Krishnamurti Subtitles home


BR76CTM5 - Je denkbeeld over jezelf belet de relatie met anderen
5de Gesprek met Dr Bohm en Dr Shainberg
Brockwood Park, Engeland
19 mei 1976



0:11 K: Zoals u weet, spreken we over... de noodzaak... voor de mens om te veranderen... en onderzocht waarom hij niet verandert... waarom hij die ondraaglijke toestand... van de menselijke psyche aanvaardt. Ik dacht dat we deze kwestie... vanuit een andere hoek moeten benaderen. Wie heeft het onbewuste uitgevonden?
0:50 S: Wie dat uitgevonden heeft? Ik geloof dat... Er is een verschil tussen wat we het onbewuste noemen... en wat het onbewuste is. Het woord is niet de zaak.
1:07 K: Ja, het woord is niet het ding Wie heeft het bedacht?
1:12 S: Ik denk de geschiedenis... van het denken over het onbewuste... dat is een lang en ingewikkeld proces. Ik denk dat het begon...
1:26 K: Mag ik vragen, heeft u een onbewuste?
1:30 S: Heb ik dat? Opnieuw, we hebben hier een taalprobleem.
1:33 K: Nee

S: Heb ik een onbewustzijn?
1:37 K: Heeft u besef van uw onbewuste? Weet u of u een onbewuste heeft... dat anders werkt, dat tracht u bepaalde wenken te geven... dat alles, ben je je bewust van dit alles?
1:51 S: Ja, ik neem een aspect van mijzelf waar. Ik kijk daar op een andere manier naar... ik kijk ernaar als een aspekt van mijzelf... je neemt het niet volledig waar. Dat is wat ik het onbewuste noem. Het waarnemen van ervaringen... van gebeurtenissen op een onvolledige manier. Dat is wat ik het onbewuste noem. Het maakt gebruik van symbolen en verschillende gevoelens... en begrippen. Als in een droom, waarin ik... jaloezie aan het ontdekken ben. In de droom...
2:35 K: Ja, ja.

S: ...die ik me niet bewust was.
2:38 K: Dr.Bohm, hecht u ook belang... aan een gevoel, dat er zoiets bestaat?
2:47 B: Ik weet niet wat u daarmee bedoelt. Ik denk... dat er verschijnselen zijn, dat er dingen gebeuren... waarvan we het ontstaan niet beseffen. We reageren... en gebruiken gangbare woorden.

S: We hebben dromen.
3:03 B: Ja we hebben dromen, ik veronderstel...
3:05 K: Ik zet daar vraagtekens bij, want ik ben er niet zeker van...
3:09 S: U twijfelt er toch niet aan dat we dromen hebben?
3:11 K: Nee, maar ik wil het onderzoeken, of de deskundigen vragen... of er zoiets bestaat... als het onbewuste. Want ik geloof niet... dat dit in mijn leven een belangrijke rol heeft gespeeld.
3:30 S: Het hangt ervan af wat u met het onbewuste bedoelt.
3:33 K: Ik zal uitleggen. wat ik bedoel. Iets verborgens, iets onvolledigs... iets waar ik achteraan moet... bewust of onbewust... dat ik moet ontdekken, opgraven... het onderzoeken en het blootleggen.
3:46 S: Ja.
3:47 K: Om de beweegredenen en verborgen bedoelingen te zien.
3:53 S: Ja
3:54 B: Laten we dit helder maken. Er zijn sommige dingen die mensen doen... waar je kunt zien, dat ze zich niet bewust zijn van wat ze doen... maar dingen vanuit de aard van het denken.
4:04 K: Ik kan u niet helemaal volgen.
4:05 B: Bijvoorbeeld de Freudiaanse verspreking. Dat iemand zich verspreekt en daarbij... zijn eigenlijke bedoeling toont.
4:15 K: Ja, ja, maar dat bedoelde ik eigenlijk niet.
4:18 S: Dat zou een onbewuste... Dat is wat de meeste mensen als het onbewuste zien. Ik denk dat we hier met twee problemen te maken hebben... als ik het zo mag stellen. Er zijn een aantal mensen... die in het verleden over het onbewuste nadachten. Mensen die denken... dat er dingen zijn, zoals het onbewuste... en dat er dingen in het onbewuste zijn... die naar boven gehaald moeten worden. En ik denk... dat er tegenwoordig een grote groep mensen is... die over het onbewuste denken als gebieden van gedrag... van reacties, van ervaringen, waarvan de samenhang... niet duidelijk is. Wij hebben geen totaal besef... over alles wat er gaande is. Zoals je overdags bijvoorbeeld... een ervaring hebt van stress... - u zou zeggen wanorde - die je... niet beëindigd hebt, en die je 's nachts... weer op een andere manier verwerkt.
5:19 K: Opnieuw verwerken.
5:20 S: Dat zou de werking van het onbewuste kunnen zijn. Dan krijg je ook... met dingen uit het verleden... te maken, oude ervaringen.
5:30 K: Ik bedoel... het collectieve onbewuste het raciale onbewuste.
5:36 B: Laten we zeggen, iemand is diep gekwetst in het verleden... en je kunt zien dat zijn hele gedrag daardoor gestuurd wordt. Maar hij is zich hiervan niet bewust.
5:44 K: Ja, dat begrijp ik.
5:45 S: Zijn reaktie is altijd vanuit het verleden.
5:47 K: Altijd, inderdaad. Wat ik probeer uit te zoeken is... waarom hebben we het verdeeld... het bewuste en het onbewuste. Of is het een unitair, totaal, bewegend proces? Niet verborgen, niet bedekt... maar bewegend als één stroom. En dan komen die knappe koppen... ons vertellen, dat er... het bewuste bestaat... en het onbewuste. Het verborgen, oncomplete... pakhuis met herinneringen van ras... de familie, genen en wat al niet meer.
6:44 S: Dat het zo gegaan is valt gedeeltelijk te verklaren uit het feit dat Freud en Jung... en anderen, patiënten hadden... waaruit zoveel kennis ontstond... over het onbewuste. Patiënten kregen, die... het gescheiden hielden, die de beweging waarover u spreekt... in stukken verdeeld hadden.
7:06 K: Dat is waar ik naar toe wil.
7:08 S: Al die verhalen over hysterie... over patiënten die hun arm niet meer konden bewegen.
7:15 K: Dat weet ik.

S: U kent dit allemaal. En wanneer je hun herinneringen bloot legt… kunnen ze weer hun arm bewegen. Zo verklaarden ze het. Ik weet dat ze niet wisten... waarom het zo werkte, maar op die manier deden ze het. Of er waren mensen met een dubbele persoonlijkheid.
7:29 K: Is dat een vorm van krankzinnigheid... - nee, geen krankzinnigheid - is het een zekere geestesgesteldheid... dat alles verdeelt, waardoor men zegt... dat het onbewuste en het bewuste bestaat? Het is ook een proces van verbrokkeling.
7:45 B: Zou je niet kunnen zeggen dat... - zelfs Freud zei dat - dat bepaalde zaken onbewust door het brein gemaakt worden... omdat het te verontrustend is.

K: Daar wou ik naar toe...
7:55 S: Het is gefragmenteerd.
7:57 B: Dat is welbekend in alle psychologische scholen.
7:59 S: Dat is wat ik bedoel ik. Het wordt afgesplitst... en dan wordt dit het onbewuste genoemd. Wat afgebrokkeld is, is het onbewuste.
8:08 K: Dat begrijp ik.
8:09 B: Zouden we kunnen zeggen, dat het brein zelf... in zekere zin opzettelijk... gescheiden houdt om het te mijden?

S: Juist.
8:19 K: Het onder ogen komen van feiten mijden.

S: Inderdaad.
8:22 B: Ja, zodat het niet werkelijk... gescheiden is van het bewustzijn.
8:26 K: Dat is het punt, waar het om gaat.
8:30 S: Het is niet apart van bewustzijn... het brein georganiseerde het in brokstukken.
8:37 B: Ja, maar dan deugt die terminologie niet. Het woord "onbewuste" veronderstelt reeds scheiding.
8:42 K: Dat is zo, scheiding.
8:43 B: Het idee dat er twee lagen zijn, het diepe onbewuste en het... oppervlakkige bewustzijn, impliceert die structuur. De andere benadering wijst niet op... een structuur, maar eerder... op het eenvoudigweg mijden van bepaalde zaken.
9:00 S: Dat is zo, dat is de juiste benadering.
9:03 K: Ik wil niet aan iemand denken... omdat die me gekwetst heeft. Dat is niet het onbewuste, maar "Ik wil niet aan hem denken".
9:10 S: Dat is juist.
9:12 K: Ik ben me ervan bewust dat hij me gekrenkt heeft... en daar wil ik niet aan denken.
9:15 B: Maar dan ontstaat er een paradoxale situatie... want op den duur... word je daarin zo bedreven... dat je niet meer beseft dat je het doet. Dat schijnt toch te gebeuren.

K: Ja, ja
9:25 B: Mensen raken zo bedreven... in het mijden van die dingen, dat ze zich er niet meer... van bewust zijn dat ze dat doen.

S: Dat is juist.
9:31 K: Ja

B: Het wordt een gewoonte.
9:33 S: Dat is zo, dat is wat er gebeurt. Die krenkingen, die...
9:39 K: De wond blijft bestaan.
9:41 S: We vergeten dat wij dat vergeten zijn.
9:45 K: De wond blijft.
9:46 B: We onthouden wel dat we willen vergeten!
9:50 K: Ja.
9:51 S: We onthouden het te we willen vergeten... en de therapie daarbij is... te helpen herinneren en het ophalen... van wat je vergeten bent... en de verbanden te begrijpen... waardoor je het vergat, waarna... het bekeken kan worden vanuit een meer holistische... dan een gefragmenteerde waarneming.
10:14 K: Vindt u, of voelt u dat u gekwetst bent?
10:22 S: Ja.
10:23 K: En dat u dat wilt mijden? Het weerstand willen bieden, je terugtrekken, je isoleren... die hele voorstelling omtrent... je gekwetstheid en het je terugtrekken... voelt u dat alles, wanneer u gekwetst wordt?
10:50 S: Ja, ik voel…. hoe moet ik dat zeggen... ik denk...
11:03 K: Laten we daar verder op ingaan.
11:07 S: Ja, ik voel beslist een neiging... niet gekwetst te willen worden... niet die voorstelling te hebben, niet dat... het zelfbeeld wordt veranderd... want als dat word veranderd, schijnt het... naar dezelfde ervaring geslingerd te worden... van gekwetstheid. Dit is de pijn, maar het heeft... een weerklank in het onbewuste, die me herinnert... Ik word herinnerd aan diep gekwetstzijn, door deze meer oppervlakkige pijn.
11:40 K: Daar kan ik in komen.
11:43 S: Dus vermijd ik gekwetst te worden. Punt.
11:46 K: Kan het brein een schok krijgen? Natuurlijk wel... een biologische, fysiologische schok... maar het psychologische brein, als we dat zo mogen noemen... moet dat getroffen worden? Is dat onvermijdelijk?
12:04 S: Nee, dat denk ik niet. Het wordt alleen gekwetst, als het ergens mee in verband staat.
12:09 K: Nee, ik vraag u... is het voor het psychologische brein, als ik het zo noemen mag... mogelijk om nooit gekwetst te raken? Onder welke omstandigheid ook? In het gezinsleven, man, vrouw... vrienden of zogenaamde vijanden... alles wat om je afspeelt, en nooit gekwetst raken? Want blijkbaar is dat één van de diepste... wonden in een mensenleven. Gekwetst raken. Hoe gevoeliger je bent, hoe... bewuster, hoe meer en meer je gekwetst raakt... hoe meer en meer je je terug trekt. Is dat onvermijdelijk?
13:14 S: Je vraagt het mij? Het is niet onvermijdelijk, maar ik denk wel dat dit dikwijls gebeurt... Het schijnt zo te gaan als men zich... aan iets gehecht heeft... en dat dan moet verliezen. Jij bent belangrijk voor mij geworden. Ik mag je graag, of ik heb veel met je te maken... dan wordt het belangrijk voor mij, dat je niets doet... wat mijn voorstelling daarvan verstoort.
13:49 K: Dat betekent dat in de relatie tussen twee mensen... de voorstelling, die wij van elkaar hebben... de oorzaak ervan is dat ze gekwetst kunnen worden.
14:04 B: Maar ook andersom, we blijven bij onze voorstellingen... doordat we gekwetst zijn.

K: Allicht.
14:09 B: Waar begint het?

K: Daar wil ik heen.
14:13 S: Dat is wat ik probeer te doen.
14:14 K: Hij heeft op iets gewezen.
14:16 S: Ja, dat weet ik.
14:20 B: De grieven uit het verleden... geven een enorme kracht aan onze voorstelling... voorstellingen die ons helpen ze te vergeten.
14:27 S: Dat is zo.
14:28 K: Is die wond in het "onbewuste"? Dat woord plaatsen we voorlopig... tussen aanhalingstekens. Ligt die daar verborgen?
14:38 S: Ik denk dat u het wel wat simplistisch stelt... want wat verborgen is, is het feit dat... Dit is mij vaker overkomen... diverse keren gebeurde het, met mijn moeder... met mijn vrienden... het gebeurde eerder, op school... waar ik om iemand gaf... en dan het beeld, het is alsof... je de gehechtheid kweekt en dan de pijn.
15:02 K: Ik ben er niet zo zeker van dat het door gehechtheid komt.
15:08 S: Ik denk, het is iets... Misschien is het niet de gehechtheid dat is het verkeerde woord... maar er is iets dat daar gebeurt. Wat er gebeurt is dat ik... dat een relatie met u krijg, waarbij een voorstelling belangrijk wordt. Wat u mij aandoet wordt belangrijk.
15:24 K: U hebt een voorstelling van uzelf.
15:26 S: Dat is zo. Bedoelt u, dat ik u graag mag... omdat u aan die voorstelling beantwoordt?
15:33 K: Nee. Los van graag mogen of niet mogen... U heeft een voorstelling van uzelf. En dan kom ik en prik er doorheen.
15:44 S: Nee, eerst bevestigt u mijn voorstelling.
15:46 K: Nee

B: Ik zal veel erger gekwetst worden... als u eerst aardig tegen me bent... en mijn voorstelling bevestigt en er dan plotseling doorheen prikt.
15:53 K: Ja, natuurlijk.
15:55 B: Maar zelfs als iemand het niet bevestigd heeft... als hij het handig doorprikt... kan hij die pijn veroorzaken.

K: Dat is wat ik...
16:03 S: Dat is duidelijk. Dat is niet onbewust gedaan. Maar waarom ben ik, zoals u zegt... waarom heb ik om te beginnen een zelfbeeld? Dat is onbewust gegaan.
16:11 K: Ging het onbewust? Dat wil ik te weten komen. Of gaat het zo vanzelf... dat we er niet op letten? Kunt u me volgen?
16:24 S: Ik begrijp wat u zegt.
16:27 K: We stoppen het weg. We zeggen het is verborgen. Ik vraag me af, of het wel zo verborgen is, het is zo overduidelijk.
16:40 S: Voor mijn gevoel is het niet... in alle opzichten duidelijk.
16:49 B: Ik denk dat we het in zekere zin verbergen. Stel dat we zeggen dat deze gekwetstsheid... betekent dat alles verkeerd zit met dat zelfbeeld... maar we stoppen het weg door te zeggen... dat, bijvoorbeeld, alles goed gaat. M.a.w. dat wat duidelijk is kan je wegwerken... door te zeggen dat het onbelangrijk is, dat we het niet bemerken.
17:08 S: Ja, we merken het niet, maar het is alsof... ik krijg het gevoel, terwijl we praten... persoonlijk krijg ik het gevoel... van een soort... ik vraag me af... wat is het dat het zelfbeeld vormt... wat is die gekwetstheid?
17:22 K: Dat komt straks wel. We zijn nu bezig te onderzoeken... de hele structuur van het bewustzijn.
17:31 S: Ja. Dat is juist we aan het onderzoeken zijn...
17:34 K: De aard van het bewustzijn. We hebben het verdeeld in een verborgen... en een zichtbaar gedeelte. Het kan zijn dat de verdeelde geest dat veroorzaakt.
17:50 S: Juist.
17:54 En daarom versterken beiden.
18:00 K: De scheiding wordt steeds groter.
18:05 S: Het gespleten geest is...

K: ...hiermee bezig. De meeste mensen hebben een voorstelling van zichzelf... praktisch iedereen.
18:21 S: Praktisch iedereen.
18:22 K: Het is die voorstelling die geraakt wordt. Die voorstelling, dat bent uzelf en u zegT: "Ik ben gekwetst".
18:34 B: Dat is hetzelfde wat we vanmorgen bespraken.
18:36 K: Ja.
18:37 B: Als ik een aangenaam zelfbeeld heb... betrek ik dat op mezelf en zeg ik dat dit écht is. Als iemand me kwetst, betrek ik de pijn... op mezelf en zeg ik dat dit ook echt is. Het schijnt dat als je een zelfbeeld hebt... dat je genoegen doet, deze je ook pijn kan doen.
18:58 K: Pijn, ja.

B: Daar is geen ontkomen aan.
19:00 K: Absoluut.
19:01 S: Het beeld schijnt zichzelf in stand te houden... zoals u zei over een moeilijke relatie.
19:05 B: Ik denk dat de mensen hopen dat het beeld hen genoegens schenkt.
19:08 K: Alleen plezier.
19:09 B: Alleen genoegen, maar het mechanisme... dat genoegen mogelijk maakt... maakt ook leed mogelijk, er ontstaat genoegen als ik zeg... "Ik denk dat ik goed ben", waarbij het "ik" als echt ervaren wordt... waardoor die goedheid werkelijkheid wordt... maar als iemand tegen me zegt... "Je bent niet goed, je bent een sufferd"... dan is dat ook werkelijk, en daarom erg veelzeggend. Het maakt het pijnlijk. Nietwaar?
19:34 K: De voorstelling veroorzaakt zowel genoegen als pijn.
19:37 B: Ja.
19:39 S: Inderdaad.
19:40 K: Houd het heel eenvoudig.
19:43 B: Ik denk dat de mensen hopen op een voorstelling... die alleen genoegen geeft, maar dat werkt niet.
19:47 S: Mensen hopen, ongetwijfeld. Niet alleen hopen ze op een dergelijke voorstelling... maar ze investeren al hun belang... in hun verbeelding, zien ze zichzelf als... ze zeggen: "Zo ben ik niet... want in feite ben ik dat". Dus ze gaan beide wegen tegelijkertijd. Dat is het meest verbazingwekkende van de geest. Ik ben het beeld... maar als ik ontdek dat ik het beeld niet ben... dan ben ik toch anders... want ik in feite ben ik dat. Zo werkt het naar beide kanten.
20:18 B: Ik denk dat als je het zelfbeeld maakt... en je krijgt wat ermee overeenstemt... dat wil zeggen dat alles afhangt van... dat je het juiste zelfbeeld hebt. Met andere woorden...
20:32 S: Juist, alles.
20:33 B: De waarde van alles hangt af van dit juiste zelfbeeld. Als iemand laat zien dat het verkeerd is, waardoor alles... niet goed is, alles is verkeerd.
20:46 K: Maar we geven de voorstelling steeds een nieuwe vorm.
20:50 B: Maar ik denk dat dit zelfbeeld alles voor me betekent. Dat verleent haar zoveel macht.
20:54 S: De hele persoonlijkheid is gericht... op de bevestiging van die voorstelling. Al het andere komt op de tweede plaats.
21:04 K: Bent u zich daarvan bewust?

S: Ja, dat ben ik me bewust.
21:08 K: Hoe begint dat dan? laat me dat s.v.p. eerst samenvatten. Praktisch ieder mens... heeft van zichzelf een voorstelling... waarvan hij zich niet bewust is.
21:21 S: Gewoonlijk een geïdealiseerd beeld...
21:24 K: Geïdealiseerd of niet, het is een beeld.
21:27 S: Dat is zo, een beeld dat is geïdealiseerd... dat hebben ze nodig.
21:33 K: Ze hebben het.

B: Dat hebben ze.
21:34 S: Ze moeten al hun doen en laten erop richten. om dat op te bouwen.
21:40 B: Men heeft het gevoel dat het hele leven van die voorstelling afhangt.
21:43 K: Inderdaad.
21:44 S: Als ik dat niet heb, raak ik gedeprimeerd.
21:47 K: Daar komen we later op terug. De volgende vraag is, hoe ontstaat het?
21:58 S: Ik denk dat het in de kindertijd ontstaat... en er het gevoel is dat er geen manier is... waarmee deze pijn kan worden gelenigd of opgeheven. In de familie werkt het op een bepaalde manier. Jij bent mijn vader en... ik begrijp door naar jou te kijken dat... dat je van me zal houden als ik slim ben.
22:34 K: Juist.
22:35 S: Zoiets heb je heel gauw door. Ik zorg er dus voor dat ik die liefde krijg... ik ga me dus aanpassen. Ik ga dat worden.
22:44 K: Dat is vrij eenvoudig. Maar ik vraag naar het ontstaan ervan? De oorsprong van het maken van voorstellingen over jezelf.
22:54 B: Als ik geen enkel zelfbeeld had... zou ik nooit in die situatie belanden.
22:58 K: Dat is waarop ik wil komen.
23:00 S: Als ik nooit enige voorstelling opbouwde?
23:01 B: Als ik nooit enige voorstelling maakte... dan zou, wat mijn vader ook deed... geen effect hebben, nietwaar?
23:07 S: Daar gaat het om.

K: Dit is heel belangrijk.
23:10 B: Misschien kan een kind dat niet, maar veronderstel...
23:12 K: Ik ben daar niet zeker van.
23:14 B: Misschien lukt het, maar onder normale omstandigheden... lukt hem dat niet.
23:19 S: U bedoelt u dat een kind... reeds een voorstelling heeft waardoor het gekwetst wordt.
23:23 K: Nee, nee, dat weet ik niet, we vragen het ons alleen af.
23:27 B: Veronderstel dat er een kind was, dat geen zelfbeelden zou maken.
23:32 K: Goed, laten we dat even aannemen.
23:34 B: Dan kan hij niet gekwetst worden.
23:35 K: Hij kan niet gekwetst worden.
23:37 S: Daar begeeft u zich psychologisch... in gevaarlijk vaarwater, want een kind...
23:44 K: Nee, we zeiden "veronderstel".

S: Veronderstel.
23:48 B: Niet het kind zoals wij dat kennen maar eerder... veronderstel dat er een kind zou zijn... dat geen zelfbeeld heeft gemaakt, dus niet voor van alles... van dat zelfbeeld afhankelijk was. Het kind waarover u sprak was afhankelijk... van het idee, dat zijn vader van hem houdt. Daarom stort alles ineen... als z'n vader niet van hem houdt... alles stort ineen. Niet?

S: Ja dat is zo.
24:07 B: Daardoor is hij gekwetst.

S: Ja, zo is het.
24:09 B: Maar als hij niet het idee heeft dat zijn vader van hem moet houden... dan zal hij slechts naar z'n vader kijken.
24:17 S: Het kind dat naar zijn vader kijkt... Laten we zeggen, laten we er iets meer... praktisch naar kijken, hier is een kind... dat daadwerkelijk gekwetst is.
24:26 B: Wacht...Als hij geen voorstelling heeft, kan hij niet gekwetst worden.
24:29 S: Wel dat is...

B: Wat kan er dan gekwetst worden?
24:31 K: Dan is het... alsof je met een speld in de lucht prikt.
24:36 S: Nee, wacht even. Zo gemakkelijk... komen jullie er niet van af! Hier is een kind, dat heel kwetsbaar is... in die zin dat hij psychologische steun nodig heeft. Hij heeft enorme spanningen.
24:51 K: Allemaal mee eens. Zo'n kind heeft een zelfbeeld...
24:57 S: Nee, geen zelfbeeld. Hij is alleen biologisch niet verzorgd geworden.
25:02 K: Nee, nee. Wat?
25:06 B: Hij kan een beeld maken van het feit dat.. hij biologisch niet gesteund wordt. We moeten onderscheid maken... tussen het echte biologische feit... en wat hij ervan denkt. Niet? Ik heb een kind wel eens plotseling achtergelaten zien worden... en hij raakte echt van streek... niet door wat er op zichzelf gebeurde, maar door dat gevoel van...
25:25 K: Zich verloren voelen, onzekerheid...
25:27 B: ...onzekerheid omdat z'n moeder was weggegaan. Het leek alsof alles weg was. Hij was volkomen van streek en schreeuwde, maar zijn moeder... was niet ver weg. Maar het punt is... dat hij een denkbeeld had... van een soort zekerheid, die hij van zijn moeder kon krijgen.
25:42 S: Zo werkt het zenuwstelsel.
25:44 B: Wel, dat is de vraag. Wat we bespreken... is het noodzakelijk dat het zo werkt? Of komt het voort uit geconditioneerdheid?
25:50 K: Ja.

S: Ja, ik zou zeggen van wel.
25:53 K: Dit is een belangrijke vraag.

S: Oh, zeer belangrijk.
25:57 K: Omdat we weten dat... zowel hier, als in Amerika... lopen kinderen van huis weg... duizenden lopen weg. De ouders schijnen geen controle over hen te hebben. Ze gehoorzamen niet... ze luisteren gewoon niet, ze zijn gewoon wild.
26:18 S: Ja.
26:20 K: En de ouders voelen zich verschrikkelijk gekwetst. Op de televisie zag ik wat er in Amerika gebeurt. Een vrouw was in tranen. - Ziet u? Ze zei, ik ben z'n moeder... maar hij behandelt me niet als z'n moeder, hij geeft me bevelen... "geef me een fles melk" en zo gaat het met alles. Hij was al een keer of zes weggelopen. En het wordt steeds erger... deze breuk tussen ouders... en kinderen neemt overal toe. Over de hele wereld. Ze hebben geen relatie... met elkaar, noch met anderen. Wat is de oorzaak hiervan? Los van de sociologische en economische druk... en dat alles... waardoor de moeder buitenshuis moet gaan werken en het kind alleen laat... het gaat spelen en wat nog niet meer, dat vinden we vanzelfsprekend... maar wat is de diepere oorzaak? Hebben de ouders een beeld van zichzelf... en willen ze met alle geweld... een bepaald beeld aan de kinderen opdringen?
27:38 S: Ik begrijp wat u bedoelt.
27:40 K: En het kind weigert dat beeld te aanvaarden... hij heeft z'n eigen voorstellingen. Dat is de strijd.
27:50 S: Dat is ongeveer wat ik bedoelde toen ik zei... dat de aanvankelijk gekwetstheid van het kind...
27:54 K: Zover zijn we nog niet.
27:57 S: Maar dat is wat ik probeer te begrijpen, hoe was de... aanvankelijke relatie? Hoe is die aanvankelijke relatie tussen het kind...
28:05 K: Ik betwijfel of er een relatie is. Dat is wat ik zou willen nagaan.
28:09 S: Ik ben het met u eens. Er is iets mis met de relatie. Ze hebben een relatie maar met een verkeerde intentie.
28:18 K: Hebben ze wel een relatie?

S: Zij hebben een...
28:22 K: Jonge mensen, getrouwd of niet, krijgen kinderen... per ongeluk of gewenst. Jonge mensen... die zelf nog kinderen zijn... die geen idee hebben van het universum... de kosmos, orde of chaos, ze hebben gewoon een kind.
28:46 S: Dat is zo. Dat is wat gebeurt.
28:48 K: Ze spelen er een paar jaar mee en dan zeggen ze... "Ik heb schoon genoeg van dat kind"... en hun belangstelling gaat naar iets anders uit. En het kind voelt zich in de steek gelaten, verloren.

S: Ja dat klopt.
29:04 K: Terwijl het zekerheid nodig heeft, vanaf 't eerste moment.
29:10 S: Ja, zo is het.
29:11 K: En ouders kunnen dat niet geven of hebben deze kwaliteit niet... - psychologische zekerheid in de trant van... "Jij bent mijn kind, ik hou van je... ik zal voor je zorgen, ik zal zorgen dat tijdens je leven... je je juist gedraag", - zorg. Dat hebben ze niet, dat gevoel.
29:26 S: Ja.
29:28 K: Het verveelt hen na een paar jaren.
29:32 S: Dat is juist.
29:34 K: Duidelijk?

S: Ja.
29:37 K: Komt het, doordat ze al van het begin af aan... geen relatie hebben? Noch de man, noch de vrouw, de jongen of het meisje? Het is slechts een sexuele relatie... gebaseerd op genot. Die aanvaarden ze, maar ze accepteren gelijkertijd niet de pijn... die daarmee samengaat.
30:05 S: Dat is zo. Dat zullen ze niet, en dat niet alleen... ze beletten het kind daarmee om te gaan.
30:11 K: Het kind gaat er mee om.
30:13 S: Ja, maar zij doen dingen, waarmee ze... voorkomen dat het kind het plezier beleeft... helemaal tot het uiterste... ook laten ze het kind de pijn niet beleven...
30:23 K: Wat ik tracht te zien is... dat er feitelijk helemaal geen relatie is. Behalve een biologische, seksuele, zinnelijke relatie.
30:40 S: Ja. Inderdaad.
30:42 K: Ik stel alleen de vraag. Ik zeg niet dat het zo is. Ik vraag het me af.
30:47 S: Ik denk dat ze wel een relatie hebben... alleen een verkeerde, dat er verschillende soorten van...
30:55 K: Er bestaat geen verkeerde relatie... het is een relatie, of geen relatie.
31:01 S: Dan moeten we maar zeggen dat er een relatie is. We moeten nu begrijpen wat relatie inhoudt. Maar ik denk dat de meeste ouders... met hun kinderen een relatie hebben.
31:13 B: Zou je niet zeggen dat het beeld de relatie is? Veronderstel dat... zowel de ouders als de kinderen beelden van elkaar hebben... en dat de relatie bepaald wordt door deze beelden. Dan kun je je afvragen, of er werkelijk... een relatie is of niet, of dat er... een soort gefantaseerde relatie is.
31:30 K: Een schitterende relatie.

B: Ja.
31:33 K: U heeft kinderen... neem me niet kwalijk dat ik weer bij u terugkom. Bestaat er een relatie tussen u en hen? In de ware zin van het woord.
31:41 S: Ja, in de ware zin van het woord.
31:45 K: Dat betekent dat u geen voorstelling van uzelf hebt.
31:49 S: Inderdaad.
31:52 K: En dat u ook hen geen voorstelling oplegt.
31:55 S: Dat is juist.
31:56 K: En de samenleving legt hen geen voorstellingen op.
32:00 S: Er zijn van die ogenblikken...
32:02 K: O nee, dat is niet genoeg. Het is als een rot ei!
32:06 S: Dit is een belangrijk punt.
32:08 B: Als het tijdelijk is, dan is het niet zo. Het is alsof iemand die gekwetst is... momenten kent dat hij dat niet is... maar zit te wachten om te ontploffen als er wat gebeurt.
32:16 K: Ja.
32:18 B: Zo komt hij niet ver. Net als iemand die aan een touw gebonden zit... pas als het touw strak staat zit hij vast.
32:24 S: Inderdaad.
32:26 B: Je zou dus kunnen zeggen dat je een relatie hebt... zolang alles goed gaat... maar dat het op een zeker punt afknapt. Ziet u waar ik naar toe wil?

S: Ik begrijp wat je bedoelt.
32:36 B: Dat mechanisme zit van binnen, verborgen... zodat het je potentieel beheerst.
32:42 S: Eigenlijk is, wat je zonet zei, een feit. Ik bevestig dat dit is wat er gebeurt. Met andere woorden... het lijkt erop dat er... maar schijnbaar... zijn er momenten, dat ze dat zijn...
32:55 B: Wel, het is als een man, die aan een touw gebonden is, en zegt... dat hij kan gaan waarheen hij maar wil... maar dat niet werkelijk kan omdat hij... niet verder komt, dan het touw lang is.
33:04 S: Dat lijkt op wat er gebeurt, in feite... komt er een terugslag als het touw hem tegenhoudt.
33:11 B: Ja, of ik kom aan het eind van het touw... of iets anders trekt eraan... De persoon in kwestie... is werkelijk nooit vrij.
33:20 S: Dat is waar, ik bedoel, het lijkt me waar.
33:24 B: Zoals de persoon, die er een voorstelling op nahoudt... nooit een echte relatie heeft.
33:29 K: Dat is nu juist het punt. Je kunt er mee spelen. Je kunt er verbaal wel mee spelen... maar in werkelijkheid heb je geen relatie.
33:43 S: Je hebt geen relatie zolang dat het de voorstelling is.
33:48 K: Zolang je een voorstelling van jezelf hebt... is er geen relatie met een ander. Dat is een geweldige openbaring, vindt u niet? Het is niet zomaar een intellectuele stelling.
34:14 S: Laat me er met u over hebben, iets stoort mij...
34:17 K: Dat zie ik.

S: U ziet dat. Ik word bijna boos op u. Er is een reëel... en we hebben dit elders meer gezien.
34:27 B: Het gebeurt altijd bij analyses, is het niet?
34:30 S: Het gebeurt in analyse. Maar ik dacht dat we psychotherapie hadden. In de ontmoeting met de psychotherapeuten, kwam dit boven. Er ontstaat een enorme wrevel... zo te zeggen... omdat ik me momenten herinner... waarop ik denk echt een relatie te hebben... toch ik moet u eerlijk erkennen... dat er na zo'n relatie... onvermijdelijk die terugslag schijnt te komen.
34:53 B: Het eind van het touw.
34:55 S: Dus moet ik, ik bedoel... ergernis... Dat ontstaat er. Ongetwijfeld dat de voorstelling... Er is een moment... waarop je zegt een relatie met iemand te hebben... maar van bepaalde duur.

B: Ja.
35:12 S: En dat is wanneer het beeld binnenkomt.
35:14 B: Juist. Maar dan controleert... het beeld in werkelijkheid het doorlopend... omdat het beeld de dominante factor is. Als je eenmaal voorbij dat punt bent... dan neemt de voorstelling de zaak over, wat er ook gebeurt.
35:23 S: Dat is waar. Het is net als de wiskunde van René Thom.
35:28 B: Ja, het gaat...

S: Het gaat omlaag.
35:31 K: De voorstelling wordt geraakt. En het kind... dring je een voorstelling aan het kind op? Je kunt niet anders want je hebt zelf een voorstelling.
35:48 S: Je probeert het.

K: Nee.
35:49 B: Je moet.
35:51 S: Je werkt er aan en het kind neem het op... of hij negeert het.
35:55 K: Nee, nee. Omdat je een beeld van jezelf hebt... zul je stellig ook bij het kind een beeld creëren.
36:01 S: Dat is juist.
36:03 K: Begrijpt u? Heeft u het ontdekt?
36:06 S: Ja.
36:11 K: En dat doet de samenleving bij ons allemaal.
36:14 B: U zegt dus dat het kind een voorstelling op natuurlijkerwijze opneemt... geruisloos als het ware, en dan ineens gekwetst wordt.
36:21 K: Gekwetst, ja.
36:22 B: De pijn werd dus voorbereid en voorafgegaan... door dit regelmatig proces van beeldvorming.
36:27 S: Juist. Er is bewijs, bijvoorbeeld... dat we jongens anders behandelen dan meisjes.
36:33 K: Kijk ernaar, verwoord het niet al te snel.
36:38 B: Als het regelmatig proces van beeldvorming er niet was... zou er geen basis zijn, geen structuur om te worden gekwetst. Met andere woorden, de pijn is helemaal te wijten... aan een psychologisch feit. Sommigen gedachten die me werden toegeschreven... en me zeggen, "Ik lijd aan deze pijn"... Waar ik voorheen met plezier... kon zeggen, "Mijn vader houdt van me... ik doe wat hij graag wil", komt nu de pijn... "Ik doe niet wat hij wil, hij houdt niet van me".
37:15 K: Eenvoudig. Ja.
37:16 S: Maar de aanvankelijke pijn? Ik bedoel, het kind...
37:20 K: Nee, als je een keer...
37:22 B: Ik denk dat wij voorbij dat punt zijn gegaan.
37:24 K: Voorbij dat punt.
37:25 S: Ik denk niet dat we het feit behandeld hebben... van de biologische situatie... van het kind dat zich verwaarloosd voelt.
37:37 B: Dat is nog steeds, - oh, je bedoelt... Als een kind verwaarloosd wordt... zal hij in die situatie wel een beeld opnemen.
37:47 K: Natuurlijk. Als je eenmaal erkent, de werkelijkheid ziet... dat zolang de ouders een beeld van zichzelf hebben... ze gedwongen zijn dit beeld aan hun kind door te geven.
37:58 B: Het is het beeld, dat maakt dat ouders hun kind verwaarlozen.
38:02 S: Daar heb je gelijk in.

K: Dat is waar.
38:05 S: Ongetwijfeld, dat zolang de ouder een beeld-maker is... en een beeld heeft, hij daardoor zijn kind niet waarneemt.
38:17 K: En geeft daarom een beeld door aan het kind.
38:20 S: Juist. Je conditioneert het kind iets te worden.
38:23 K: Ja.
38:24 B: Eerst misschien door prettige ervaringen, later wordt het dan gekwetst Maar als de ouder het kind begint te verwaarlozen... Het proces van verwaarlozing... is ook het resultaat van een zelfbeeld en... hij moet ook een voorstelling aan het kind overdragen... als hij het verwaarloost.

S: Wat verwaarlozen is.
38:36 B: Ja, dat verwaarlozen is de voorstelling die hij overdraagt.
38:39 K: En ook zijn de ouders gedwongen tot verwaarlozen, als zij... een voorstelling van zichzelf hebben.

B: Ja.
38:44 S: Ze moeten wel.

K: Het is onvermijdelijk.
38:47 S: Omdat zij het fragment eerder zien dan het geheel.
38:51 B: Ja, het kind krijgt het beeld... dat hij niets betekent voor zijn ouders.
38:55 S: Behalve in dat ene opzicht.
38:57 B: In het opzicht dat ze hem wel mogen.
38:58 S: Als je zus bent, dan mag ik je... maar als je zo bent niet.
39:04 K: Maar ziet u, de samenleving doet dat met ieder mens. De kerk doet het, godsdiensten, de politiek, etc. De cultuur om ons heen schept die voorstellingen.
39:22 S: Dat is waar.
39:24 K: En door die voorstellingen worden we gekwetst. Nu is de volgende vraag... heb je dat allemaal door? Wat een deel van ons bewustzijn is. De inhoud van het bewustzijn vormt het bewustzijn. Ja? Dat is duidelijk.
39:50 S: Inderdaad.
39:52 K: Een deel van de inhoud is het maken van voorstellingen, of... misschien is het wel de voornaamste bedrijvigheid... de voornaamste kracht, de voornaamste beweging. Kan, als je gekwetst bent, en ieder mens is dat... kan die wond zich herstellen en nooit meer ontstaan? Kan een menselijke geest die het beeld heeft toegestaan... die het beeld samenstelt, kan het die totaal afwijzen... en nooit meer gekwetst worden. En waardoor een groot deel van het bewustzijn... leeg is... geen inhoud heeft. Ik vraag me het af...
41:11 S: Kan dat? Daar weet ik echt geen antwoord op. Ik weet alleen dat ik geloof dat je het zou kunnen...
41:33 K: Wie is die "voorstellingenmaker"? Wat is dat voor mechanisme of proces... dat de voorstellingen opbouwt? Ik kan één van die beelden kwijtraken.. en maak ik weer een ander. Ik ben katholiek... of Protestant, een Hindoe... of een Zen-monnik, zus of zo. Begrijpt u? Dat berust allemaal op beelden.
41:53 S: Ja. Wie is die "voorstellingenmaker"?
42:07 K: Uiteindelijk, als er zo'n beeld aanwezig is... hoe kan er liefde in dit alles zijn?
42:16 S: We hebben niet zoveel liefde.
42:18 K: We hebben helemaal geen liefde!
42:20 S: Dat is inderdaad zo. We hebben heel veel beelden. Daarom zei ik: "Ik weet het niet" Ik herken beeldvorming.
42:31 K: Het is verschrikkelijk om voorstellingen te hebben, nietwaar?
42:34 S: Inderdaad. Ik weet hoe dat gaat, ik zie het. Zelfs terwijl u erover spreekt... Ik kan het zien, en het gevoel is er één van... Het is als bij een landkaart, je weet waar je aan toe bent... omdat je er de weg niet op herkent neem je een ander.
42:50 K: Natuurlijk.
42:51 S: Als je niet het ene beeld maakt dan maak je een andere.
42:54 K: Onze vraag is, is het mogelijk het mechanisme... dat voorstellingen produceert, stop te zetten? En waaruit bestaat die machinerie? Bestaat het uit het verlangen "iemand" te zijn?
43:16 S: Ja. Door het verlangen "iemand" te zijn... het verlangen te weten waar... het willen hebben, willen verminderen, op een of andere manier... schijnt het te maken te hebben met greep op het gevoel te krijgen... dat als ik het niet heb, ik niet weet op welke niveau ik besta.
43:31 K: Zonder houvast?

S: Ja.
43:35 K: Je ziet hoe slim. Zie je, dat bestaan op... Volg je? Het gevoel dat je nergens houvast aan hebt, nergens op kunt rekenen... geen steun voelt, dat veroorzaakt nog meer verwarring.
43:58 S: Ja.
44:00 B: Dat is één van die voorstellingen... dat werd verteld als kind... door te zeggen dat als je geen beeld van je zelf hebt... je helemaal niet weet wat te doen. Je weet niet wat je ouders... zouden gaan doen als je begint te handelen... zonder een voorstelling. Je kunt dan wel iets doen... en zij zullen eenvoudigweg ontzet zijn.
44:18 S: Dat is juist.
44:22 K: De voorstelling is het produkt van het denken, nietwaar?
44:27 S: Het is georganiseerd.
44:29 K: Ja, een produkt van denken. Het ondergaat misschien allerlei vormen onder druk van buitenaf en zo... een groot deel uit gewoonte... en tenslotte produceert het een bepaalde voorstelling.
44:43 S: Natuurlijk. Zonder twijfel. Daarover ben ik het met u eens. Het is zeker... het produkt van het denken, en dat denken lijkt te zijn als... de onmiddellijke actie in de wetenshap waar je bent. Of in proberen te weten waar je staat. Het is alsof er een ruimte is.
45:04 K: Kan dat mechanisme stoppen?
45:11 Kan het denken, dat al die beelden maakt... wat iedere relatie kapot maakt... zodat er geen liefde is... - het gaat niet om woorden - geen feitelijke liefde! Zeg niet, "Ja, ik hou van mijn..." Dat is geen... Als iemand een zelfbeeld erop nahoudt en zegt... "Ik hou van mijn man", of vrouw of van mijn kinderen... is dat slechts sentiment, romantiek... fantasievolle emotionaliteit.
45:40 S: Juist.
45:44 K: Zoals het nu toegaat, is er geen liefde in de wereld. Geen gevoel van echt om iemand geven.
45:58 S: Dat is waar. Mensen doen dat niet.
46:02 K: Hoe welvarender, hoe erger. Niet dat de armen het wel hebben. Dat bedoel ik niet. Armen mensen hebben die evenmin. Hun prioriteit is hun buik te vullen... en kleding en werk, werk, werk.
46:20 B: Toch hebben ze talloze voorstellingen.
46:22 K: Allicht. Ik zei... beide, de rijken en armen, hebben voorstellingen... inclusief ministers, politici of wie dan ook. En dat zijn de mensen, die de wereld willen verbeteren. Niet? Die zeggen, "dit moet en dat moet", begrijp je? Zij zijn de ordenaars van het heelal. Dus vraag ik mezelf af, "kan die beeldvorming stoppen?" Niet zo nu en dan, - écht stoppen. Anders kan ik niet te weten komen wat liefde is. Weet ik niet hoe ik voor iemand zorg kan dragen. En ik denk dat dit in de wereld gebeurt... want de kinderen zijn werkelijk verdwaald, verloren mensen. Ik heb er zoveel ontmoet, honderden, over de hele wereld. 't Is echt een verloren generatie. De ouders trouwens ook! Zoals de ouderen een verloren generatie zijn. Wat kan een mens dan doen? Wat is juist handelen in een relatie? Kan je in een relatie juist handelen zijn... zolang je een zelfbeeld hebt?

S: Nee.
48:14 K: Ah, nee. Dit is toch iets geweldigs! Begrijp je?
48:20 S: Daarom zat ik me af te vragen. Ik vond dat u daar ineens een hele sprong maakte. U zei, dat alles wat we weten op een of andere manier... beelden zijn, en beeldvorming en denken. Dat is alles wat we weten.
48:36 K: Maar we hebben nooit gevraagd of dat niet kan stoppen.
48:40 S: We hebben dat nooit beweerd, dat is zo.
48:42 K: We hebben nooit gezegd: "In vredesnaam, als het niet stopt... gaan we allemaal elkaar vernietigen".
48:48 B: Je zou kunnen zeggen met het besef, dat het zou kunnen stoppen... het iets meer is dat we weten, wat we niet eerder wisten. Met andere woorden...
48:55 K: Dat wordt een ander brokje kennis.
48:58 B: Ik wilde naar voren brengen, dat als je zegt... "alles wat we weten", er iets geblokkeerd wordt.
49:04 S: U bent terug bij het begin.
49:06 B: Ziet u, het heeft geen zin om te zeggen: "Alles wat we weten".
49:11 S: Omdat hij zei, is het te stoppen, dat houdt meer in dan...
49:13 B: Als je zegt, "dat is alles wat we weten", dan kan het nooit stoppen.
49:17 K: Hij maakt bezwaar tegen uw gebruik van het woord "alles".
49:21 S: Dank u hartelijk.
49:22 B: Dat is één van de dingen die de zaak blokkeren.
49:26 S: Het komt dus hierop neer... wat we doen met de vraag: "Kan het stoppen?" Hier zitten we nu met deze vraag "kan het te stoppen?".
49:36 K: Ik stel u die vraag. Luistert u ernaar?
49:40 S: Ik luister ernaar, ja.

K: Doet u dat echt?
49:43 S: Het stopt voor een...
49:45 K: Ik hoef niet te weten of het stopt. Luistert u naar een stelling "Kan het stoppen"? We bekeken nu, analyseerden of onderzochten... dat hele proces van het beelden maken. De gevolgen ervan... de ellende, de verwarring, de afschuwelijke dingen... die plaats vinden. De Arabier heeft zijn beelden... de Jood, de Hindoe, de Moslim... de Christen, de non- , begrijpt u? De communist. Er is deze enorme verzameling van de beelden... symbolen, en wat al niet meer. Als dat niet ophoudt... krijg je een zo'n chaotische wereld. Dit zie ik, niet als een abstractie... maar als een realiteit, net als die bloem daar.
50:38 En wat moet ik als mens doen? Want ik, persoonlijk... heb ik daar geen voorstelling van. Ik bedoel wekelijk, ik heb geen voorstelling omtrent mezelf. Een conclusie, een denkbeeld, een ideaal, dit zijn allemaal beelden. Ik heb niets van dat alles. En ik vraag me af: "wat kan ik doen?" En iedereen om me heen... is bezig beelden te maken, en zo deze mooie aarde te vernielen. Waar we als mensen met elkaar zo gelukkig zouden kunnen leven... in harmonie, en naar het schoons kijken... en er gelukkig mee zijn. Wat is dan de juiste handeling voor iemand... die wel een voorstelling heeft? Of bestaat er dan geen juiste actie?
51:41 S: Laat ik de zaak omkeren. Wat gebeurt er bij u, als ik vraag: "kan dat stoppen"?
51:48 K: Dan zeg ik: natuurlijk. Voor mij ligt dat heel eenvoudig. Natuurlijk kan het stoppen. U stelt me niet de volgende vraag... Hoe doe je dat? Hoe gebeurt dat?
52:08 S: Nee, ik wil even blijven luisteren... als u zegT: "Ja, natuurlijk." Nu, hoe denkt u dat het stoppen kan?
52:20 K: Vijf minuten we hebben nog vijf minuten.
52:22 S: Nou, laten we doorgaan... Hoe kan het stoppen? Ik heb geen... Laat me het u onomwonden stellen. Eens kijken of ik het onomwonden kan stellen. Ik heb absoluut geen bewijs dat het kan. Geen ervaring dat het kan.
52:41 K: Ik heb geen bewijs nodig.
52:43 S: Heeft u geen enkel bewijs nodig?
52:44 K: Ik heb geen behoefte aan andermans uitleg.
52:47 S: Noch ervaring?
52:48 K: Omdat ze op voorstellingen berusten.
52:51 S: Juist.
52:52 K: Voorstellingen van de toekomst, van het verleden of in het heden. Dus zeg ik, kan dat stoppen? Volgens mij kan dat. Beslist. Het is niet zomaar een verbale stelling om u te plezieren. Voor mij is dit buitengewoon belangrijk.
53:15 S: Ik denk dat we 't daar wel over eens zijn. Maar hoe?
53:20 K: Vraag toch niet hoe. Want dan beland je in... systemen, mechanische processen... en dat hoort bij het maken van voorstellingen. Als ik u vertel hoe, dan zegt u... "Vertel me het systeem, de methode... die ga ik iedere dag beoefenen... en dan zal ik de nieuwe voorstelling krijgen".
53:40 S: Ja
53:44 K: Nu, ik zie het feit, dat dat in de wereld gaande is.
53:48 S: Dat kan ik volgen.
53:51 K: Het feit. Niet mijn reacties erop... niet mijn romantische, fantastievolle theorieën over... hoe het niet zou moeten zijn. Het is een feit... dat zolang er voorstellingen of beelden zijn... kan er in de wereld geen vrede... noch liefde zijn. Of het nu een voorstelling van Christus, Boeddha of Mohammed is. Het schept geen vrede in de wereld. Ik zie dat dit een feit is. En ik blijf bij dat feit. Dat is alles - punt. Vanmorgen zeiden we... dat als je bij het feit blijft, er een verandering plaats vindt. Dat betekent, niet het toelaten...nee... het denken begint zich in te mengen met het feit.
55:24 B: Zoals we vanmorgen zeiden dat er meer beelden ontstaan.
55:27 K: Meer beelden ontstaan. Dus, ons bewustzijn is gevuld met deze beelden.
55:39 S: Ja, dat is waar.
55:40 Ik ben een hindoe, brahmaan, ik ben mijn traditie... ik ben beter dan een ander. Ik ben het uitverkoren volk, ik ben het Arische - begrijpt u? Ik ben de enige Engelsman... dat alles overlaadt mijn bewustzijn.
56:00 B: Als je zegt... om bij het feit te blijven, kan het idee opkomen... "dat is onmogelijk, dat zoiets nooit kan".
56:07 K: Ja, dat is dan weer zo'n voorstelling.
56:09 B: Met andere woorden, als de geest maar bij dat feit zou kunnen blijven... zonder enig commentaar.
56:16 S: Het punt is dat... bij mij opkomt, als u het heeft over... "blijf bij het feit"... dat u daar eigenlijk een actie voor oproept. Om daar echt bij te blijven, is dat de actie van waarnemen aanwezig is.
56:37 K: Maak geen…. Waarom maakt u het zo veel... Het is om je heen! U bent er bij betrokken.
56:44 S: Maar dat is wat anders dan erbij te blijven.
56:46 K: Blijf daar bij.

S: Het werkelijk zien.
56:49 K: Ja, dat is alles.
56:53 S: Weet u hoe dat voelt? Het voelt alsof iets... voort sleept... omdat we steeds weglopen.
57:06 K: Dus ons bewustzijn bestaat uit deze beelden... conclusies, ideeën, dat alles.
57:13 S: We gaan er steeds voor op de loop.
57:15 K: Vullen, volstoppen, dat is de essentie van het beeld. Als er geen beelden gemaakt worden wat is dan bewustzijn? Dat is een heel ander onderwerp.
57:36 B: Denkt u dat we dat de volgende keer kunnen bespreken?