Krishnamurti Subtitles home


BR83CPJ2 - Waarom zijn we bang om niets te zijn?
Dialoog 2
Brockwood Park, Engeland
25 juni 1983



0:38 P: Onlangs las ik een kort verslag in een van de kranten dat een ruimteschip gelanceerd is geworden dat tot in de uiterste ruimten van het heelal zou reizen, en dat deel zou gaan uitmaken van het universum, er zal geen eind aan komen omdat er geen wrijving zal zijn, geen tijd, dat eindeloos zou doorgaan. Is er... Is er binnen het "zelf"... van het menselijk brein, de menselijke geest - noem het zoals u wilt - is er binnen de dingen, van mens, bomen, natuur, wat een eindeloze ruimte is? Is het een spiegelbeeld van de uitgestrektheid die bestaat?
2:07 K: Vraagt u , als ik wat u hebt gezegd mag herhalen, dat binnen het menselijk brein - ik zou onderscheid willen maken tussen de hersencellen en de geest, wat we wat later zullen bespreken - of dat in het menselijk brein er iets bestaat, of kan bestaan, van een eindeloze ruimte, een eeuwigheid buiten alle tijd? We kunnen er eindeloos over speculeren, zoals filosofen hebben gedaan, maar die gissingen zijn geen feitelijkheden.
3:21 P: Nee. Maar het gaf een inzicht in de buitenste ruimte.
3:31 K: Het menselijk brein heeft een machine ontworpen die binnendrong in de hele...
3:37 P: Nee, het was eerst een inzicht in de mogelijkheid daarvan, wat het nu voor hun mogelijk maakte om te experimenteren en het te bewijzen.
3:49 K: Een machine te ontwerpen dat zal voorbij de... het zal in het universum binnen gaan.

P:Als je niet iets stelt dan kan je zelfs geen...
4:02 K: Nee, ik vraag me af of - ik wil hier duidelijk over zijn - of we nu, in ons gesprek, we aan het speculeren of theoriseren zijn, óf dat we echt in ons zelf proberen uit te zoeken of er zo'n onmetelijkheid bestaat. Of er feitelijk een gebeuren bestaat wat geen tijd bevat, wat eeuwig is. Goed?
4:39 P: Hoe begint u zo'n onderzoek? Door waar te nemen, of de vraag te stellen. Als u de vraag niet stelt...

K: We hebben de vraag gesteld.
4:50 P: We moeten een vraag stellen.

K: We hebben de vraag neergelegd.
4:52 P: Wat daaruit voortvloeit is speculeren of onderzoeken afhankelijk hoe je het benadert. Maar de vraag moet gesteld worden.
5:08 K: We hebben de vraag gesteld. We hebben de vraag gesteld of het brein begrijpen kan - niet begrijpen - de waarheid verwezenlijken kan, dat er óf eeuwigheid, óf geen eeuwigheid bestaat. Dat is een vraag, we hebben die vraag gesteld. Niet? Nu vraag je: hoe beginnen we het te onderzoeken? Hoe begin je voorzichtig, aarzelend, je weg te vinden in deze echt diepgaande vraag, een vraag die gedurende duizenden jaren gesteld is geworden, of dat de mens voor altijd aan tijd gebonden is, of bestaat er, of kan er, niet ingebeeld, geromantiseerd, maar feitelijk, kan er een staat zijn, binnen het brein... of het brein verwezenlijkt zich in een staat van eeuwigheid. Dat is de vraag die we stellen.
6:47 P: Bij aanvang hiervan, begon u met onderscheid te maken tussen het brein en de geest. Zou u dat willen verduidelijken?
7:04 K: We zeggen dat het brein geconditioneerd is, tenminste een deel ervan. Die conditionering is door ervaring ontstaan. Die conditionering is kennis. Die conditionering is herinnering. En ervaring, kennis, herinnering zijn begrensd en dus is het denken begrensd. We hebben steeds gefunktioneerd binnen het gebied van het denken. En om iets nieuws te ontdekken moet er, tenminste tijdelijk, of een periode zijn, waarin het denken niet in beweging is, wanneer het denken wordt uitgesteld.
8:05 P: Het brein is iets stoffelijks.

K: Ja.
8:10 P: Het heeft zijn eigen werking.
8:16 K: Ja. Het heeft zijn eigen werking, die niet door het denken is opgelegd.
8:26 P: Maar gedurende eeuwen, is de werking van het brein, de werking van het denken geweest.
8:35 K: Dat is alles. Dat is alles wat we zeggen. Dat is alles wat we zeggen, dat de hele gebeuren van het brein, tenminste dat deel van het brein wat nu gebruikt wordt, is geconditioneerd door het denken. En het denken is altijd beperkt, en daardoor is het ingesteld geworden tot conflict. Dat wat beperkt is moet verdeeldheid creeëren.
9:08 P: Wat is dan de geest?
9:10 K: De geest behoort bij een volkomen andere dimensie die niet in contact staat met het denken. Laat me het uitleggen. Het brein, dat deel van het brein dat heeft gefunktioneerd als een denkinstrument, dat brein is ingesteld geworden, dat deel van de hersens. En zolang dat deel van het brein in die staat verkeert is er geen volledige communicatie met de geest. Wanneer die conditionering teniet gedaan is, dan is er communicatie tussen die geest, die tot een totaal verschillende dimensie behoort, die kan met het brein communiceren en handelen, met gebruikmaking van het denken.
10:21 P: Maar u draagt al een...

K: Zeker.
10:26 P: ...een toestand aan die buiten het rijk van het denken ligt.
10:31 K: Dat is zo. Daardoor buiten het rijk van de tijd.
10:40 P: Daar tijd de hoofdzakelijke bron van dit probleem schijnt te zijn...
10:48 K: Tijd en denken.
10:53 P: Denken is het produkt van tijd. Ik bedoel, denken is tijd.
10:57 K: Dat is het echte punt. Waar begin je, bedoel je?
11:06 P: Nee. Als we misschien in deze hele zaak zouden kunnen ingaan op de golven van de tijd, en op welk ogenblik wordt onderschepping mogelijk?
11:24 K: Wat bedoel je, "onderschepping", ik begrijp niet helemaal het gebruik van dat woord. Niemand kan...
11:33 P: Ik heb het niet over iemand die onderschept...
11:36 K: Dat is het.

P: ...maar de ...
11:40 K: ...beëindiging ervan.

P: Ik wilde een ander woord gebruiken, maar je kan het woord "beëindiging" gebruiken.
11:45 K: Laten we eenvoudiger woorden gebruiken.
11:49 P: Tijd bestaat sinds onheugelijke tijden.
11:52 K: Ja, wat denkwerk is!
11:54 P: Het denken bestaat ook sinds onheugelijke tijden, een toekomst projekterend, die ook eeuwig is.
12:01 K: Het denkgebeuren.

P: Eeuwigdurend.
12:04 K: Nee. De toekomst wordt door het verleden bepaald, tot een innerlijke vorm van de mens.
12:15 P: Dus tenzij de mens sterft, tenzij hij ophoudt te bestaan...
12:22 K: Hij ophoudt geconditioneerd te zijn.
12:33 P: Nee, maar je zal nog steeds het denken gebruiken.
12:37 K: Nee.
12:38 P: De inhoud zal een verandering ondergaan, maar het mechanisme van het denken zal blijven.
12:46 K: Het mechanisme van denken zal doorgaan... Laten we het afronden. Het denken is het belangrijkste instrument we hebben. Niet?
13:00 P: Ja.
13:02 K: En dat instrument, na duizenden jaren van verscheidene inspanningen, handelingen, hebben dat instrument niet alleen afgestompt, het is op het eind van zijn Latijn geraakt! Omdat het denken en tijd begrensd zijn. Goed? Daarvoor is het geconditioneerd, innerlijk verdeeld en in een voortdurende staat van onrust. Nu, kan dat eindigen? Dat is de vraag.
13:45 P: Ik gebruikte het woord "onderscheppng". Dit gebeuren van het verleden, als denken, als "gisteren"...
13:59 K: ...als vandaag.

P: Maar wat is vandaag?
14:07 K: Vandaag is de beweging van het aangepaste verleden. Herinnering. Wij zijn een bundel herinneringen!

P: Dat is waar. Maar het in kontakt komen met tijd...
14:29 K: Wacht even, wat bedoel je met kontakt met tijd? Tijd is het denken!
14:33 P: Tijd als een psychologisch proces - ik spreek niet over fysieke...

K: Natuurlijk. Laat dat alles weg.
14:39 P: Maar kontakt met tijd als een psychologisch gebeuren vindt in het heden plaats, nietwaar? Er kan alleen gewaarwording zijn...
14:53 K: Pupupji, laten we heel duidelijk zijn. Tijd is denken. Goed? Zonder tijd niet af alsof het iets anders is dan denken.
15:03 P: Nee, tijd is denken.

K: Dus wordt het tijd-denken.
15:07 P: Ja. Als verleden, heden en de toekomst.
15:12 K: Vraag je, wat het "Nu" is?
15:16 P: Ja, omdat die ondervanging waarover ik spreek - laat me mijn woord bebruiken totdat u het wegwist...
15:24 K: Goed. Ondervanging, ik begrijp het niet goed.
15:26 P: Ondervanging is het kontakt met, het kontakt met het feit.
15:32 K: Kontakt met het feit dat het hele gebeuren van het denken...
15:39 P: Zelfs niet dat alles, slechts kontakt met "wat is".
15:43 K: Welke is wat: nu?
15:45 P: Wat ook. Uw uitspraak nu, wat u nu ook zegt en mijn luisteren naar u is het kontakt met "wat is".

K: Ah, ik begrijp het. Dat is - mag ik het brengen zoals ik het begrijp? Het verleden, het heden en de toekomst is een beweging van tijd-denken. Hoe realiseer je je dat?
16:13 P: Ja, hoe...
16:15 K: Hoe kom je ertoe daar de waarheid van in te zien, het feit ervan?
16:25 P: Weet u, er bestaat zoiets als voelbare aanraking.
16:30 K: Ik kan voelen, ja, weefsel.

P: Nu...
16:35 K: Niet weefsel, tastzin. Hoe raak je dit ding aan?

P: Hoe raak je het aan?
16:47 K: Hoe... - om je woord te gebruiken - kom je ermee in kontakt. Met het feit? Met het feit dat ik een hele reeks herinneringen ben, wat tijd-denken is.
17:02 P: Nee. Laten we duidelijker worden. De gedachte dat ik vanmiddag wegga, en dat ik u ga verlaten. Het is een gedachte.

K: Het is een gedachte. Het is een werkelijkheid.

P: Een werkelijkheid. Maar daaruit ontstaat een triestheid om u te verlaten, wat het emotionele, psychologische element is, dat het feit gaat versluieren.
17:50 K: Ja, wat is het? Je kent het franse gezegde: "Partir, un peu mourir".

P: Ja. Dus hoe komt men... Wat gaat er aangevoeld worden? Niet niet het feit dat ik wegga.
18:06 K: Maar, wat?

P: Maar deze pijn.
18:10 K: De pijn. Ik begrijp het. Vraag je... De pijn van weggaan, de pijn van duizend pijnscheuten, jaren en eeuwen van pijn, eenzaamheid en verdriet en dat alles, smart, de gekweldheid, de angst en dat alles, is dat van mij gescheiden die het voelt?
18:47 P: Het kan niet afgescheiden zijn.

K: Dat bén ik!
18:53 P: Waar precies, hoe kom ik ermee in aanraking?
18:57 K: Ik begrijp je hanteren niet goed van "hoe kom ik ermee in aanraking".
19:09 P: Het is alleen in het heden...

K: Ik begrijp wat je bedoelt.
19:15 P: Het hele hele bouwsel rust daarop.
19:19 K: Ja, dat is wat ik zei. Dat is wat ik zei. Het "nu" bevat het verleden, de toekomst en het heden. Goed?

P: Ja.
19:28 K: Laten we dit begrijpen. Het heden is het hele verleden en de toekomst. Dit is het heden. Het heden ben ik, met al de herinneringen van duizenden jaren, en die duizenden jaren worden de hele tijd aangepast, en de toekomst - dat alles is nu, het heden. Goed?
20:05 P: Maar heden is ook niet iets statisch. Het is voorbij...
20:15 K: Natuurlijk, natuurlijk, natuurlijk. Je hebt het nog niet genoemd, of het is al voorbij.

P: Is het voorbij. Dus wat is het dat je feitelijk ziet? Wat is het wat je feitelijk waarneemt?
20:27 K: Feitelijk neem je het feit waar...

P: Welk feit?
20:31 K: Het feit - wacht even - het feit dat het heden het hele gebeuren is van tijd en denken. De waarheid daarvan zien - laten we het woord "zien" niet gebruiken - een inzicht te hebben, de onderkenning, dat het nu alle tijd en denken bevat.
21:13 P: Ontstaat die onderkenning vanuit het brein?
21:20 K: Het onstaat uit gewaarwording met de ogen, de zenuwen en zo meer, of die gewaarwording is een inzicht, die niets van doen heeft met tijd en denken.
21:39 P: Maar het ontstaat binnen het brein?
21:42 K: Ja. Of buiten het brein, vraag je?
21:47 P: Het is van groot belang.
21:48 K: Ik weet het, daarom wil erover duidelijk zijn. Speelt het binnen de sfeer van het brein af, of het is dat inzicht, die komt wanneer er vrijheid van conditionering is, dat de werking van de geest wordt, welke uiterste intelligentie is. Begrijp je?
22:17 P: Ik kan het niet volgen.

K: Aha. Laten we duidelijk zijn. Het brein, welk deel ervan ook, wordt geconditioneerd door tijd en denken, tijd-denken. Zolang die conditionering duurt, is inzicht niet mogelijk. Je kunt bij gelegenheid ergens zicht op hebben, maar zuiver inzicht, wat betekent begrip van de totaliteit van dingen - ja, ik zal het woord "totaliteit" gebruiken, niet "heelheid" omdat dat woord tegenwoordig zoveel gebruikt wordt - het is de onderkenning van volledigheid. Goed? Dat inzicht is geen tijd-denken. Daarvoor maakt dat inzicht deel uit van dat brein dat in een andere dimensie is.
23:34 P: Zonder zicht kan er geen inzicht zijn.
23:38 K: Dat is alles wat ik zeg.
23:43 P: Dus zien, onderkennen... Onderkennen, ik gebruik dit woord.

K: Ja, onderkennen.
23:49 P: Onderkennen - luisteren ligt opgesloten in onderkennen - lijkt de fundamentele kern van inzicht te zijn.
24:05 K: Zou je dat langzaam kunnen herhalen?
24:12 P: Laten we het woord "inzicht" nemen - het betekent: zien in.
24:16 K: In - zien in.

P: Zien in. Zicht hebben op zien?
24:27 K: Nee. Zien in... - wacht, laten we naar dat woord kijken. Het zien, in het bevatten van de totaliteit van iets, de weidsheid van iets. Goed? Inzicht is alleen mogelijk wanneer er beëindiging is van het denken en tijd. Het denken en tijd zijn begrensd, daarom kan zo'n beperking geen inzicht hebben.
25:20 P: Om te begrijpen wat u zegt moet ik een open oor hebben en ogen die kunnen zien. Uit die klank, uit die vorm, uit dat geheel...
25:39 K: De betekenis van de woorden, enz., enz., ja.
25:41 P: ...ontstaat een zien die verder gaat. Ik probeer de hand op iets te leggen.
25:52 K: Waar probeer je de hand op te leggen?
25:54 P: Ik probeer... U spreekt over inzicht. Inzicht kan niet ontstaan zonder aandacht.
26:10 K: Nee. Breng het woord "aandacht" niet in.
26:13 P: Of zicht, zien.
26:14 K: Als we het bij hetzelfde gegeven kunnen houden, dat is, inzicht kan niet bestaan zolang tijd-denken een rol speelt.
26:27 P: Ziet u, het is als wat komt eerst. Wat is er eerder?
26:36 K: Wat bedoel je?
26:37 P: In het bewustzijn, in mijn benadering hiertoe, kan ik niet met inzicht beginnen. Ik kan alleen met observatie beginnen.
26:49 K: Je kan alleen beginnen door de waarheid te verwezelijken dat tijd, psychlogische tijd, en denken zijn altijd beperkt. Dat is een feit!

P: Krishnaji, dat is een feit.
27:07 K: Wacht, begin daaruit. En daardoor wat het ook doet, zal altijd beperkt zijn en dientengevolge tegenstrijdig, daardoor schept het verdeeldheid en eindeloze conflicten. Dat is alles wat ik zeg. Je kan de echtheid daarvan zien.
27:25 P: Je kunt het feit daarvan buiten jezelf zien.
27:28 K: Wacht, wacht. Je kan het op het politeke vlak zien...
27:31 P: Je kunt het buiten jezelf zien.
27:32 K: Nee, wacht. Je kan het op politiek, religieus gebied zien, over de hele wereld, dat dit een feit is, dat tijd en denken, in hun werking, onheil op de wereld hebben gebracht. Dat is een feit.

P: Ja, ja.
27:50 K: Nu. De vraag is dus: kan die beperking ooit eindigen? Of wordt de mens voor altijd voorbereid om binnen het tijd-denken gebied te leven?
28:12 P: Ziet u, de moeilijkheid om dit te begrijpen is: wat is de relatie van de breincellen met de werking van de zintuigen - ik gebruik het woord "denken" niet op dit moment - bij een uitspraak als deze: "Zie je het feit dat tijd, denken beperkt zijn"?

K: ...beperkt zijn.
28:49 P: Wat wordt er precies mee bedoeld, hoe ziet men dat? Het is alsof u me vertelt dat je een zinsbegoocheling bent.
29:04 K: Wat?

P: Het is net alsof u me vertelt dat Pupul een zinsbegoocheling is.

K: Nee, dat zei ik niet.
29:11 P: Maar ik zeg het.

K: Nee, je bent geen visioen.
29:15 P: Nee, het is exact hetzelfde.

K: Nee.
29:18 P: Omdat op het moment dat u zegt, " Uiteindelijk is Pupul een psychische bundel van het verleden..."
29:29 K: Een psychologisch gebeuren van tijd en denken, wat het innerlijk is.

P: Wat het innerlijk is.
29:36 K: Dat innerlijk is beperkt.

P: ...is beperkt.
29:40 K: Wat het ook doet het is beperkt.
29:44 P: Dan zou ik willen vragen, wat is er mis met beperkt zijn?
29:48 K: Niets is verkeerd. Als je in voortdurend conflict wilt leven is daar niets mis mee.
29:55 P: Goed, verder gaande. Om het te beëindigen, volstaat het niet alleen om te zeggen, te voelen dat het beperkt is. maar er moet een eind aan komen.

K: Ik zei dat die er is.
30:13 P: Wat is de aard van dit eindigen?
30:16 K: Wat bedoel je met eindigen?

P: Slechts zien...
30:18 K: Laten we het woord "eindigen" nemen. Ik moet duidelijk zijn wat, jij en ik, we beiden zeggen, de bedoeling begrijpen van het zelfde woord, het eindigen van iets - gehechtheid eindigen, eindigen te roken, niet dit of dat doen, er een eind aan maken - het eindigen.
30:40 P: De stroom houdt op te stromen.

K: Ja, als je het zo... De stroom van denken en tijd eindigt, psychologisch. Wat is je moeilijkheid ermee? Je maakt iets eenvoudigs, verschrikkelijk ingewikkeld,
31:00 P: Er is een ogenblik van gewaarwording, dat een ogenblik van inzicht is. Wat is dat ogenblik van inzicht?
31:08 K: Wat bedoel je met, "ogenblik van inzicht"?
31:10 P: Waar ik dit zie... In welk tijdsruimte zie ik het?
31:16 K: Kijk, Pupul, laten we het eenvoudig houden. Tijd en denken hebben de wereld verdeeld, op politiek gebied, aardrijkskundig, godsdienstig, dat is een feit. Goed? Kan je het feit niet zien?

P: Nee. Ik kijk naar buiten...
31:36 K: Wacht, wacht. Kijk niet naar buiten.
31:39 P: Nee. Ik zie het feit niet.
31:41 K: Wat bedoel je met het niet zien van het feit?
31:42 P: Omdat als ik het feit zag, echt het feit zag...
31:46 K: Je zou dan stoppen met zulke dingen.

P: ...het zou helemaal voorbij zijn.
31:49 K: Dat is alles wat ik zeg.

P: Waarom, als het zoiets eenvoudigs is, wat ik niet denk dat het is, omdat het zulke slinkse omwegen heeft.
32:00 K: Nee. Daar gaat het allemaal om - ik zeg iets wat we blijkbaar niet... met andere woorden hebben gezegd - als je een inzicht hebt dat het denken-tijdgebeuren verdeeldheid schept, op welk niveau, welk gebied ook, op welk terrein ook, het een gebeuren is van eindeloze conflicten. Dat is een feit. Engeland vocht om een of ander eiland, dat is een feit. Omdat Engels, Frans, Duits, Russisch - dat is allemaal verdeeldheid. En India tegen weet ik wie... dit alles is tijd-denken onrust. Dat is een feit!
32:52 P: Ja, maar je kan het zien pas wanneer iets buiten jezelf afspeelt.
32:55 K: Daar gaat het om. Als je het buiten je kan zien, dit gebeuren, wat het in de wereld aanricht, wat een ellende het in de wereld heeft veroorzaakt, dan... Innerlijk bestaat de psyche uit tijd en denken, ís het gebeuren van tijd en denken. Dít gebeuren heeft dát gecreëerd! Heel eenvoudig. De psychologische werking, het splijtende psychische gebeuren heeft het uiterlijke feit gecreëerd. Ja? Ik ben een Hindoe, ik voel me veilig. Ik ben een Duitser, ik voel me veilig bij dat woord, in het gevoel "ergens bij te horen".
33:56 P: Ziet u, ik zou zeggen dat al dit: een Hindoe zijn, hebzucht, al die dingen, hebben we gezien als een product van dit tijd-denken gebeuren.
34:16 K: Dat is alles wat ik zeg.

P: Maar dat, het is niet helemaal...
34:21 K: Wat is je moeilijkheid, Pupul?
34:22 P: Er is, binnen dat alles, een gevoel van "ik besta".
34:31 K: Ik realiseer me niet dat de psyche dát is!
34:35 P: In essentie is dat de aard van...
34:39 K: Waarom gebeurt dat niet? Omdat - het is eenvoudig genoeg, waarom maak je het ingewikkeld? - omdat ik heb bedacht dat de psyche iets anders is dan geconditioneerdheid. Ik bedacht dat er iets binnenin me was, of in het brein, of ergens, dat tijdloos is, wat God is, wat dit of dat is, en dat, alleen als ik dat kon bereiken, alles in orde zou zijn. Dat is een deel van mijn conditionering. Omdat ik onzeker ben, verward, God me veiligheid zal geven, bescherming, zekerheid. Dat is alles. God, of Allerhoogste, of een of andere overtuiging.
35:30 Wat is de aard van de kern waaruit inzicht ontstaat?
35:33 K: Dat heb ik je verteld. Inzicht kan alleen plaatsvinden wanneer er vrijheid is van tijd en denken.
35:48 P: Het is een soort oneindige...

K: Nee, dat is het niet. Je bent een heel eenvoudig feit ingewikkeld aan het maken, zoals de meesten van ons doen. Als men in vrede wil leven, dat... in vrede leven is slechts opbloeien, is het begrijpen van de buitengewone wereld van vrede. Vrede kan niet door het denken voortgebracht worden.
36:29 P: Ziet u, begrijp het alstublieft, Krishnaji, het is het brein zelf dat naar die uitspraak luistert.
36:41 K: Ja, het luistert. En wat gebeurt er dan? Een ogenblik. Wat gebeurt er? Als het luistert is het stil.

P: Het is stil.
36:53 K: Het is niet aan het herkauwen, het is niet bezig met: "Hemel, wat bedoelt hij?" het ratelt niet, het zwijgt. Goed? Wacht, wacht. Wanneer het echt een feit is - geen opzettelijke stilte - echt wanneer het luistert, en er stilte is, dán... is er inzicht. Ik hoef niet op tien verschillende manieren uit te leggen wat de beperking van het denken is, het is zo.
37:30 P: Ik begrijp wat u zegt. Bestaat er iets verder dan...
37:44 K: O ja, dat is er. Er is heel veel meer. Dat is: bestaat luisteren uit klank? Een klank binnen een gebied. Of ben ik aan het luisteren naar wat je zegt zonder de klank van woorden? Als er een klank van woorden is dan ben ik niet aan het luisteren, ik ben alleen de woorden aan het begrijpen. Maar je wilt iets aan me overdragen dat veel meer is dan de woorden, als de woorden een weerklank in mijn luisteren opwekken kan ik niet diepgaand de diepgang van wat je zegt begrijpen. Ik wil dus veel meer van iets achterkomen... waarvan we mee begonnen, het heden. Het heden is het "nu", het nu is het hele gebeuren van tijd-denken. Ja? Het is het hele bouwwerk. Als het bouwwerk van tijd en denken eindigt krijgt het nu een totaal andere betekenis. Het nu is dan niets. Ik bedoel daarmee, wanneer we het woord "niets" gebruiken, "Nul" omvat alle getallen. Akkoord? Dus niets bevat alles. Maar we zijn bang om niets te zijn.
40:15 P: Wanneer u zegt dat het "het alles" bevat, bedoelt u dat het de essentie is van al het menselijke en het raciale en leefklimaat, en natuur en de cosmos, als zodanig?
40:34 K: Nee, ik zou eerder... Zie je, ik spreek over het feit van een verwerkelijking dat er niets is. De psyche is een bundel herinneringen - akkoord? En die herinneringen zijn dood. Ze werken wel, ze functioneren, maar ze zijn het resultaat van geleden ervaringen die voorbij zijn. Ik ben een herinneringsgebeuren. Akkoord? Als ik een inzicht daarin heb, is er niets. Ik besta niet.
41:27 P: U zei iets over geluid.
41:31 K: Ja.

P: En over luisteren.
41:36 K: Luisteren zonder klank. Zie je daar de schoonheid van?
41:43 P: Ja, het is mogelijk wanneer de geest zelf totaal stil is.
41:49 K: Nee, haal de geest er voor dit moment er niet bij. Wanneer het brein rustig is, absoluut rustig, daardoor wordt er geen klank gemaakt door het woord.
42:02 P: Er wordt geen klank gemaakt door het woord.
42:05 K: Natuurlijk. Dat is echt luisteren. Het woord heeft dat gegeven wat je me wilt overbrengen. Akkoord? Je wilt me zeggen, "Ik ga vanmiddag weg." Ik luister daar naar...
42:19 P: Maar het brein is niet actief tijdens het luisteren .
42:21 K: Ja. En wanneer het brein in aktie is, betekent het geruis, is klank. Laten we teruggaan naar iets meer... - we zullen iets toevoegen, zullen teruggaan naar die kwestie over klank, omdat het heel interessant is wat klank is. Klank, zuivere klank, kan alleen bestaan, wanneer er ruimte en stilte is. Anders is het slechts geruis. Dus zou ik terug willen keren tot de vraag: Heel onze opvoeding, al onze ervaringen uit het verleden en kennis is een wordingsgebeuren, zowel innerlijk, psycholochisch, als uiterlijk. Het worden is de ophoping van herinnering. Goed? Meer en meer en meer herinneringen, wat kennis wordt genoemd. Ja? Nu, zolang dat gebeuren bestaat, is er angst om "niets" te worden. Maar wanneer je werkelijk het inzicht ziet van de waan, het bedrog van het "iets worden", zodat die hele waarneming, dat inzicht, zien dat er niets is, dat dit "worden" een eindeloos tijd-denken is en conflict, zodat een beëindiging daarvan ontstaat. Dat betekent, het beëindigen van het gebeuren, die psychisch is, wat tijd-denken is. Het einde daarvan betekent "niets zijn". Akkoord? "Niets" omvat dan het hele universum. Niet mijn pietluttig bang zijn en mijn kleinzielige angsten en problemen, en mijn verdriet om dozijnen zorgen. Uiteindelijk, Pupulji, niets betekent heel de wereld van intens meegevoel. Erbarmen is niets-zijn. En dientengevolge is dat niets-zijn uiterste intelligentie. Dat is alles wat er is. Ik weet niet of ik dit overbreng. Waarom zijn doorsnee intelligente mensen bang om niets te zijn? Als ik inzie dat ik feitelijk een woordelijke verbeelding ben, dat ik niets anders ben dan dode herinneringen. Dat is een feit! Maar het staat me niet aan te denken dat ik slechts niets anders ben dan herinneringen. Maar de waarheid is dat ik herinneringen ben. Als ik geen geheugen heb, ben ik echter in een staat van geheugenverlies, of begrijp ik het hele gebeuren van herinnering, wat tijd-denken is, en zie het feit: dat zolang dit gebeuren er is er eindeloos conflict moet zijn, strijd, pijn. En wanneer er een inzicht daarin is betekent "niets" iets totaal anders. En dat niets is het heden. Het is geen wisselend heden, het is niet de ene dag dit, en de volgende dag dat. Niets-zijn betekent: geen tijd, daarvoor eindigt het niet de ene dag en begint het de andere dag. Zie je, het is echt heel interessant als je op deze kwestie ingaat, niet theoretisch maar feitelijk. De astrofysici proberen het heelal te begrijpen. Ze kunnen het alleeen begrijpen in termen van gasvormen, en... maar de onmetelijkheid ervan, als deel van deze mens, niet daarbuiten, maar hier. Dat betekent... Er moet geen schaduw aanwezig zijn van tijd en denken. Pupul, uiteindelijk, is dat ware meditatie, dat is wat "shunya" betekent in het Sanskriet. Maar we hebben het geïnterpreteerd op wel tien, honderd verschillende manieren, in toelichtingen, over dit en dat, maar het echte feit is dat we niets zijn! Niets anders dan woorden. En meningen, oordelen - wat allemaal kleinzieligheden zijn. En daardoor wordt ons leven kleingeestig. Dus te beseffen, te begrijpen dat in de nul alle getallen ingekapseld zijn. Akkoord? Dus in niets, heel de wereld... - niet de pijn, enz. - dat is allemaal zo onbetekenend. Ik weet, het klinkt zo... wanneer ik lijd is dat het enige dat ik heb. Of wanneer er angst is, is dat het enige. Maar ik zie niet dat het zo'n onbeduidend iets is! Naar dit alles geluisterd te hebben, wat realiseer je je daarbij? Als je het in woorden kon uitbeelden, Pupulji, des te beter. Wat is het, dat jij en degenen die naar dit alles luisteren - het kan nonsens zijn, het kan waar zijn - wie naar dit alles luisteren, in hoeverre bevatten ze, beseffen, zien ze de onmetelijkheid van dit alles?
50:59 P: Het is werkelijk een beëindiging van de psychologische aard van het zelf, omdat dat wording is...

K: Een ogenblik, Pupulji, ik stelde een vraag omdat het tot grote steun zal zijn voor ons allen, als je zou kunnen, terwijl je naar dit alles luistert, wat is je antwoord, wat is je reactie, wat heb je beseft, wat heb je..., zeg je "Allemachtig! Ik heb het, ik bemerkte de geur ervan"?
51:37 P: Het is erg... Stel me die vraag niet, omdat alles wat ik zeg zou klinken als... Omdat terwijl u aan het spreken was er onmetelijheid was.
52:08 K: Ja. Wacht nu even. Dat was er, ik kon het voelen. Er was de spanning daarvan. Maar is het tijdelijk, is het gedurende een ogenblik, gedurende een second en verdween het? En dan het hele gedoe om het te herinneren, het te vangen, het uit te nodigen...
52:35 P: Oh, ik denk dat men van daaruit tenminste verder gaat. En iets anders wat men zich realiseert, het moeilijkste in de wereld is om totaal eenvoudig te zijn.
52:59 K: Eenvoudig te zijn, inderdaad. Als men echt eenvoudig is, kan je daar vandaan de enorme ingewikkeldheid van de dingen begrijpen. Maar we beginnen met al de ingewikkeldheden en zien nooit de eenvoud. Dat is onze opleiding. We hebben onze hersens gevormd om de moeilijkheden te zien en proberen dan een antwoord voor de ingewikkeldheid te vinden. Maar we zien de buitengewone eenvoud van het leven niet - eerder van feiten.
53:52 P: In de Indiase traditie, als ik even mag afwijken...
53:55 K: Maar al te graag.
53:57 P: Uit klank werden alle elementen geboren, al de Panchamahabhuta's
54:08 K: Zie je...
54:12 P: De klank die weergalmt en toch niet wordt gehoord.
54:20 K: Dat is het, dat is het. Maar uiteindelijk, Pupulji, speciaal in de Indiase traditie, van de Boeddha tot Naga Ardjoena, en de oude Hindoes, hebben gezegd dat er die toestand van niets-zijn bestaat, waarbij, zeiden ze, je alles moet ontkennen. Naga Ardjoena zegt - hij kwam op dat punt, zover ik het begrijp, ik kan hetverkeerd hebben, wat mij verteld is geworden - dat hij alles ontkende, elk psychisch gebeuren.
55:12 P: Elke werking van de hersencellen die wording inhouden.
55:17 K: Ja, ja. Nu, het staat daar in de boeken, of het is aanwezig in de traditie. Waarom zijn ze daar niet op door gegeaan? Zelfs de intelligentsten onder hen, zelfs de meest godsdienstige fanaten - niet tot enige structuur, maar tot het goddelijk gevoel, het gevoel van iets heiligs - waarom zijn ze daar niet op doorgegaan, het ontkennen - niet van de wereld, je kan de wereld niet ontkennen. Ze hebben de wereld ontkend, en een troep van hun eigen leven gemaakt! - maar, de totale ontkenning van het "ik".
56:16 P: In werkelijkdeid, zelfverloochening - laat me dat woord gebruiken - is de ontkenning van het "ik".
56:29 K: Ja, maar het "ik"bestaat nog! Ik kan afstand doen van mijn huis, ik kan afstand nemen van mijn herinneringen, maar - begrijp je?
56:42 P: In principe is de ontkenning nooit van de buitenwereld.
56:46 K: Innerlijk. Wat betekent dat? Wees niet gehecht. Zelfs niet aan je hoogste beginsel. Wees niet gehecht aan je lendedoek. Dus ik denk wat er gebeurt is dat we vastzitten, werkelijk vastzitten in een netwerk van woorden, theorieën, niet in werkelijkheid zijn. Ik lijd, ik moet een manier vinden dat te beëindigen, niet te vluchten in een paar soorten domme waandenkbeelden. Waarom hebben mensen zich niet gewend tot het feit en het veranderd? Begrijp je mijn vraag? Komt het doordat we leven in denkbeelden, idealen en gevolgtrekkingen en al die - onwerkelijkheden? Dat is zo overduidelijk, dit alles.
58:04 P: We leven met de geschiedenis van de mens. Dat is het verhaal van de mensheid.

K: Dat is het verhaal van de mensheid. En de mensheid is "mijzelf". En "mijzelf" is dit - eindeloze ellende. Dus als je ellende wilt beëindigen, beëindig het "mijzelf". De beëindiging van het "zelf" is geen wilshandeling. De beëindiging van het "zelf" komt niet door vasten - je kent al dat kinderachtige gedoe waar mensen zich mee beziggehouden hebben, die "heiligen" genoemd worden.
58:55 P: Het is in werkelijkheid de beëindiging van tijd, is het niet?
58:57 K: Ja, inderdaad. Het eindigen van tijd-denken. Dat betekent te luisteren zonder de klank, luisteren naar het universum zonder een klank. Onlangs hadden we een gesprek in New York, en er was een man, een medicus - ik geloof dat hij heel bekend was. Hij zei, al deze vragen zijn best interessant, mijnheer, maar de essentiele kwestie is of de breincellen, die geconditioneerd zijn geworden, werkelijk een mutatie bij zichzelf tot stand kunnen brengen. Dan is het allemaal eenvoudig. Ik zei dat het alleen door inzicht mogelijk is. En we hebben ons daarin verdiept, zoals we ons nu in verdiept hebben. Weet je, niemand is bereid hier in zijn geheel naar te luisteren. Ze luisteren gedeeltelijk, zijn ermee eens, in de zin van meekomen tot zekere hoogte, en daar dan ophouden. Als de mens werklijk zegt, "Ik wil vrede in de wereld, daarvoor moet ik vredig leven" dan onstaat er vrede in de wereld. Maar hij wil niet in vrede leven, hij doet alles het tegenovergestelde daarvan: zijn ambitie, zijn verwaandheid, zijn onnozele pietluttige angsten en dat alles. Dus hebben we de uitgestrektheid van dit alles verlaagt tot enkele kleinzielige reacties. Realiseer je je dat, Pupul? En zo brengen we zulke onbetekenende levens door. Ik bedoel, dit geldt zowel voor de hoogste als de laagste geplaatsten.
1:02:04 P: Wat betekent klank voor u?
1:02:13 K: Klank is de boom. Klank - wacht even - neem muziek, of het nu de zuiver Indiase zang is, Vedische zang, en de Gregoriaanse zang, ze staan enorm dicht bij elkaar. En je luistert naar al de lofzangen - die zijn, je weet hoe ze zijn... Dan luister je naar de klank van de golven, de klank van de sterke wind door de bomen, de klank van een persoon met wie je gedurende vele jaren hebt geleefd. Je raakt gewend aan dit alles. Maar als je niet gewend raakt aan dit alles, dan krijgt klank een buitengewone betekenis. Dan hoor je alles opnieuw. Zeg, bijvoorbeeld, je vertelt me dat tijd en denken het hele levensgebeuren van de mens uitmaken, en daardoor eenzijdig is. Je hebt me een eenvoudig feit overgedragen, en ik luister ernaar. Ik luister ernaar zonder de klank van het woord, ik heb de betekenis gevat, de diepte van die uitspraak. En die kan me nooit meer ontgaan! Het is niet dat ik het nu gehoord heb en het weg is wanneer ik naar buiten ga. Ik heb er in zijn geheel naar geluisterd. Dat betekent dat de klank het feit heeft aangereikt dat het is zó. En wat zo is is absoluut en altijd zo. Ik geloof, in de Hebreeuwse traditie, alleen Jehovah, de naamloze, "Ik ben" kan zeggen, zoals "Tat tvam asi", enzovoort, in het Sanskrit. Ik denk dat het genoeg is.