gesteld hebt. Is het niet?
30:07 S: Niet zo op de man af.
30:11 K: We stellen essentiële vragen.
30:15 S: Ik weet echt het antwoord niet op die vraag.
30:21 K: Ga dan verder. Komt het doordat onze structuur... onze hele samenleving, alle godsdiensten... en culturen gebaseerd zijn op het denken? Dat denken zegt, "Ik kan dat niet. lets of iemand buiten mij... zal me moeten veranderen."
30:46 Het doet er niet toe of dat iets buiten mij... het milieu of de leider is. Hitler of Stalin en Mao, iemand anders of god. God is je eigen projectie van jezelf, dat is duidelijk. En je gelooft in god of in Mao. Je gelooft, maar je blijft dezelfde.
31:12 S: Dat is zo.
31:14 K: Je kunt je vereenzelvigen met de staat en zo meer... maar dat oude "ik" blijft doorwerken. Ziet het denken zijn eigen beperkingen niet... en beseft het dat het zichzelf niet kan veranderen? Het zich realiseren.
31:42 B: Ik denk dat er iets subtieler aan de hand is. Het denken raakt het spoor bijster... en beseft niet... dat het zelf achter dat alles zit.
31:59 K: Dat zeiden we, het denken heeft al die chaos geproduceerd.
32:02 B: Maar het denken doorziet dit niet echt. Abstract gezien. Tot in de kern.
32:08 S: Maar dat alles dat het denken... Wat het denken in feite doet is... dat het eraan meewerkt door geleidelijke verandering.
32:16 K: Dat allemaal is door het denken verzonnen.
32:18 S: Ja. Daar ligt de val.
32:21 K: Nee, luister.

S: Graag.
32:24 K: Het denken heeft deze wereld opgebouwd. In technologisch zowel als in psychologisch opzicht. De technologische wereld is in orde... daar praten we niet over. Dat heeft geen zin Maar psychologisch is het zo, dat het denken... die hele wereld binnen mezelf en om mij heen opgebouwd heeft. De kerken, de maatschappij, enz. Beseft het denken dat het deze warboel, deze chaos heeft veroorzaakt?
33:03 B: Ik zou zeggen dat het dat niet doet. Het is geneigd de chaos te zien... als iets dat op zichzelf staat.

K: Maar het heeft het voortgebracht.
33:10 B: Dat is zo, maar het is moeilijk voor het denken dat in te zien. We bespraken dat... gisteren nog.
33:16 K: Ja. We komen erop terug.
33:18 B: De vraag hoe het denken een werkelijksheidgevoel van maakt. We zeiden dat technologie iets is... dat door het denken gemaakt is. Maar het wordt een onafhankelijke werkelijkheid... wanneer het er eenmaal is.
33:31 K: Net als de tafel, net als die camera's.
33:34 B: Ja. Je kan zeggen dat het denken ook een realiteit schept... die het onafhankelijk noemt, terwijl dat niet zo is. Een goed voorbeeld hiervan is het bedrijf.
33:48 Mensen werken voor het bedrijf. Het maakt winst of verlies... Ze staken tegen het bedrijf, enz. Maar feitelijk kun je vragen, waar is het bedrijf? Het zit niet in de gebouwen, omdat...

K: Ze zijn een deel ervan.
34:01 B: Als al de mensen verdwenen zijn, stellen de gebouwen niets voor. En wanneer al de gebouwen verbrand zijn... kan het bedrijf nog steeds kunnen bestaan... zolang de mensen denken dat het bestaat.
34:10 S: Ja. En het betaalt belasting. Het bedrijf betaalt belasting, niet het individu.
34:14 K: Beseft het denken, is het gewaar... dat het deze chaos geschapen heeft?
34:23 S: Nee.
34:25 K: Waarom niet? Maar u, beseft u het?
34:35 S: Ik besef dat...

K: Niet "u" - maar beseft het denken? Ziet u hoe u...? Ik stelde een andere vraag. Is het denken, dat bent u... die aan het denken is, beseft uw denken... de chaos dat het geschapen heeft?
34:57 B: Het denken neigt die chaos aan iets anders toe te schrijven... aan iets uiterlijks of iets innerlijks, het "ik". Ten hoogste zou ik zeggen dat ik het gedaan heb. Maar het denken stelt hierop... dat ik degene ben, die aan het denken is. Ziet u waar ik heen wil?

K: Ja.
35:16 B: Dat er iets is, dat aan het denken is. Ik wilde zeggen dat het is alsof het bedrijfsdenken... een soort bedrijf verzint... dat verondersteld wordt verantwoordelijk te zijn voor het denken. We kunnen dat noemen, "Het denkende vennootschap"
35:28 K: "Het denkende vennootschap" Zeker, zeker.
35:30 B: Het bedrijf wordt verondersteld aan het denken te zijn.
35:35 S: Ja, ja.
35:36 B: We geven toe aan de gedachte... dat het bedrijf een "ik" heeft.
35:41 S: Dat is een goede manier om naar te kijken.
35:44 K: Het denken heeft dat "ik" geschapen.
35:46 S: Het creëert een instituut.

B: Maar het heeft ook beweerd... dat het "ik" niet het denken is, maar... een van het denken onafhankelijke werkelijkheid.
35:52 K: Natuurlijk.
35:53 B: Het denken beschouwt het bedrijf alsof... het bestaat. Zoals de gebouwen... of de tafel er staat. Het denkt dat het er echt is, het is niet alleen maar... Ik denk dat in de vraag over werkelijkheid... er zekere werkelijkheden zijn, die onafhankelijk van het denken zijn. Maar er zijn zekere dingen die verschijnen. Zoals wanneer je boven een klif staat... en naar de oceaan kijkt en het lichtspel ziet. Die geen onafhankelijke werkelijkheid is... maar afhangt van de hemel, de zee en mij. Allemaal in onderling verband.
36:26 Het is belangrijk er duidelijk over te zijn... of het een werkelijkheid is... die onstaat door dit hele gebeuren... waar het afhankelijk van is... of dat het zichzelf onafhankelijk voortbrengt. Het denken beschouwt het "ik" als een onafhankelijke werkelijkheid.
36:44 K: Natuurlijk.
36:45 B: Het denken beweert dat het uit het "ik" voortkomt... en voelt zich daarom niet verantwoordelijk voor wat het doet.
36:53 K: In mijn ogen heeft het denken het "ik" geschapen.
36:56 S: Dat is zo.
36:57 K: Daardoor is het "ik" niet te scheiden van het denken. Het is de structuur van het denken. De aard van het denken heeft het "ik" gemaakt. Is het denken, is uw denken... of uw gedachte dit bewust?
37:20 S: Af en toe.

K: Nee, nee.
37:23 S: In vlagen.

K: Nee, niet in vlagen. U ziet die tafel... niet bij vlagen, die staat er steeds.
37:37 S: Ik denk dat wat er gebeurt... is dat je de werking ziet. Ik vraag het me af, het lijkt alsof het denken... Als we hierover eerlijk kunnen zijn... totaal oprecht erover, wat zien we wanneer... wat gebeurt er... wat is feitelijk bij het zien van het denken wat het gecreëerd heeft?
38:01 K: Nee, gisteren stelden wij de vraag en daar zijn we blijven steken... "Ziet het denken zichzelf in beweging?"
38:09 S: Juist.
38:11 K: Die activiteit heeft het "ik" geschapen... de chaos, de verdeeldheid... de conflicten, jaloezie, vrees, angst, enz.
38:20 S: Ja, maar ik vraag nu wat anders. Gisteren kwamen we... op een bepaald punt waar we zeiden, "het denken stopt".
38:29 K: Nee, dat kwam pas veel later. Blijf alstublieft bij één punt.
38:34 S: Goed. Waarop ik wil komen is... wat er feitelijk gebeurt als het denken zichzelf ziet.
38:41 K: Verwacht u van mij dat ik dat zal beschrijven?
38:45 S: Nee, ik wil niet dat u het beschrijft. Ik probeer er op te komen... wat daarbij mijn werkelijke daad is. Wat is bij het denken de daad van "zien"? En wanneer ik dit waarneem... We zijn hier in een taalprobleem verstrikt geraakt. Maar het lijkt wel of het denken ziet en vergeet.
39:03 K: Ik stel een zeer eenvoudige vraag. Maak het niet ingewikkeld. Ziet het denken de chaos die het geschapen heeft? Dat is alles. Met andere woorden... Is het denken zichzelf bewust als een activiteit? Niet, "ik" ben het denken als beweging gewaar. Het "ik" is immers door het denken geschapen.
39:40 B: De relevante vraag daarbij is... Waarom gaat het denken door? Waarom houdt het zichzelf in stand? Want zolang het zichzelf in stand houdt... produceert het iets wat... een onafhankelijke realiteit lijkt, een schijnrealiteit.
39:53 K: Waarom gaat het denken...
39:55 B: Waarom gaat het denken door?
39:59 S: Wat is mijn relatie tot het denken?
40:03 K: U bènt het denken. Er is geen "u" in relatie tot "het denken".
40:09 B: Dat is een manier van spreken. Het zegt, "ik ben de instantie dat het denken produceert".
40:15 Zoals General Motors zegt... "Ik ben het bedrijf dat auto's produceert".
40:21 S: Maar kijk..u heeft gelijk. Hoe kan ik het zeggen... Ik zeg tegen u... "Wat is mijn relatie tot het denken?" U antwoordt, "U bent het denken." In zekere zin is uw antwoord duidelijk. Maar dat komt nog steeds uit mij, ziet u? Het denken blijft zodanig... doorwerken, door te zeggen, "Het is mijn relatie tot het denken".
40:52 B: Daar gaat het om, door te zeggen... "Kan dat denken zelf op dit moment stoppen?" Ziet u?

K: Ja.
40:57 B: Wat houdt dit alles op dit moment in stand? Was de vraag waarin ik wilde doordringen.
41:03 S: Dat is de vraag.
41:04 B: Laten we zeggen dat we enig inzicht hebben... maar toch gebeurt er iets... dat het oude proces op dit moment gaande houdt.
41:13 S: Juist. Het denken blijft doorgaan.
41:18 K: Nee, Dr. B. heeft een heel goede vraag gesteld... waarop wij niet geantwoord hebben. Hij zei, "Waarom werkt het denken?"
41:27 B: Wanneer dat onodig is.

K: Waarom is het steeds in beweging?
41:31 S: Juist.
41:33 K: Wat is beweging? Beweging is tijd. Niet?
41:43 S: Dat gaat me te snel. Beweging is tijd...

K: Natuurlijk.
41:50 S: Beweging is beweging.
41:51 K: Nee. Van hier naar daar.

S: Juist.
41:57 K: Stoffelijk. Van hier naar daar. Fysiek - van hier naar Londen, van hier naar New York. Ook psychologisch van hier naar daar.
42:08 S: Juist.

K: Ik ben dit, ik moet dat worden.
42:13 S: Maar een gedachte hoeft niet noodzakelijk te zijn.
42:20 K: De gedachte is beweging. Wij onderzoeken beweging, wat denken is.
42:29 S: Het denken...
42:31 K: Kijk, als het denken stopt is er geen beweging.
42:36 S: Ja, ik probeer... Dit moet heel duidelijk gemaakt worden.
42:41 B: Ik denk dat er een soort stap is dat zou kunnen helpen...
42:44 S: Wat is dat?
42:46 B: I vraag mezelf af wat het is... dat mij doet doorgaan met denken of praten. Ik neem vaak mensen waar en zie dat ze in de klem zitten... juist omdat ze doorgaan met praten. Als ze zouden ophielden met praten... zou het hele probleem verdwijnen. Het is juist die woordenvloed... die er uit komt alsof... het als het ware in hen een werkelijkheid is... en dan zeggen ze... "Dat is mijn probleem, het is echt zo... en ik moet er meer over nadenken." Er is een soort terugkoppeling. Veronderstel dat ik zeg... "Ik heb een probleem, ik lijd eronder".
43:20 S: Je hebt een "ik gedachte".
43:22 B: Ja, dat geloof ik. Daarom heb ik het gevoel dat ik echt besta. Ik denk aan mijn lijden... maar daar wordt onder begrepen dat "ik" die bestaat... en dat het lijden bestaat, omdat ik werkelijk besta.
43:35 S: Juist.
43:36 B: Dan komt de volgende gedachte, "Aangezien dat waar is... moet ik er nog meer over nadenken.
43:41 Omdat als het ware, dat de handeswijze moet zijn.
43:43 S: Het voedt zichzelf.
43:45 B: En één van dingen waaraan ik moet denken is... "Wat is mijn probleem?" Dat is dat ik lijd. Ik word steeds gedwongen die gedachte te denken waarmee ik mezelf in stand houd. Ziet u waar ik naartoe wil? Er is een terugkoppeling.
44:00 K: Wat erop neerkomt dat, als denken beweging is... wat tijd betekent, dat als er geen beweging is, ik dood ben. Ik ben dood!
44:12 B: Ja, wanneer die beweging stopt, dan... moet het gevoel dat ik besta, wegvallen... het gevoel dat ik besta is de uitkomst van het denken.
44:20 K: Beseft u dat dit iets buitengewoons is?
44:22 S: Natuurlijk is dat zo.
44:23 K: Nee, nee, in feite. In feite, niet in theorie.
44:28 S: Ja, ja.
44:30 K: Je beseft dat denken een beweging is. Nietwaar?
44:34 S: Inderdaad.
44:37 K: Er is geen "ik" dat denken als een beweging beseft... het denken zelf beseft dat het een beweging is. Het is bewegend.
44:46 B: En in die beweging schept het een voorstelling,
44:49 van "mij", dat verondersteld wordt in beweging te zijn.
44:51 K: Ja, ja.

S: Juist.
44:53 K: Wanneer dat bewegen stopt... is er geen "mij". Het "ik" is tijd... het is het product van de tijd - wat het denken is -
45:08 S: Inderdaad.
45:09 Beseft u, terwijl u hiernaar luistert... deze waarheid? Niet de verbale, logische waarheid, de logische stelling... maar de waarheid over zoiets verbazingwekkends? Dan ontstaat er een heel andere actie. De denkbeweging veroorzaakt... verbrokkelde handelingen... tegenstrijdige handelingen. Wanneer het denken als beweging stopt... ontstaat er totale actie, totaalhandelen.
46:14 B: Kan je dan zeggen dat welk technisch denken dan ook geproduceerd wordt, er orde in zit?

K: Natuurlijk.
46:20 B: Het betekent dus niet dat het denken blijvend weggevallen is?
46:25 K: Nee, nee. Nee.
46:28 S: Het kan nog steeds een beweging op zijn juiste plaats zijn. Aan orde behorend. Als de goede en juiste gedachte.

K: Zijn juiste plaats.
46:35 S: En het onstaat uit... Ik bedoel, het brein kan nog steeds... dat veroorzaken. Niet?

B: Ja.
46:41 K: Ben ik, niet "ben ik"... Een mens... is die bang voor dit alles? Beseft hij hiermee onbewust, heel diep, het einde van het ik? Begrijpt u? Dat is werkelijk iets beangstigends. "Mij", mijn kennis, mijn boeken... mijn vrouw, mijn... Volgt u? Dat alles wat het denken veroorzaakt heeft. En u vraagt mij dat alles te vernietigen.
47:23 B: Ja. Kun je ook zeggen dat dat het eind van alles betekent? Want daar zit alles wat ik weet en ken.
47:32 K: Alles. Eigenlijk ben ik bang... een mens is bang voor de dood. Niet de biologische dood.

S: Om nu te sterven.
47:54 K: Aan een eindpunt te komen. Daarom gelooft hij in god... in reïncarnatie en in andere troostrijke dingen. Maar in feite... Wanneer het denken... Wanneer het denken zichzelf ervaart als beweging en inziet dat... die beweging het ik geschapen heeft... de afsplitsingen, de ruzies, het politieke... kortom, de hele structuur van deze chaotische wereld. Het moment waarop het denken dit beseft... de waarheid ervan inziet, stopt het. Daardoor is het in kosmos. Dan onstaat kosmos. U zit hiernaar te luisteren. Hoe komt dat bij u over?
48:57 S: Wilt u dat ik...
48:59 K: Slaat het aan.

S: Komt het over.
49:01 K: Ik bied u iets aan. Hoe ontvangt u het? Dat is heel belangrijk.
49:09 S: Ja. Het denken ziet z'n bewegen...
49:13 K: Nee, nee. Hoe ontvangt u het? De toeschouwers, die hiernaar... luisteren, vragen zich af, "Hoe luister ik hier naar... wat probeert hij me te vertellen?"
49:38 S: Hoe?
49:39 K: Hij zegt, "Ik probeer u niets te vertellen". "Luister maar wat ik zeg en zie er zelf achter te komen... of het denken, als beweging... in die beweging dit allemaal gemaakt heeft... zowel de technologische wereld die nuttig... en nodig is... als deze chaotische wereld.

S: Juist.
50:08 K: Hoe komt het bij u over? Hoe luistert u... of de toeschouwer - iemand die niet hier is - hoe luistert hij hiernaar? Hoe luistert u hiernaar? Wat gebeurt er in u terwijl u luistert?
50:24 S: Paniek.

K: Nee, is dat zo?
50:27 S: Ja, een gevoel van paniek in verband met de dood. Een soort angst voor de dood. Een zeker "zien" gevolgd... door een angst voor die dood.
50:49 K: Dat betekent dat u naar de woorden geluisterd heeft... de woorden hebben de angst opgeroepen.
51:00 S: Juist.
51:02 K: Maar niet de werkelijkheid van het feit.
51:09 S: Dat zou ik niet willen zeggen, dat lijkt me een beetje unfair.
51:13 K: Ik vraag het aan u.
51:14 S: Ze roepen de werkelijkheid van het feit op... en dan ontstaat er bijna... er schijnt een snel proces te ontstaan. Er ontstaat een wekelijkheid van het feit... en er schijnt een stilte te ontstaan... een moment van grote helderheid... dat ruimte geeft aan een soort... gevoel in de maag... waar van alles gebeurt en er onstaat een soort...
51:42 K: Weigering.

S: ...weigering, ja. Er ontstaat een hele beweging.
51:47 K: Beschrijft u daarmee de hele mensheid?
51:50 S: Nee, ik beschrijf mezelf.
51:53 K: U bent toch de mensheid.

B: U bent toch net zo.
51:55 K: U bent de toeschouwer, degene die naar de video kijkt en luistert.
51:58 S: Er is een gevoel van, "Wat zal er morgen gebeuren?"
52:01 K: Nee, nee. Dat is het punt niet.
52:05 S: Ik zeg u, dat is die angst.
52:07 K: Nee. Wanneer het denken zichzelf als beweging beseft... en beseft dat die beweging... al deze chaos waarin we leven veroorzaakt heeft... niet gedeeltelijke, maar volkomen wanorde... als het dat beseft, wat vindt er dan plaats, feitelijk? U bent dan niet bang... er is geen angst. Luister hier aandachtig naar, er is geen angst. Angst is het idee dat voortkomt uit een abstractie. Begrijpt u? U heeft een voorstelling opgebouwd van het eindigen... en u bent bang voor dat eindigen.
53:24 S: U heeft gelijk, u heeft gelijk.
53:29 K: Er is geen angst...

S: Geen angst en dan is er...
53:33 K: Er is geen angst wanneer er iets feitelijks plaatsvindt.
53:39 S: Dat is zo. Als de feitelijkheid plaats vindt, is er stilte.
53:45 K: Een feit gaat niet gepaard met angst.
53:47 B: Maar zodra het denken opkomt...
53:49 K: Dat is zo.

S: Dat is zo. Maar wacht even, ga nog niet verder. Als het denken opkomt...
53:54 K: We hebben nog 3 minuten.

S: Goed. 3 minuten.
53:58 K: Ga verder.
53:59 S: Het feit en de werkelijkheid - geen angst.
54:02 K: Dat is het. Dat is het.
54:05 S: Maar als het denken opkomt...
54:08 K: Nee. Dan is het niet langer een feit. Je kan dan niet bij het feit blijven.
54:27 B: Dat is hetzelfde als zeggen dat je doorgaat met denken.
54:30 K: Doorgaan met bewegen.

B: Ja. Zodra je het denken toelaat, is er geen feit meer... dan is er een verbeelding of een fantasie... wat aangevoeld wordt als werkelijkheid... maar wat het niet is.

S: Juist.
54:45 B: Daardoor ben je niet langer bij het feit.
54:47 S: We zeggen dus...
54:49 K: We hebben hier iets buitengewoons ontdekt... wanneer je oog in oog staat met het feit, dan is er geen angst.
54:56 B: Dus is alle angst een product van het denken?
54:59 K: Inderdaad, ja.
55:01 S: Dat is een mond vol.
55:03 K: Nee. Alle denken is angst, alle denken is leed.
55:08 B: Dat gaat op in twee richtingen... alle angst is denken en al het denken is angst.
55:12 K: Natuurlijk.
55:13 B: Behalve het soort denken dat ontstaat met alléén het feit.
55:16 S: Hier wilde ik toch iets opmerken... als we nog een ogenblik hebben. Ik vind dat we nu net iets... heel belangrijks ontdekt hebben... n.l. dat op het moment van echt zien... de aandacht op zijn hoogste punt is.
55:31 K: Nee. Er gebeurt iets geheel nieuws.

S: Ja.
55:36 K: Iets volkomen nieuws, waar u nooit eerder naar gekeken hebt... of begrepen of ervaren hebt, wat het ook is. Er gebeurt iets totaal anders.
55:52 B: Maar is het niet van belang dat we dit... in ons denken vastleggen, ik bedoel in woorden?
55:58 Zoals we nu bezig zijn te doen, m.a.w. als dat gebeurt... en we nemen er geen nota van, dan kunnen we gemakkelijk terugvallen.
56:04 K: Natuurlijk.

S: Ik snap het niet.
56:06 B: Niet alleen moeten we het zien wanneer het gebeurt... maar we moeten zien wanneer het gebeurt... en we moeten zeggen dat het gebeurt.
56:14 S: Betekent het dat we het ergens weten thuis te brengen?
56:17 K: Nee. Wat hij zegt is zeer eenvoudig. Hij zegt... Heeft dit feit werkelijk plaats? En kun je daarbij blijven... zonder dat het denken in beweging komt, maar alleen bij het feit blijven? Het is alsof je zegt, "blijf helemaal bij je leed... verwijder je er niet van"... zeg niet, "dat hoort, dat hoort niet, hoe kom ik er af?"... zelfmedelijden en al wat niet meer, gewoon geheel erbij te blijven... bij dat feit. Dan beschik je over een heel bijzondere soort energie.
57:15 S: Juist.
57:20 K: Kunt u dat? Het is tijd.