Krishnamurti Subtitles home


OJ77D2 - De relatie tussen ervaring en denken
Tweede openbare discussie
Ojai, VS
7 april 1977



0:51 Perhaps there are some new people who have come this morning. So, we are having a dialogue. The word ‘dialogue’ means putting into words one’s thought. And, as two friendly people talking over together with their problems, perhaps we could this morning discuss or have a dialogue, conversation, in that spirit, that we are, together, examining, exploring, investigating our problems. This is not a group therapy. Group therapy implies exposing one’s own dirty laundry to another, and I don’t think that’s worth it. Whereas, if we could examine deeply our problems, perhaps we could resolve them this morning and not carry them over year after year, till we die. So, what shall we talk over, together? Wellicht zijn er wat nieuwe mensen gearriveerd vanochtend We voeren dus een dialoog. Het woord 'dialoog' houdt het verwoorden van je gedachten in. Als twee bevriende mensen die samen hun problemen bespreken zouden we vanochtend misschien kunnen bespreken, of een dialoog of conversatie kunnen voeren op zo'n manier dat we samen bekijken, onderzoeken, onze problemen onder de loep nemen. Dit is geen groepstherapie. In groepstherapie deel je je eigen vuile was met een ander en ik denk niet dat dit waardevol is. Als we echter onze problemen diepgaand kunnen onderzoeken, kunnen we ze vanmorgen misschien oplossen en ze niet jaar na jaar met ons meedragen tot we doodgaan. Dus wat zullen we samen bespreken?
2:44 Questioner: Krishnaji, I would like to ask you: will thought and experiencing always remain, or appear to be as opposites, or is there an understanding which can bridge this gap together? Vraagsteller: Krishnaji, ik wil u vragen: zullen denken en ervaren altijd tegengestelden blijven of lijken, of is er een vorm van begrijpen die deze kloof kan overbruggen?
3:02 K: Yes, sir. K: Ja, meneer.
3:04 Q: I’d like to… if we could talk about violence and cruelty in human beings and what is the relationship between that and violence and cruelty in the animal kingdom, and where does that relationship end, in terms of inheritance? V: Ik zou graag... kunnen we het hebben over het geweld en de wreedheid van mensen en wat de relatie is tussen dat en geweld en wreedheid in het dierenrijk, en waar die relatie eindigt voor wat betreft erfelijkheid?
3:26 K: I don’t quite follow your question, sir. K: Ik begrijp uw vraag niet helemaal, meneer.
3:30 Q: I am asking what is the… is there a relationship between cruelty in human beings, violence in human beings and violence in animals, and where does that relationship end between the violence? V: Ik vraag wat is de... is er een relatie tussen wreedheid van mensen, geweld bij mensen en geweld bij dieren, en waar houdt die relatie tussen dat geweld op?
3:58 K: The first question was: is thought and experience, are they different, and can they be brought together? And the other question is, what is the relationship between human beings and animals, who are both of them violent. Any other? K: De eerste vraag was: zijn denken en ervaring, zijn die verschillend, en kunnen ze verenigd worden? En de andere vraag is: wat is de relatie tussen mensen en dieren die beiden gewelddadig zijn. Nog andere?
4:33 Q: Yes. I was wondering, we ended our conversation last Tuesday on a particular point, and that you mentioned that after forty five minutes of our discussions that if, say, between two loved ones, if one did not understand after that period of time there would be no relationship or the love between the loved one didn’t exist, and I just wondered if you would, somewhat, go over that, in that I really didn’t, personally, I don’t agree with that, in the sense that, say, in your descriptions of a certain particular point in time, as you have talked about the observer and the thing to be observed, being one. When you describe a particular point, maybe your discussions are at that particular level, if I may use word ‘level,’ whereas, say, the audience here, and trying to understand your philosophies and so forth, we may not necessarily be at a level... V: Ja. Ik vroeg me af, we eindigden ons gesprek dinsdag op een bepaald punt, en u zei dat als we na 45 minuten gesprek, dat als, zeg tussen twee dierbaren, als de een het niet begreep na die tijd, dat er dan geen relatie zou zijn of dat er dan geen sprake van liefde met de dierbare zou zijn, en ik vroeg me af of u daar nog eens op in kan gaan, want ik persoonlijk ben het daar echt niet mee eens, in de zin van, zeg, in uw beschrijvingen van een bepaald moment, waarbij u het hebt over de waarnemer en dat wat waargenomen wordt alsof het één is. Wanneer u een bepaald punt beschrijft, zijn uw gesprekken misschien op dat bepaalde niveau, als ik dat mag zeggen, terwijl het publiek hier, en het proberen te begrijpen van uw filosofie en zo, wij zitten misschien niet op een niveau...
5:52 K: I think I understand your question, sir. K: Ik denk dat ik uw vraag begrijp, meneer.
5:54 Q: And, one other thing – just an observation – it seems to me that, during the course of people asking questions and so forth, if the question is somewhat irrelevant to what’s going on in your discussions. You seemed to get, at a certain point, frustrated and I just wondered, you know, in your talks about infinite patience, in your books and so forth, there seems to be a paradox or a contradiction there. That’s just an observation. In a sense, that the people here said they didn’t really understand a lot of what we said on Tuesday, and they were asking questions. Those questions are asked out of misunderstanding and so it may not be to the point for you to tell them, maybe, they really don’t understand. You know, you just seemed to get frustrated. V: En nog iets - gewoon een observatie - het lijkt me dat, wanneer mensen vragen stellen en zo, als de vraag enigszins irrelevant is voor wat in uw gesprek speelt, leek het of u op een bepaald punt gefrustreerd werd en ik vroeg me af, weet u, in uw lezingen over eindeloos geduld, in uw boeken en zo, er lijkt daar een paradox of een tegenstelling te zijn. Dat is gewoon een observatie. In die zin, dat de mensen hier zeiden dat ze veel van wat we op dinsdag zeiden niet begrepen, en ze vragen aan het stellen waren. Die vragen worden gesteld vanuit niet goed begrijpen en dus is het misschien niet aan de orde dat u ze vertelt dat ze het helemaal niet begrijpen. Weet u, het leek gewoon of u gefrustreerd raakte.
7:07 K: Sir, I don’t quite follow your questions which you have asked. I don’t quite... K: Meneer, ik volg uw vragen niet helemaal die u gesteld hebt. Ik snap niet helemaal...
7:21 Q: I just wondered if you were... (inaudible) V: Ik vroeg me gewoon af of u daar iets over kon zeggen of...
7:24 K: Why I’m frustrated? Beg your pardon? K: Waarom ik gefrustreerd raak? Sorry?
7:33 Q: Yeah, why you are frustrated by the questions that are asked…? V: Ja, waarom u gefrustreerd raakt door de vragen die gesteld worden...?
7:38 K: All right, sir. Why are you frustrated by the questions asked by the audience? What else are the questions, sir? K: Oké, meneer. Waarom raakt u gefrustreerd door de vragen uit het publiek? Zijn er nog meer vragen, meneer?
7:48 Q: If one really cares about another, what does that imply? V: Wanneer je echt geeft om een ander, wat houdt dat in?
7:53 K: If one cares for another, what does that imply? K: Wanneer je geeft om een ander, wat houdt dat in?
8:01 Q: Could we talk about relationship? V: Zouden we het over relaties kunnen hebben?
8:04 K: Could we talk about relationship? K: Zouden we het over relaties kunnen hebben?
8:09 Q: Krishnaji, just to repeat what I asked, it was thought and experiencing. V: Krishnaji, even om te herhalen wat ik vroeg, het was denken en ervaren.
8:15 K: Thought and experiencing, I understand, sir. K: Denken en ervaren, ik begrijp het, meneer.
8:22 Q: Can you explain how we can have a relationship without fear and jealousy? V: Kan u uitleggen hoe we een relatie kunnen hebben zonder angst en jaloezie?
8:29 K: Can we have relationship with another without jealousies, fears and anxieties, and all the miseries that come in relationship? K: Kunnen we een relatie hebben met een ander zonder jaloersheid, angsten en zorgen, en alle ellende die zich voordoen in relaties?
8:42 Q: Why do we get hurt? V: Waarom hebben we pijn?
8:43 Q: Is there something to be learnt from the experience of having been in a place before? Because I have experienced dejà vu, when you feel as if you have been through a particular action before, even though now in the present it is all new experience, you feel as if you have been there before. Is there something to be learned from that? V: Is er iets wat we kunnen leren van de ervaring van ergens al eens geweest te zijn? We noemen die ervaring déjà vu, waarbij het voelt alsof je iets al eens meegemaakt hebt, ondanks dat het in het huidige moment een nieuwe ervaring is, voelt het alsof je er al eens was. Kunnen we daar iets van leren?
9:06 K: Is there something to be learnt from... K: Kunnen we iets leren van...
9:12 Q: …dejà vu. V: ... déjà vu.
9:16 Q: From the feeling of having been here before. V: Van het gevoel dat je hier al eens was.
9:19 K:.learnt from having been here before, the feeling of it? K: Leren van het gevoel hier al eens geweest te zijn, het gevoel?
9:29 Q: Sir, could we talk over the question of the ‘me’? V: Meneer, kunnen we het hebben over het vraagstuk van het 'ik'?
9:34 K: Could we talk over the question of ‘me’? That’s enough. Let’s start. K: Kunnen we het hebben over het 'ik'? Dat is voldoende. Laten we beginnen.
9:45 First of all, to answer that question, I’m afraid I don’t feel frustrated. Perhaps you think I should, but I am not frustrated. So, let us drop that question. Should we discuss relationship, what is the significance of relationship, the depth of relationship? Should we discuss that or shall we go into this question of thought? What is the relationship of thought to experiencing, and what is experiencing without thought? Should we go into that?

Q: Yes.
Allereerst, om die vraag te beantwoorden, ik ben bang dat ik me niet gefrustreerd voel. Misschien denkt u dat ik dat moet zijn, maar ik voel me niet gefrustreerd. Dus laten we die vraag maar laten vallen. Zullen we het over relatie hebben, wat de betekenis van relatie is, de diepgang van relatie? Zullen we het daarover hebben of zullen we ingaan op de vraag over het denken? Wat is de relatie tussen denken en ervaren, en wat is ervaren zonder het denken? Zullen we daarop ingaan?

V: Ja.
10:46 K: Oh. You want to go into the question of experiencing and the relation to thought? The relationship of experiencing and thought. All right. Do you want to go into it very deeply?

Q: Yes.
K: O, jullie willen ingaan op de vraag van ervaren en de relatie met het denken? De relatie tussen ervaren en het denken. Prima. Willen jullie daar diepgaand op ingaan?

V: Ja.
11:10 K: First of all, let’s find out together – and I mean together, we’re both of us exploring, we are both of us trying to understand what we are talking about. We are using words which we both understand. I am not speaking in Italian or Russian, but in English. So, together we are going to examine this very complex problem. First of all, what is thinking? What does one mean by the word ‘thinking’? How does thinking arise? What is the significance of thinking? What is the source of all thought? All thought – both scientific, religious, the thought of every day, the business thought. So, we are discussing, talking over together this question of thought. Why has thought played such extraordinary part in human life? Does thought exist without the word? And is the word thought? Please, all these are implied in this question. So, please, if you will kindly go together in this. K: Allereerst, laten we samen onderzoeken - en ik bedoel samen, we zijn allebei aan het onderzoeken, we proberen allebei te begrijpen waar we het over hebben. We gebruiken woorden die we beiden begrijpen. Ik spreek geen Italiaans of Russisch, maar Engels. Dus samen gaan we dit zeer complexe probleem onderzoeken. Allereerst: wat is denken? Wat wordt er bedoeld met het woord 'denken'? Hoe ontstaat denken? Wat is de betekenis van denken? Wat is de bron van al het denken? Al het denken - zowel wetenschappelijk, religieus, het dagelijkse denken, het zakelijke denken. Dus we bespreken, we hebben het samen over dit vraagstuk van het denken. Waarom heeft het denken zo'n bijzondere rol gespeeld voor de mensheid? Bestaat het denken zonder het woord? En is het woord het denken? Dit is allemaal onderdeel van deze vraag. Dus willen jullie hier alsjeblieft samen op ingaan.
13:29 So, first we will begin by asking, is there a thinking without word? Is there a thinking without a symbol, an image, a picture? You understand my question? Or the word is the thought? Or does thought bring the word into action? You see, it’s a very complex question this. So, we are going to go into this very, very slowly and find out the whole nature and the structure – structure of thought. That’s what you want, don’t you?

Q: Yes.
Dus eerst beginnen we met de vraag: is er een vorm van denken zonder woorden? Is er een vorm van denken zonder een symbool, een beeld, een plaatje? Begrijpt u mijn vraag? Of is het woord de gedachte? Of wordt het woord door het denken geactiveerd? Jullie zien dat dit een heel complexe vraag is. Dus we gaan hier heel, heel langzaam op in om de hele aard en de structuur te ontdekken - de structuur van het denken. Dat is wat jullie willen, toch?

V: Ja.
14:35 K: At least, you want to discuss that, and we’II come to relationship, presently. So, when one asks you what is thinking, what is your response to that word? If you observe what is going on, that is, the speaker asks you a question, what is thinking? Your immediate reaction, if you’re aware of it, is to search out in your memory the correct answer. Either the accumulated memory, through books, the information that you have received by reading psychological books and so on. So, your immediate response to that question, which is, what is thinking? – your brain is tremendously active, looking, asking, searching. Right? And what do you find? May I put it this way? When one is asked a familiar question: what’s your name, where do you live, and so on, the response is immediate. Why? K: Dat willen jullie in elk geval bespreken, en we komen ook op relatie, dadelijk. Dus wanneer iemand je vraagt wat denken is, wat is je reactie op dat woord? Wanneer je observeert wat er gebeurt, ik bedoel, de spreker stelt je een vraag: wat is denken? Je onmiddellijke reactie, als je je daar bewust van bent, is om in je herinnering te zoeken naar het goede antwoord. Of de verzamelde herinneringen, uit boeken, de informatie die je verkregen hebt door psychologische boeken te lezen enzovoort. Dus je onmiddellijke reactie op die vraag 'wat is denken?' - dan is je brein ontzettend actief, rondkijken, vragen, zoeken, Nietwaar? En wat ontdek je? Mag ik het zo zeggen? Wanneer je een bekende vraag gesteld wordt: hoe heet je, waar woon je, enzovoort, is de reactie onmiddellijk. Waarom?
16:44 Q: Because the process of thinking is just looking up the thought in your memory bank. You look it up... V: Omdat het denkproces gewoon het zoeken is van de gedachte in je geheugen. Je zoekt het op...
16:51 K: Yes, sir, but I have asked a question – just a minute, sir. I have asked a question, which is, I ask you, what is your name? Your response is immediate. Right? I’m asking you why is it so immediate? K: Ja, meneer, maar ik heb gevraagd - een moment, meneer. Ik heb de vraag gesteld, ik vraag u, hoe heet u? Uw antwoord volgt onmiddellijk. Nietwaar? Ik vraag u waarom het zo onmiddellijk is?
17:05 Q: Because you know it.

K: Don’t answer, look into... First, find out, sir.
V: Omdat je het weet.

K: Antwoord nog niet, kijk... Onderzoek eerst, meneer
17:13 Q: I’m more concerned with blabbing than investigating. It’s right there. V: Ik ben meer bezig met kletsen dan onderzoeken. Het ligt voor m'n neus.
17:17 K: No, sir. I am asking, I ask your name, and your reply very quickly. Why? I ask you something a little more complex, you take time. I ask you something, and you reply, you say, ‘I don’t know.’ So, there are these three factors: one, immediate response – what’s your name, where’s your house, etc. – and a little more complex question, you take a time, a lag, an interval between the question and the answer. And if there is a question about which you have never thought or investigated, you say, ‘I really don’t know.’ Right? That’s clear. So, there are these three factors. The one, familiar, quick answer because you have repeated your name a hundred thousand times, you are very familiar with it so the response is quick, there is no time-lag. There is a time-lag, if I say, what is the distance between here and Timbuktu? You say, ‘By Jove, let me think,’ and you are calculating. And you say, so much, or, ‘I don’t know.’ Or, I ask you a question: do you know if there is God? Don’t answer. If you are sane, rational, not committed to any form of belief, then you say, ‘I really don’t know.’ So, there are these three things. K: Nee, meneer. Ik vraag... ik vraag hoe u heet, en u antwoordt heel snel. Waarom? Ik vraag u iets dat meer complex is en daar hebt u tijd voor nodig. Ik vraag u iets en u antwoordt, u zegt: 'Ik weet het niet'. Dus er zijn deze drie factoren: een onmiddellijke reactie - hoe heet u, waar woont u, etc. - en voor een meer complexe vraag, heeft u wat tijd nodig, een vertraging, een interval tussen de vraag en het antwoord. En wanneer er een vraag komt die u nog nooit hebt overwogen of bestudeerd zegt u: 'Ik weet het echt niet.' Nietwaar? Dat is helder. Dus er zijn deze drie factoren. De eerste, bekend, een snel antwoord omdat je je naam honderdduizend keer herhaald hebt, je bent er heel bekend mee, dus de reactie is snel, er is geen interval. Er is een interval als ik zeg, wat is de afstand tussen hier en Timboektoe? Je zegt, 'Jee, even denken,' en je bent aan het rekenen. En je zegt 'zoveel,' of 'Ik weet het niet.' Of ik stel je een vraag: weet je of God bestaat? Geef geen antwoord. Als je gezond bent, rationeel, niet hoort bij een bepaald geloof, dan zeg je: 'Ik weet het echt niet.' Dus er zijn deze drie dingen.
19:32 Now, I ask… the question is, what is thinking? You will not be able to reply to it quickly because you haven’t thought about it. Now, I ask you the question, what is thinking? Your brain is searching – right? – asking, looking, watching, ‘where can I find that out, where is the answer to that?’ Isn’t that what is going on? So, you are looking into memory, the bank of memory, and trying to find an answer to it. Have you found it? Nu vraag ik... de vraag is: wat is denken? Je bent niet in staat om hier snel op te antwoorden want je hebt er nog niet over nagedacht. Nu stel ik je de vraag, wat is denken? Je brein is aan het zoeken - nietwaar? - aan het vragen, zoeken, kijken, 'waar kan ik dat vinden, waar is het antwoord daarop?' Is dat niet wat er gebeurt? Dus je bent aan het rondkijken in je geheugen, je geheugenopslag, en aan het proberen om er een antwoord op te vinden. Heb je het gevonden?
20:29 Q: Yes. V: Ja.
20:30 K: Have you found an answer for yourself, which must be rational, logical, objective, can stand up against any questioning, which can be doubted, not easily accepted? So, have you found such an answer? K: Heb je een antwoord gevonden, zelf, dat rationeel moet zijn, logisch, objectief, bestand tegen welke ondervraging dan ook, dat in twijfel getrokken kan worden, niet zomaar geaccepteerd? Dus heb je zo'n antwoord gevonden?
20:57 Q: Yes. V: Ja.
21:06 K: So we’re asking, what is thinking? Is not thinking the response of memory? Right, sir? Memory as knowledge, as experience, stored up in the brain, in the very cells themselves, and that knowledge, experience, memory responds. So, the experience, knowledge, the memory, and the response of memory is thinking. Right? Right, sirs?

Q: Yes, yes.
K: Dus we vragen: wat is denken? Is denken niet de reactie van het geheugen? Nietwaar, meneer? Herinneringen die als kennis, ervaring opgeslagen zijn in het brein, in de feitelijke cellen zelf, en die kennis, ervaring, herinnering reageert. Dus de ervaring, kennis, het geheugen en de reactie van het geheugen is denken. Nietwaar? Nietwaar, heren?

V: Ja, ja.
22:12 K: No, not… don’t please accept because this poor chap talks about it. See it for… K: Nee, niet... accepteer het niet zomaar omdat deze arme kerel erover praat. Zie het voor...
22:19 Q: They’re all one and the same, aren’t they, sir? All three of them. V: Ze zijn allemaal hetzelfde, nietwaar, meneer? Alle drie.
22:30 K: I’m coming to that. I’m coming to that. That is, the experience, knowledge, memory, thinking, it is a tremendously rapid movement. Right? It’s one unit, not separate banks. It is one united movement. Right? So, thinking is based on memory, which is the past. Right? So, thinking can never be new. Right? K: Daar kom ik nog op. Daar kom ik nog op. Te weten, de ervaring, kennis, herinnering, denken, het is een razendsnelle beweging. Het vormt een eenheid, geen aparte clusters. Het is één samenhangende beweging. Nietwaar? Dus het denken is gebaseerd op het geheugen, en dat is het verleden. Nietwaar? Dus denken kan nooit nieuw zijn. Nietwaar?
23:35 Q: There are inventions that are new. V: Er zijn uitvindingen die nieuw zijn.
23:42 K: Invention. No, wait a minute, sir, I won’t… Wait, don’t go off, we’II answer that question presently, but first see what is happening to you not to the person who is inventing a new thing. We’II go into that. What is happening when you ask this question? Apply it to yourself, please, not to the inventor. So, do we see this fact, the nature and the structure of thinking the structure, like a building, the structure of thinking is the movement of the past, as memory. So, memory, thought and thinking can never be, under any circumstances, new. Because it is the response of memory, the past experience, stored up as knowledge, so thought is coming from the past. K: Uitvinding. Nee wacht, meneer, ik wil niet... Wacht, niet iets anders, we beantwoorden die vraag dadelijk, maar zie eerst wat er gebeurt met u niet met de persoon die iets nieuws uitvindt. Daar komen we op. Wat gebeurt er wanneer u deze vraag stelt? Pas het op uzelf toe, alstublieft, niet op de uitvinder. Dus zien we dit feit, de aard en de structuur van het denken, de structuur, net als een gebouw, de structuur van het denken is de beweging van het verleden in de vorm van geheugen. Dus geheugen, gedachten en denken, kunnen nooit, onder geen enkele omstandigheid, nieuw zijn. Want het is de reactie van het geheugen, de voorbije ervaring, opgeslagen in de vorm van kennis, dus het denken komt uit het verleden.
24:59 Yes, sir? Ja, meneer?
25:00 Q: Cannot this thinking, this thought or this knowledge and all that, cannot that come together into a new thought, a new realisation, a culmination of something? V: Kan dit denken, deze gedachten of kennis en alles, kan zich dat niet verenigen tot een nieuwe gedachte, een nieuwe realisatie of climax?
25:10 K: Thought can never realise anything new, because it is the response of memory, the old. There can be the new only when thought stops. K: Het denken kan nooit iets nieuws verwezenlijken, omdat het de reactie van het geheugen is, het oude. Het nieuwe kan er alleen zijn wanneer het denken stopt.
25:30 Q: If it’s new, it’s not thought? V: Als het nieuw is, is het dan geen denken?
25:38 K: No, please, I won’t… Do, first of all, let’s get this clear. See what we are doing: our whole social, moral, political, religious structure is based on this movement of thought. All our gods, all our churches, all our rituals, all our saviours, everything is based on thought. Right? But, sir, if you say, ‘Yes,’ see the danger of what you’re saying. If there is the urge to find the new, totally new, thought must totally come to an end. Which means you must abandon everything that is based on thought, which you won’t. K: Nee, alstublieft, ik ga niet... Laten we dit allereerst helder krijgen. Zie wat we aan het doen zijn: onze hele sociale, morele, politieke, religieuze structuur is gebaseerd op deze beweging van het denken. Al onze goden, al onze kerken, al onze rituelen, al onze verlossers, alles is gebaseerd op denken. Nietwaar? Maar meneer, wanneer u 'ja' zegt, zie het gevaar van wat u zegt. Als er een verlangen is om het nieuwe te vinden, het volledig nieuwe, moet het denken volledig ophouden. Wat betekent dat je alles achter moet laten dat gebaseerd is op het denken, wat je niet zal doen.
27:02 Q: Is it possible to abandon everything? V: Is het mogelijk om alles achter je te laten?
27:10 K: Is this possible? The lady asks, is this possible, to end thought? K: Is dit mogelijk? De dame vraagt: is het mogelijk om het denken te stoppen?
27:25 Q: Thought can’t end it. V: Het denken kan het niet stoppen.
27:35 Q: If you answer that question you block yourself; if you answer either way, you block yourself. V: Met je antwoord blokkeer je jezelf; Hoe je ook antwoordt, je blokkeert jezelf.
27:39 K: So, without blocking oneself, let’s find out. Our relationship with each other – man, woman, husband and wife, boy and girl, and so on, is not that relationship, please listen, based on thought? K: Dus laten we het onderzoeken zonder onszelf te blokkeren. Onze relatie met elkaar - man, vrouw, echtgenoten, vriend en vriendin, enzovoort, is die relatie, luister goed, niet gebaseerd op denken?
28:20 Q: What is the capacity to combine thoughts, which is thinking? V: Wat is het vermogen om gedachten te combineren, wat het denken is?
28:24 K: What is the capacity of conveying thought? K: Wat is het vermogen om het denken over te brengen?
28:28 Q: No, combining. Combination of images into thinking, what is that capacity? V: Nee, combineren. Het combineren van beelden in denken, wat is dat vermogen?
28:33 K: What is the capacity of...? K: Wat is het vermogen om...?
28:38 Q: The capacity to combine? V: Het vermogen om te kunnen combineren?
28:41 K: The capacity to combine various images? K: Het vermogen om verschillende beelden te kunnen combineren?
28:44 Q: That’s right. Is that not thought? V: Inderdaad. Is dat niet denken?
28:46 K: Listen carefully, sir, don’t add more to it. What is the capacity – I am not trying to stop you, sir – what is the capacity that combines, that adds, that brings together various images. Right? What do you think it is, the capacity? I have got an image of the country, I have got an image of my wife, I have got an image of my, if I believe, God, I have got an image of my boss. Right? Now, what is it that combines, that brings about relationship with each other? Is it not thought itself?

Q: Yes.
K: Luister goed, meneer, voeg er niets meer aan toe. Wat is het vermogen - ik probeer u niet af te kappen, meneer - wat is het vermogen dat combineert, dat optelt, dat verschillende beelden bij elkaar brengt. Toch? Wat denkt u dat het is, dat vermogen? Ik heb een beeld van het land, ik heb een beeld van mijn vrouw, ik heb een beeld van mijn - als ik geloof - God, ik heb een beeld van mijn baas. Toch? Nu, wat is het dat combineert, dat de onderlinge relatie teweegbrengt? Is dat niet het denken zelf?

V: Ja.
29:54 K: Wait a minute, sir. We’II go into it differently, you will see it in a minute. We’II see each other in two minutes. I am asking what is the relationship between human beings, what is that relationship based on?

Q: Feeling.
K: Wacht even, meneer. We doen het anders, u ziet het zo. Tot over een paar minuten. Ik vraag: wat is de relatie tussen mensen, waar is die relatie op gebaseerd?

V: Gevoel.
30:18 K: Feeling. Is there a feeling without thought?

Q: Yes.
K: Gevoel. Is er een gevoel zonder denken?

V: Ja.
30:30 K: You are all so quick! If you did not recognise a feeling would there be a feeling? That is, one is jealous – that’s a feeling. Right? Right? And, if you did not recognise it, which is, the word ‘jealousy’ is stored up in memory, representing a particular feeling, and when you use that word ‘jealousy,’ it is recognised. Otherwise it is a feeling. So, there is no feeling without thought. Please, I don’t want to go into… This is a very complex thing. I wish... We’II go into it, presently. I am asking you, first of all, what is the relationship of human beings, what is it based on – husband, wife, boyfriend, girl, and so on – what is it based on? K: Jullie zijn allemaal zo snel! Als je een gevoel niet zou herkennen, zou er dan een gevoel zijn? Zeg, je bent jaloers - dat is een gevoel. Toch? En als je het niet zou herkennen, dat wil zeggen, het woord 'jaloezie' wordt in het geheugen opgeslagen, vertegenwoordigt dan een bepaald gevoel, en wanneer je dat woord 'jaloezie' gebruikt wordt het herkend. Anders is het een gevoel. Dus er is geen gevoel zonder denken. Alsjeblieft, ik wil niet... Het is een heel complex iets. Ik wou... We gaan er zo op in. Eerst vraag ik jullie: wat houdt de relatie tussen mensen in? waar is het op gebaseerd - man, vrouw, vriendje, vriendinnetje enzovoort - waar is het op gebaseerd?
31:56 Q: Can’t there be direct perception, as well as thought, in a relationship? V: Kan er niet zowel direct waarnemen als denken zijn in een relatie?
32:10 K: Can there be direct perception as well as thought in relationship? We’re going to find out. I am asking, we are asking each other, what is our relationship based on? K: Kan er zowel directe perceptie als denken zijn in een relatie? We gaan het onderzoeken. Ik vraag, wij vragen elkaar: waar is onze relatie op gebaseerd?
32:26 Q: Pain and pleasure. V: Pijn en genot.
32:28 Q: The relationship is based on thought. V: De relatie is gebaseerd op denken.
32:36 K: When you say your relationship is based on thought, do you know what are the implications of that? K: Wanneer u zegt dat uw relatie op denken gebaseerd is, weet u wat de implicaties daarvan zijn?
32:44 Q: There is no relationship.

K: No, sir, that’s such… Can you say that to your wife? ‘There is no relationship.’ Or to your girlfriend, ‘Oh, it’s all just thought.’ Please go into it, together, let’s go into it. We’re asking what is this relationship based on?
V: Er is geen relatie.

K: Nee meneer, dat is zo'n... Kan u dat tegen uw vrouw zeggen? 'Er is geen relatie.' Of tegen uw vriendin: 'O, het is allemaal maar denken.' Ga er alsjeblieft op in, samen, laten we er samen op ingaan. We vragen waar deze relatie op gebaseerd is?
33:30 Q: Pain and pleasure.

K: Jesus!
V: Pijn en genot.

K: Jezus!
33:39 Q: Based on love.

K: Based on love. Is it? If it is based on love, then there can be no jealousy. Right? There can be no attachment. Right? There can be no possessiveness, no domination, no sense of belonging to me and belonging to another. So, we won’t, please, if you will forgive me, we’II go into that word, and that’s a very complex business, so, let’s begin very simply. We like to think our relationship is based on love, on goodness, kindness, affection, care, love and all the rest of it. But it is not.
V: Gebaseerd op liefde.

K: Gebaseerd op liefde. Is dat zo? Als die is gebaseerd op liefde dan kan er geen jaloezie zijn. Nietwaar? Dan kan er geen gehechtheid zijn. Toch? Er kan geen bezitterigheid zijn, geen dominantie, geen gevoel van bij mij horen en bij een ander horen. Dus we gaan niet, excuseer me alsjeblieft, we gaan nog op dat woord in, en dat is een erg complexe zaak, dus laten we heel simpel beginnen. We denken graag dat onze relatie gebaseerd is op liefde, op goedheid, vriendelijkheid, genegenheid, zorg, liefde en de hele rest. Maar dat is niet zo.
34:53 Q: Based on fear?

K: That’s a fact, isn’t it? Let’s look at the facts. So, we are asking, what is it based on?
V: Gebaseerd op angst?

K: Dat is een feit, nietwaar? Laten we naar de feiten kijken. Dus we vragen, waar is het op gebaseerd?
35:07 Q: Fear? V: Angst?
35:10 K: Is it based on fear?

Q: Mutual exploitation?
K: Is het gebaseerd op angst?

V: Wederzijdse uitbuiting?
35:14 K: I don’t know, sir, you are all involved in it, I am not. K: Ik weet het niet, meneer, jullie zijn er allemaal mee bezig, ik niet.
35:23 Q: Based on your desire for another person. V: Gebaseerd op je verlangen naar een andere persoon.
35:28 Q: It’s based on need. V: Op behoefte.
35:29 K: We don’t look. Please, sir, look at your wife, find out what your relationship is with her instead of just throwing out words – or your girlfriend. Find out, look at it! K: We kijken niet. Alstublieft, meneer, kijk naar uw vrouw, onderzoek wat uw relatie met haar is in plaats van er maar woorden uit te gooien - of uw vriendin. Onderzoek, kijk ernaar!
35:45 Q: Knowledge.

Q: It is based on need, the way we’re raised in our society.
V: Kennis.

V: Het is gebaseerd op behoefte, hoe we opgevoed worden in onze maatschappij.
35:55 K: Need. Which is what? I need you – for what? Comfort, sex… K: Behoefte. En dat is? Ik heb je nodig - waarvoor? Comfort, seks...
36:07 Q: Security. V: Veiligheid.
36:09 K: Dependency?

Q: The laundry.
K: Afhankelijkheid?

V: De was.
36:15 K: You don’t go into this. Are you frightened to go into this?

Q: Yes.
K: Jullie gaan er niet op in. Zijn jullie bang om er op in te gaan?

V: Ja.
36:23 K: Yes, sir! K: Ja, meneer!
36:25 Q: It is based on our past conditioning. V: Het is gebaseerd op onze oude conditionering.
36:28 K: Gee willikers! K: Jeeminee!
36:31 Q: Sir, it seems that… I don’t really know, but it seems, from my experience, that there is a force involved. There are two people, they are two, they’re opposite, they are male and female, or simply, they are two: there is you and there is me, and this force seems to be resolving that condition. It seems to be that they are two and there is this deep desire, this deep need, which the force is seeking to resolve, to make the two, one. V: Meneer, het lijkt erop dat... Ik weet niet precies, maar in mijn ervaring lijkt er een soort kracht mee te spelen. Er zijn twee mensen, ze zijn twee, ze zijn tegengesteld, man en vrouw, of simpelweg, ze zijn twee: er zijn jij en ik, en deze kracht lijkt die toestand op te lossen. Het lijkt erop dat ze twee zijn en dat er dit diepe verlangen is, deze diepe behoefte, die de kracht wil oplossen, om de twee één te maken.
37:04 K: Sir, if I may point out, most respectfully – I’m not really sure I point out respectfully, doesn’t matter – may I point out that we are all so full of ideas, conclusions, what we want, we don’t examine ‘what is.’ If I am married and I have a wife, or a girlfriend, what is my relationship to her? On what is it based on? Attraction, physical sensation, sex, and the movement of thought which predominates all this. No? I see you haven’t... Let’s look at it, sir. K: Meneer, mag ik u erop wijzen, met alle respect - ik weet niet zeker of ik u er met respect op wijs, maar goed - mag ik u erop wijzen dat we allemaal zo vol ideeën zitten, conclusies, wat we willen, we onderzoeken niet 'wat is'. Wanneer ik getrouwd ben en een vrouw heb, of vriendin, wat is mijn relatie met haar? Waar is het op gebaseerd? Aantrekkingskracht, fysieke sensatie, seks, en de beweging van het denken die dit alles bepaalt. Nietwaar? Ik zie dat u het niet hebt... Laten we het bekijken, meneer.
38:13 You are married, one is married, or has a girlfriend, what takes place, instantly? Do look at it, please, look at it. You are married, you have a girlfriend, what takes place? Look at it. You have an image of her, haven’t you? She has an image of you, hasn’t she? No? Yes, sir?

Q: Yes.
U bent getrouwd, je bent getrouwd, of hebt een vriendin, wat gebeurt er, onmiddellijk? Kijk er alstublieft naar, kijk ernaar. U bent getrouwd, u hebt een vriendin, wat gebeurt er? Kijk ernaar. U hebt een beeld van haar, nietwaar? Zij heeft een beeld van u, toch? Nee? Ja, meneer?

V: Ja.
38:58 K: Now, start from that. You have an image about her, and she has an image about you. How does this image come into being? K: Goed, begin daar. U hebt een beeld van haar, en zij heeft een beeld van u. Hoe ontstaat dit beeld?
39:13 Q: It comes into being by the process of memory, which is thought. V: Het ontstaat door het proces van het geheugen, wat denken is.
39:17 K: So, you are saying this image-building is based on memory. You said something awful yesterday, you were rude to me, you insulted me, you called me a fool, registered, memory, and the building of image. Right? No? K: Dus u zegt dat deze beeldvorming gebaseerd is op het geheugen. U zei iets vreselijks gisteren, u was grof tegen me, u beledigde me, u noemde me een idioot, opgeslagen, geheugen, en het vormen van een beeld. Toch? Nietwaar?
39:44 Q: Can’t a relationship be fresh every time you see the person, if you don’t have an image... V: Kan een relatie niet iedere keer nieuw zijn als je iemand ziet, als je geen beeld hebt...
39:52 K: But, sir, that is an idea, a conclusion. First begin with ‘what is.’ K: Maar meneer, dat is een idee, een conclusie. Begin eerst met 'wat is'.
40:03 Q: We see clearly but we see intellectually that, all you are saying, that all our relationship is based on memory, ‘what should be,’ we need because we think we need and there is no need other than that. We see this all verbally and it’s not in our heart, how does it get there? V: We zien helder maar we zien intellectueel dat, alles wat u zegt, dat al onze relaties gebaseerd zijn op herinnering, 'wat zou moeten zijn,' we hebben behoeften omdat we dat denken, en niets anders. We zien dit allemaal verbaal, het zit niet in ons hart, hoe komt het daar?
40:21 K: Sir, in our heart, to have a relationship in our heart, which means affection, care – you follow? – all that is involved in that. Have we got that? Apparently, you can’t look frankly at this. One has an image about another, whether it is the wife or the president of this country or the pope, you have an image about each other. That’s a fact. Based on previous memory, previous incidents, and stored up in the memory, and the memory, which is image-making, memory is image, the word. Right? That’s simple. So, my relationship to my wife or girlfriend is based on an image which I have… which has been gathering through incidents – sex, pleasure, this pleasure, the memory of sex, all that, then there is the dependence on her – right? – the attachment, the possessiveness, all that is built up, through time as memory and image. This is fact. No? No?

Q: Yes.
K: Meneer, in ons hart, om een relatie in ons hart te hebben, dat houdt genegenheid in, zorg - begrijpt u? - alles wat daarmee te maken heeft. Snappen we dat? Blijkbaar kunnen jullie dit niet rechtstreeks onder ogen zien. Je hebt een beeld van een ander, of het nu je vrouw of de president van dit land of de paus is, je hebt een beeld van elkaar. Dat is een feit. Gebaseerd op eerdere herinneringen, eerdere voorvallen, en opgeslagen in het geheugen, en het geheugen, dat beelden vormt, herinnering is een beeld, het woord. Nietwaar? Dat is eenvoudig. Dus mijn relatie met mijn vrouw of vriendin is gebaseerd op een beeld dat ik heb... wat zich heeft opgebouwd uit voorvallen - seks, genot, dit genot, de herinnering aan seks, dat allemaal, en dan is daar de afhankelijkheid van haar - nietwaar? - de gehechtheid, de bezitterigheid, dat is allemaal in de loop der tijd opgebouwd als geheugen en beeld. Dit is een feit. Nietwaar? Niet?

V: Ja.
42:19 K: Contradict, sir, discuss, break it down. If I am wrong, I am wrong – let’s find out. K: Weerleg het, meneer, bediscussieer het, analyseer het. als ik fout zit, zit ik fout - laten we het onderzoeken.
42:26 Q: It’s a fact.

Q: It’s true.
V: Het is een feit.

V: Het is waar.
42:28 K: Right. Then your relationship is between these two images. See the implications of it. Memory, relationship between two people: husband, wife, boy, and all that, is between these two images, which thought has built together, through time. It may be one day, or one second, it is already there. When you say something nice to me, it is already in memory, or when you insult me, it is already there. So, when there is relationship between two images, is it relationship? K: Prima. Dan is je relatie iets tussen deze twee beelden. Zie de gevolgen daarvan. De herinnering, de relatie tussen twee mensen: man, vrouw, jongen enzovoort, is tussen deze twee beelden, die het denken in de loop der tijd heeft opgebouwd. Dat kan een dag zijn, of een seconde, het is al gebeurd. Wanneer je iets aardigs tegen me zegt, zit het al in het geheugen, of wanneer je me beledigt, zit het er al in. Dus wanneer er een relatie tussen twee beelden is, is dat een relatie?
43:26 Q: No.

K: No. Right. If it is not, then what are we talking about?
V: Nee.

K: Nee. Goed. Als dat niet zo is, waar hebben we het dan over?
43:33 Q: Oneness.

Q: Illusion.
V: Eenheid.

V: Illusie.
43:37 Q: Is it the minute that you say it, it can’t be love. If you’ve said it then it’s a thought and it is not love. V: Is het zo dat het geen liefde is zodra je het zegt. Als je het gezegd hebt is het een gedachte en geen liefde.
43:45 K: I haven’t gone into that, yet. I said a relationship between two images put together by thought, in which we are caught. Right? Therefore the constant battle, the struggle between man and woman, girl and boy, whatever it is, husband, wife, the constant conflict, ending up in divorce and all the rest of it. Right, sir? Facts. Now, let’s move from there. I face the fact. I don’t deceive myself, I don’t say, ‘It’s love, it’s romance, it is a lovely feeling.’ Wash it all out. The fact is, it’s based on this image-making. Right? Now, my next question is, can this image-making stop? You understand? K: Daar heb ik het nog niet over gehad. Ik had het over een relatie tussen twee beelden die gevormd zijn door het denken, en waarin we gevangen zitten. Nietwaar? Vandaar de constante strijd, het gevecht tussen man en vrouw, vriendin en vriend, wie dan ook, man, vrouw, het constante conflict, eindigend in scheiding, enzovoort. Nietwaar, meneer? Feiten. Nu laten we vandaar verder gaan. Ik zie het feit onder ogen. Ik maak mezelf niets wijs, Ik zeg niet: 'Het is liefde, romantiek, het is een heerlijk gevoel.' Dat gaat allemaal van tafel. Het feit is dat het gebaseerd is op deze beeldvorming. Nietwaar? Nu is mijn volgende vraag: kan deze beeldvorming stoppen? Begrijpen jullie?
45:08 Q: Can there be image-making and not be caught by it? V: Kan er beeldvorming zijn zonder dat je erin verstrikt raakt?
45:27 K: I don’t understand the question. K: Ik begrijp de vraag niet.
45:32 Q: Can you have your cake and eat it, too? V: Kan het allebei?
45:34 K: Can there be image-making and yet not be caught in it? K: Kan er beeldvorming zijn zonder dat je erin verstrikt raakt?
45:38 Q: Can the brain manufacture images without being caught in them? V: Kan het brein beelden vormen zonder erin verstrikt te raken?
45:48 K: You haven’t seen the question. You haven’t, sir, you haven’t understood the first part of the question: what is thinking? Thinking, we said, is memory, experience, knowledge, memory, stored up in the brain, and it’s one movement, not separate movements, it’s one movement, which is the whole process of thinking. This thinking, in relationship, has built these images: me and you, we and they, communists, socialists, and all the rest of the world. So, I am asking myself, I see when there is these two images, you have about her and she has about you, I see the tremendous danger in this. You follow? Do you see the great danger in this? In relationship, in all relationships, whether it is with the neighbour, or neighbour ten thousand miles away. Do you actually see what happens when there is these two images? K: U hebt de vraag niet doorzien, meneer, u hebt... u hebt het eerste deel van de vraag niet begrepen: wat is denken? Denken, zeiden we, is herinnering, ervaring, kennis, herinnering, opgeslagen in het brein, en het is één beweging, het zijn geen afzonderlijke bewegingen, het is één beweging, die het hele denkproces omvat. Dit denken - in relatie zijnde - heeft deze beelden geconstrueerd: ik en jij, wij en zij, communisten, socialisten, en de hele rest van de wereld. Dus vraag ik mezelf nu af, ik zie dat wanneer deze twee beelden er zijn, jij van haar en zij van jou, ik zie het enorme gevaar ervan. Volgt u dat? Ziet u het grote gevaar hiervan? In een relatie, in alle relaties, of het nu met de buurman is, of de buurman tienduizend mijl verderop. Zie je werkelijk wat er gebeurt wanneer er deze twee beelden zijn?
47:15 Q: We don’t live in the now. V: We leven niet in het nu.
47:19 K: It is not a question of living in the now, sir, that’s a fact. We go away from the fact. K: Het is geen kwestie van leven in het nu, meneer, dat is een feit. We vermijden het feit.
47:27 Q: If we were relating without images, we’d relate... V: Zonder beeld waren we in relatie.
47:29 K: So, you are asking yourself, as long as these two images exist, there must be conflict. Right? And the next question is, I see the danger of conflict in human relationship because when there is conflict there is no love, obviously. So, we are asking, can this image-making stop? K: Dus je vraagt jezelf af, zo lang deze twee beelden bestaan, moet er wel conflict zijn. Nietwaar? En de volgende vraag is: ik zie het gevaar van conflict in menselijke relaties want wanneer er conflict is, is er geen liefde natuurlijk. Dus we vragen: kan die beeldvorming ophouden?
48:24 Q: Who is going to answer the question? V: Wie gaat de vraag beantwoorden?
48:32 K: Who is going to answer the question? Both of us together. I have put the question, which is, the image-making and the images that we have in relationship, and we say, can that image-making stop? Not who is to stop it. Please understand this. Not who is to stop it. If you say, ‘I will stop it,’ the ‘I’ is the product of thought. Right? So, thought has created the images, thought says, I’II break it, because it will create another image. Right? So, what will bring about an end to the image-making? K: Wie gaat de vraag beantwoorden? Wij samen. Ik heb de vraag gesteld, te weten, het vormen van beelden en de beelden die wij hebben in een relatie, en we zeggen: kan die beeldvorming stoppen. Niet wie gaat het stoppen. Begrijp dit alsjeblieft. Niet wie gaat het stoppen. Als je zegt: 'Ik ga het stoppen,' is het 'ik' het product van het denken. Nietwaar? Dus het denken heeft de beelden geschapen, het denken zegt: ik breek ze af, omdat het weer een nieuw beeld maakt, nietwaar? Dus wat is nodig om een eind te maken aan het vormen van beelden?
49:43 Q: Constant thoughtless yoga union. V: Voortdurende gedachtenloze yoga versmelting.
49:55 K: Yoga? Lord, love a duck! Sir, the word ‘yoga’ – I won’t go in it, sorry. That’s a distraction. When we are talking about something very, very serious, talk about yoga has no meaning. If you want to discuss yoga, we’II go into it, but not when you are discussing relationship in which there is conflict. Don’t you know conflict, sir, between you and your wife, night and day? And, can that division which thought has brought about, can that end? K: Yoga? Mijn hemel! Meneer, het woord 'yoga' - ik ga er niet op in, sorry. Het leidt af. Wanneer we het hebben over iets heel, heel serieus, heeft praten over yoga geen zin. Als jullie yoga willen bespreken doen we dat, maar niet wanneer jullie het hebben over relatie waarin er conflict is. Kent u geen conflict, meneer, tussen u en uw vrouw, dag en nacht? En kan die verdeeldheid, die veroorzaakt is door het denken, kan die stoppen?
50:56 Q: When thought ends. V: Wanneer het denken stopt.
51:01 K: No, sir. No, can that end, the image-making? K: Nee, meneer. Nee, kan het vormen van beelden stoppen?
51:07 Q: If we eliminate the use of memory. V: Als we ophouden met ons geheugen te gebruiken.
51:13 Q: Being attentive to the present moment. V: Met aandacht bij het huidige moment zijn.
51:16 K: Yes, present moment, that is, to live in the present. Right, sir? Now, is it possible to live in the present? What does it mean? K: Ja, het huidige moment, dat betekent: leven in het heden. Nietwaar, meneer? Is het mogelijk om in het heden te leven? Wat betekent dat?
51:29 Q: Give your attention to the present. V: Aandacht geven aan het nu.
51:31 K: No, what does it mean, sir, to live in the present, actually, not theoretically? Actually, daily, when you are in your office, in your home, when you are sleeping with somebody, live in the present, what does it mean? K: Nee, wat betekent het, meneer, om in het heden te leven, feitelijk, niet theoretisch? Feitelijk, dagelijks, wanneer je op je kantoor bent, thuis, wanneer je met iemand slaapt, leven in het huidige moment, wat betekent dat?
51:46 Q: Not having images. V: Geen beelden hebben.
51:51 K: That’s a theory! K: Dat is een theorie!
51:53 Q: We don’t know because we don’t do it. V: We weten het niet want doen het niet.
51:55 K: You really don’t know what it means to live in the present, which is to live without time. I won’t go into all that. Again, we are distracting. So, I am asking... K: Jullie weten echt niet wat het betekent om in het heden te leven, wat leven zonder tijd is. Daar ga ik niet allemaal op in. We worden weer afgeleid. Dus ik vraag...
52:13 Q: How can we live anywhere but the present? How can we live anywhere but in the present? V: We kunnen toch alleen maar in het heden leven? We kunnen toch alleen maar in het heden leven?
52:28 K: How can we live anywhere but in the present? The word ‘present,’ the actual second, the present... Sir, you see, I can tell you but it has no meaning when we are discussing this. So, can the image-maker, which is thought, and the building of images, end? K: We kunnen toch alleen maar in het heden leven? Het woord 'heden', de feitelijke seconde, het heden... Meneer, ziet u, ik kan het u zeggen maar dat heeft geen betekenis wanneer we dit bespreken. Dus kan de beeld-vormer, wat het denken is, en het vormen van beelden stoppen?
53:10 Q: If we still the mind, we can end it. V: Als we de geest stil maken kunnen we het stoppen.
53:13 K: If we still the mind, we can end it. Now, that is just a supposition, ‘if.’ ‘I wish it would rain.’ It doesn’t rain. Sir, please, for God’s sake, stick to what we are talking – not theories, not conditional responses, which is ‘if,’ ‘when,’ all that. The fact is this. If you will listen, even, we will go, together, into this, but you are so full of ideas. K: Als we de geest stil maken kunnen we het stoppen. Dat is alleen maar een aanname: 'als'. 'Ik wou dat het regende.' Het regent niet. Meneer, alstublieft, in godsnaam, blijf bij waar we het over hebben - geen theorieën, geen geconditioneerde antwoorden, zoals 'als', 'wanneer', dat allemaal. Dit is het feit. Al luisterden jullie alleen maar, dan kunnen we hier samen op ingaan, maar jullie zitten zo vol ideeën.
53:55 I see the tremendous danger, and I am using the word ‘danger’ in its full significance. Danger in relationship, having images about her and about him, because that brings about great conflict in life. Right? In that there is violence. Conflict means violence. In that there is no care. You might say, ‘Darling, how beautiful you are, here is a ring,’ but conflict goes on, next minute. So, you have to find out whether this image-making can end not through effort, because if you make an effort it is part of, again, conflict. Not through desire, not through a reward, say, ‘If I do this, I’II get that.’ So, what am I to do? Put that question to yourself. What are you to do when you have got these two images, and you are living with another human being, intimately or not intimately, and you have got these images and therefore conflict. What are you to do? Ik zie het enorme gevaar, en ik gebruik het woord 'gevaar' in zijn volle betekenis. Gevaar in de relatie als je beelden hebt over haar en over hem, want dat zorgt voor enorme conflicten in het leven. Nietwaar? Daar is sprake van geweld. Conflict houdt geweld in. Daar is geen sprake van zorg. Je kan zeggen: 'Schat, je bent zo mooi, hier is een ring,' maar het volgende ogenblik gaat het conflict verder. Dus je moet erachter komen of deze beeldvorming kan stoppen, niet door inspanning, want wanneer je je inspant is het weer onderdeel van het conflict. Niet door verlangen, niet door beloning, 'Als ik dit doe, krijg ik dat.' Dus wat moet ik doen? Stel jezelf die vraag. Wat moet je doen wanneer je deze twee beelden hebt, en je leeft samen met iemand anders, intiem of niet intiem, en je hebt deze beelden en daardoor conflict. Wat moet je doen?
55:28 Q: Start it without images. The relationship started with an image. V: Het is begonnen zonder beelden. De relatie is begonnen zonder een beeld.
55:40 K: It starts without images. What has that got to do with it? K: Het begint zonder beelden. Wat heeft dat ermee te maken?
55:46 Q: We have to start every day, anew. V: We moeten elke dag opnieuw beginnen.
55:50 Q: He’s been reading from your book. It sounds very good. V: Hij heeft uw boek gelezen. Het klinkt heel goed.
55:53 K: That’s just a theory again, start every day anew. K: Dat is alleen maar weer theorie, begin elke dag opnieuw.
55:57 Q: Without images.

K: Without the image.
V: Zonder beelden.

K: Zonder het beeld.
56:02 Q: The experience of complete, total and absolute inner silence is the experience of no image. V: De ervaring van complete, totale en absolute innerlijke stilte is de ervaring van geen beeld.
56:12 K: Absolute, total silence.

Q: Inner silence.
K: Absolute, totale stilte.

V: Innerlijke stilte.
56:16 K: Inner silence. Have you got it?

Q: Yes, I have.
K: Innerlijke stilte. Hebt u die?

V: Ja.
56:19 K: Oh, then, the problem is over. You see, you people don’t go... K: O, dan is het probleem voorbij. Ziet u, jullie gaan niet...
56:27 Q: Not twenty-four hours a day, but... V: Niet 24 uur per dag, maar...
56:29 K: Not twenty-four hours, but occasionally. The rest of the time – battle. K: Niet 24 uur, maar af en toe. De rest van de tijd - gevecht.
56:41 K: Sir, please, would you kindly listen. I really want to end this. This image-making, I see the tremendous danger in it. So, I ask myself, can this end? Because the danger is more important than anything else, you know, like a precipice, when you see the danger of it, you move away from it. When you see a rattler, you move away from it. K: Meneer, alstublieft, wilt u alstublieft luisteren. Ik wil hier echt een eind aan maken. Dit vormen van beelden, ik zie het enorme gevaar ervan. Dus vraag ik mijzelf af, kan dit stoppen? Want het gevaar is belangrijker dan wat dan ook, weet u, zoals een afgrond, wanneer je het gevaar ervan ziet ga je ervan weg. Wanneer je een ratelslang ziet, ga je ervan weg.
57:20 Q: (Inaudible) V: (onhoorbaar)
57:22 K: Un momento, per favor. Just listen, sir. So, I see… one sees the danger of it. Which is, why does thought create these images? Don’t, please, answer it, immediately. K: Een moment, alstublieft. Luister alleen, meneer. Dus ik zie... je ziet het gevaar ervan. Dat wil zeggen: waarom creëert het denken deze beelden? Beantwoord het alsjeblieft niet direct.
57:49 Q: Desire? V: Verlangen?
57:53 K: Go into it, sir, a little bit, before you answer. Go into it, a little bit. That is, I’m asking why thought, which is, my wife said something to me yesterday, nagged me, bullied me, was happy with me, gave me some comfort when I... etc., etc., and that has built an image. And, that image, I live according to that image and she does, too. And I say to myself, why does thought do this? K: Ga er even wat op in, meneer, voordat u antwoordt. Ga er even wat op in. Ik vraag waarom het denken, dat wil zeggen, mijn vrouw zei iets tegen me gisteren, zeurde, gaf me op m'n kop, was blij met me, gaf me wat troost toen ik... etc., etc., en dat heeft een beeld gevormd. En dat beeld, ik leef naar dat beeld, en zij ook. En ik zeg tegen mezelf, waarom doet het denken dit?
58:38 Q: (Inaudible) V: (onhoorbaar)
58:41 K: Don’t answer it, yet, sir, please, give two minutes to go into it. You can only go into it if you have no ideas about it, if you don’t say, ‘Well, this is so, that is so,’ and jump to words. So, you have to find out why thought does this. K: Antwoord nog niet meneer, alstublieft, ga er eens twee minuten op in. U kan er alleen maar op ingaan als u er geen denkbeelden over hebt, als u niet zegt 'Oké, het zit zus, het zit zo,' en er gelijk woorden op loslaat. Dus je moet erachter komen waarom het denken dit doet.
59:13 Q: It seems that… V: Het lijkt erop dat...
59:19 K: Thought does it – I’II have to continue because you… The thought does it because in the image it finds security. My wife – the image, and in that I am secure. Wait a minute, sir, just listen to it. My country. Right? Security. My group – security. The group being the image which I have created about the group, the image which I have created about the nation, the image which I have created through religious indoctrination, the image – whether the Christ, the Hindu gods, and all the mess of that business. And so, thought creates these images because it finds security in it. Right? Whether that security is in neuroticism, neurotic beliefs, neurotic, or some beautiful, fanciful image, it is still the same. So, thought finds security, it wants security. Why? K: Het denken doet dit - ik moet verder gaan want jullie... Het denken doet dit omdat het geborgenheid in het beeld vindt. Mijn vrouw - het beeld, en daarmee voel ik me geborgen. Wacht even meneer, luister er alleen naar. Mijn land. Nietwaar? Geborgenheid. Mijn groep - geborgenheid. De groep is het beeld dat ik van de groep gecreëerd heb, het beeld dat ik gecreëerd heb van het land, het beeld dat ik gecreëerd heb door religieuze indoctrinatie, het beeld - de Christus of de goden van de hindoes, en al dat hele gedoe. Dus het denken creëert deze beelden omdat het er geborgenheid in vindt. Toch? Of die geborgenheid hem nu zit in neuroticisme, een neurotisch geloof, neurotisch, of een of ander prachtig beeld, het is nog steeds hetzelfde. Dus het denken vindt geborgenheid, het wil geborgenheid. Waarom?
1:01:02 Q: It seems to me that thought wants to maintain itself. V: Het lijkt me dat het denken zichzelf in stand wil houden.
1:01:05 K: Yes, go on, sir, a little further, go on, don’t stop there. K: Ja, ga door meneer, iets verder, ga door, houd daar niet op.
1:01:10 Q: It starts… V: Het begint...
1:01:11 K: Sir, don’t. You have said something. Investigate, move with it. K: Meneer, doe dat niet. U hebt iets gezegd. Onderzoek het, volg het.
1:01:19 Q: It seems to me that thought is impermanent and therefore it seeks… V: Volgens mij is het denken iets dat voorbijgaat en zoekt het daarom...
1:01:24 K: Are you sure of what you are saying? Don’t theorise about it. Don’t – unless you are speaking from fact, everything else is meaningless. K: Bent u overtuigd van wat u zegt? Ga er niet over theoretiseren. Niet doen - tenzij u vanuit feitelijke ervaring spreekt, al het andere heeft niets te betekenen.
1:01:40 Q: Thought always seeks out security, safety and certainty. V: Het denken zoekt altijd geborgenheid, veiligheid en zekerheid
1:01:46 K: Which is what? To be certain, secure, all that means it demands complete, inviolable security. Just a minute. Why? Why does thought demand this? My wife. You follow? I possess her, she is mine, she’s… etc, etc, etc. In that, there is great certainty, great security. I have identified myself with her. She has fulfilled what I want. And she does the same – it’s a mutual, interacting exploitation. Sorry to use an ugly word but it is a fact. So, I say to myself, if thought seeks security, is there security in the image? You understand, sir? I sought security in my wife – the wife or the girl – and I have built an image about her, and in that image there is security, for me. But it’s an image – you understand? – it’s a word, it’s a memory, it’s such a fragile thing, but yet I hold on to it. K: En dat betekent? Zeker zijn, geborgen, dat betekent allemaal dat het totale, onaantastbare geborgenheid verlangt. Even wachten. Waarom? Waarom verlangt het denken dit? Mijn vrouw. Volgt u? Ik bezit haar, zij is van mij, zij... etcetera... Dat geeft een enorme zekerheid, enorme geborgenheid. Ik heb mijzelf met haar geïdentificeerd. Zij heeft vervuld wat mij ontbreekt. En zij doet hetzelfde - het is een wederzijdse, interactieve uitbuiting. Sorry dat ik een lelijk woord gebruik, maar het is een feit. Dus zeg ik tegen mezelf, als het denken geborgenheid zoekt, geeft het beeld die geborgenheid? Begrijpt u, meneer? Ik zocht geborgenheid bij mijn vrouw - de vrouw of de vriendin - en ik heb een beeld van haar gevormd, en dat beeld geeft mij geborgenheid. Maar het is een beeld - begrijpt u? - het is een woord, het is een herinnering, het is zo'n fragiel iets, maar ondanks dat houd ik eraan vast.
1:03:37 Q: Sir, my thoughts are aware of the passage of time, and I’m afraid it’s going to end, so I seek permanency in the images I create. V: Meneer, mijn gedachten beseffen dat de tijd verstrijkt en ik ben bang dat er een eind aan komt, dus ik zoek bestendigheid in de beelden die ik creëer.
1:03:47 K: You seek permanency in anything. Right? So, I’m asking, why does thought seek it? K: U zoekt bestendigheid in wat dan ook. Toch? Dus ik vraag, waarom zoekt het denken dit?
1:04:01 Q: (Inaudible) V: (onhoorbaar)
1:04:03 K: Look into it, sir. I seek, please just listen, sir, I seek security in the traditional symbol, in the cross, I seek security in that. That cross, the whole structure, the nature and all that lies behind it, rituals, dogma, all that, I find security in that – why? And I know, logically, if I’m aware at all, logically, it’s a product of thought. Right? And yet thought clings to it. Why? K: Ga erop in, meneer. Ik zoek, luister alstublieft meneer, ik zoek geborgenheid in het traditionele symbool, in het kruis, daar zoek ik geborgenheid in. Dat kruis, de hele structuur, de aard ervan en wat daar allemaal achter zit, rituelen, dogma, dat alles, ik vind er geborgenheid in - waarom? En ik weet, logisch gezien, als ik ook maar enigszins bewust ben, logisch gezien, is het een product van het denken. Nietwaar? En toch houdt het denken eraan vast. Waarom?
1:04:47 Q: Afraid… V: Bang...
1:04:55 K: Is that part of our conditioning? Part of our being conditioned from childhood to believe in that symbol – Rama, Krishna, Christ, you know. Why? If thought finds security in it, and thought looks into it, and say, ‘My God, there is no security, it is just an idea!’ Right? Which thought has put together. So, when thought clings to an image it is the very essence of neuroticism. Right? I know it is danger and yet I cling to it. Do you see the absurdity of this, sir? K: Komt dat door onze conditionering? Door het feit dat we van jongs af aan geconditioneerd worden om te geloven in dat symbool - Rama, Krishna, Christus, u weet wel. Waarom? Als het denken er geborgenheid in vindt, en het denken onderzoekt het en zegt: 'Mijn god, er is geen geborgenheid, het is alleen maar een idee!' Nietwaar? Wat het denken in elkaar gezet heeft. Dus, wanneer het denken vasthoudt aan een beeld is dat het toppunt van neuroticisme. Nietwaar? Ik weet dat het gevaarlijk is en toch houd ik eraan vast. Ziet u hoe absurd dit is, meneer?
1:06:00 Q: We’re getting into the fear, then. V: We komen dan op angst uit.
1:06:04 K: So, do you actually... no, wait a minute, do you actually see the absurdity of it? K: Zie je werkelijk... nee, wacht even, zie je werkelijk de absurditeit hiervan in?
1:06:11 Q: Yes, I do.

K: Then it’s the end.
V: Ja.

K: Dan is het klaar.
1:06:14 Q: Yes, yes.

K: No. Then you don’t create images. Wait, wait. That is, the wife calls me an idiot. Will I listen to her without forming an image? Or the old tradition, habit, conditioning, response says, ‘Yes, image-making.’ You follow? When she calls me an idiot, no image-making. Is that possible? Or when she flatters me, which is the same thing the other side of the coin. Now, how… If you will listen, I’II show it to you. Shall we go into it?

Q: Yes.
V: Ja, ja.

K: Nee. Dan vorm je geen beelden meer. Wacht, wacht. Zeg, mijn vrouw noemt me een idioot. Luister ik naar haar zonder een beeld te vormen? Of zegt de oude traditie, gewoonte, conditionering, reactie: 'Ja, beeldvorming.' Volgt u het? Wanneer ze mij een idioot noemt, geen beeldvorming. Kan dat? Of wanneer ze mij vleit, wat hetzelfde is, de andere kant van de medaille. Nou, hoe... als jullie luisteren, zal ik het je laten zien. Zullen we erop in gaan?

V: Ja.
1:07:14 K: That is, the wife calls me an idiot because I said, did something which she didn’t like, all the rest of it, calls me an idiot. Thought is conditioned, so the immediate response is an image. Right? ‘I am not an idiot, I am the...’ – there is an image. Now, can I listen to her – please find out, I am going to tell you something – can I listen to her without a response? You understand? Not indifference. Can I listen to her when she says, ‘Darling, you are so lovely,’ – which is another image. Right? Can I listen to her when she calls me an idiot, when she says, ‘You are marvellous,’ both – you understand? – listen to it without storing it, without registering it? Do you understand my question? You understand, sir? This is very important, do get this a little bit. Which is – do you want to go into all this? K: Dus mijn vrouw noemt me een idioot omdat ik iets zei, deed wat ze niet leuk vond, het hele gebeuren, noemt me een idioot. Het denken is geconditioneerd, dus de directe reactie is een beeld. Nietwaar? 'Ik ben geen idioot, ik ben...' - er is een beeld. Kan ik naar haar luisteren - onderzoek het alsjeblieft, ik ga jullie iets vertellen - kan ik naar haar luisteren zonder een reactie? Begrijpt u? Geen onverschilligheid. Kan ik naar haar luisteren wanneer ze zegt: 'Schat, je bent zo lief,' - wat weer een ander beeld is. Nietwaar? Kan ik naar haar luisteren wanneer ze mij een idioot noemt, wanneer ze zegt: 'Je bent geweldig,' beiden - begrijpen jullie? - ernaar luisteren zonder het op te slaan, zonder het te registreren? Begrijpt u mijn vraag? Begrijpt u, meneer? Dit is heel belangrijk, probeer dit te begrijpen. Te weten - willen jullie hierop ingaan?
1:08:43 Q: Yes. V: Ja.
1:08:48 K: The mechanism of the brain is to register. Right? It is registering. And it is so conditioned that it registers, immediately, ‘idiot.’ Or you say, ‘What a marvellous person you are,’ – it is registered. Now, to stop registering. You understand my question? When she calls me an idiot, not to register, or when you calls me marvellous, not to register. Which doesn’t mean I become indifferent, hard, callous. So, I can only do that – please, listen – I can only not register, that’s only possible when I give my complete attention to what she says. When she calls me – please, listen – when she calls me an idiot or marvellous person, when I pay complete attention, there is no registering. Why? You understand my question? Do it, please, as you are sitting there, do it now. That is, you have got an image about your wife or your girlfriend, or your boyfriend – gosh, this boy and girl, I’m getting bored with this! We go on till we die with this question, boy, girl – you follow? – woman, man. It’s so silly! I am pointing out, the image-making is the process of thought. Thought has made this image, therefore there is conflict in that. I see the tremendous danger in conflict, whether between India and Pakistan, or whether Russia – you follow? – tremendous danger because they kill each other. So, I ask, can that image-making stop? It can… Why does thought bring about these images? It finds security in these images – right? – security, safety and yet thought knows how absurd it is. Therefore, when thought clings to something which is irrational, it is neurotic. K: Het mechanisme van het brein is om te registreren. Toch? Het is aan het registreren. En het is zo geconditioneerd dat het 'idioot' registreert, onmiddellijk. Of je zegt: 'Wat ben je een geweldig mens,' - het wordt geregistreerd. En nu ophouden met registreren. Begrijpt u mijn vraag? Wanneer ze mij een idioot noemt, niet registreren, of wanneer jij mij geweldig noemt, niet registreren. Wat niet betekent dat ik onverschillig word, hard, gevoelloos. Dus ik kan dat alleen maar doen - luister alsjeblieft - ik kan alleen maar niet registeren, dat is alleen mogelijk als ik mijn volle aandacht geef aan wat ze zegt. Wanneer ze mij - luister alsjeblieft - wanneer ze mij een idioot noemt of een geweldig iemand, wanneer ik dat de volle aandacht geef, is er geen registratie. Waarom? Begrijpt u mijn vraag? Doe het nu, alsjeblieft, zoals jullie hier zitten, doe het nu. Dus je hebt een beeld van je vrouw of je vriendin of je vriend - jeetje, die vriend en vriendin, ik krijg er genoeg van! We gaan met deze vraag door tot het bittere einde, vriend, vriendin - snappen jullie? - vrouw, man. Het is zo dwaas! Ik wijs erop dat het vormen van beelden het denkproces is. Het denken heeft dit beeld gemaakt, vandaar dat het conflictueus is. Ik zie het enorme gevaar van conflict, of het nu tussen India en Pakistan is, of met Rusland - snappen jullie? - enorm gevaar omdat ze elkaar afmaken. Dus vraag ik of die beeldvorming kan ophouden? Het kan... Waarom brengt het denken deze beelden voort? Het vindt geborgenheid in deze beelden - nietwaar? - geborgenheid, veiligheid en desondanks weet het denken hoe absurd het is. Dus wanneer het denken vasthoudt aan iets wat irrationeel is, is het neurotisch.
1:11:56 So, I am saying, asking, since the mind… the brain is so conditioned, it can’t let go and say, ‘Well, I won’t...’ Finished. So, I’m saying, when the wife says, or the man, husband says, or the boy says, and the girl says, ‘You are an idiot,’ not to register. Just see it. Don’t say it is possible, it is not possible, find out. Because if you say if it is possible, then you have already gone off. Or, if you say it is not possible, you have blocked yourself. So, is that possible…? Can that be done? We’re going to investigate. Dus zeg ik, vraag ik, omdat de geest... het brein zo geconditioneerd is, dat het niet kan loslaten en zeggen: 'Ik doe het niet...' Klaar. Dus zeg ik, wanneer de vrouw, of de man, partner zegt, of de vriend, de vriendin zegt 'Je bent een idioot,' registreer het niet. Zie het alleen maar. Zeg niet dat het mogelijk is, of niet mogelijk is, onderzoek het. Want als je zegt dat het mogelijk is, dan ben je alweer vertrokken. Of als je zegt dat het niet kan, dan heb je jezelf geblokkeerd. Dus is dat mogelijk...? Kan je dat doen? We gaan het onderzoeken.
1:12:58 Why does the brain register ‘idiot,’ the word ‘idiot’ and the word ‘beautiful,’ ‘marvellous,’ ‘You’re a lovely man’? Why? One is an insult, one is a flattery. Because the word ‘idiot’ has a great deal of significance. Right? The word itself is an insulting word. I have an image about myself, and that image rejects the idea that I’m an idiot. You understand? I have not only an image about my wife, my husband, my girl, or whatever it is, and also I have an image about myself. Right, sir? So, when you call me ‘an idiot,’ the image gets hurt. Right? So, is it possible to end all image-making, about myself, as well as the other, to end totally all image? Don’t say no, or yes. So, what is the momentum, the energy from which the image-making takes place? You understand what I’m talking? No, I am not making myself clear. I will. Waarom registreert het brein 'idioot,' het woord 'idioot' en het woord 'mooi', 'geweldig,' 'Je bent een fantastische man'? Waarom? Het ene is een belediging, het andere vleierij. Omdat het woord 'idioot' een krachtige lading heeft. Nietwaar? Het woord zelf is een beledigend woord. Ik heb een beeld van mezelf, en dat beeld verwerpt het idee dat ik een idioot zou zijn. Begrijp je? Ik heb niet alleen een beeld van mijn vrouw, mijn man, mijn vriendin, of wat dan ook, ik heb ook een beeld van mijzelf. Nietwaar, meneer? Dus wanneer je mij een idioot noemt wordt dat beeld gekwetst. Toch? Dus is het mogelijk om alle beeldvorming te stoppen, zowel van mijzelf als van de ander, om totaal te stoppen met elk beeld? Zeg geen nee of ja. Dus wat is de stuwende kracht, de energie van waaruit het vormen van beelden ontstaat? Begrijpt u waar ik het over heb? Nee, ik ben niet duidelijk. Dat zal ik zijn.
1:14:56 Let’s begin. As long as there is a centre as the ‘me,’ with my image – right? – that is the centre, that image will always get hurt, or flattered. Right? So, as long as there is a centre, it is impossible not to register. Do you get it? Haven’t you got an image about yourself? If you are really honest and look at yourself, haven’t you got an image about yourself? That you are this, that you are rather ugly, that you are not so clever and I wish you were more beautiful, you know, not so bright, not so intelligent, not so – you have got an image about yourself. So, that image, which is the centre of your being – right? – as long as that image is there, it must register. Which means, registering means division, conflict, violence, and all the rest of it. When you see the whole structure of relationship, the whole of it, then the centre becomes unimportant. You are following all this? The centre has no value. Therefore, there is no registration at all. I am… the speaker is telling, for him, a fact, not just an idea. Because I have lived through this. K, this person, has lived through this. I have been insulted, hurt, brutalised, kicked about, called, ‘Oh, marvellous, you are the great teacher’ – everything. There is no registration because there is no centre. You understand, sir? Therefore, no conflict. You’ve got this? Om te beginnen. Zo lang er een centrum in de vorm van het 'ik' is, met mijn beeld ervan - nietwaar? - dat is het centrum, dat beeld zal altijd gekwetst worden, of gevleid. Nietwaar? Dus zolang er een centrum is, is het onmogelijk om niet te registreren. Snapt u? Heb je geen beeld van jezelf? Als je heel eerlijk bent en naar jezelf kijkt, heb je dan geen beeld van jezelf? Dat je dit bent, dat je vrij lelijk bent, dat je niet zo slim bent en je wilt graag mooier zijn, weet je wel, niet zo slim, niet zo intelligent, niet zo - je hebt een beeld van jezelf. Dus dat beeld, dat het centrum van je wezen is - nietwaar? - zo lang dat beeld er is, moet het wel registreren. Dat houdt in, registreren houdt verdeeldheid in, conflict, geweld, en de hele handel. Als je de hele structuur van relaties ziet, het geheel, dan wordt het centrum onbelangrijk. Volgen jullie dit? Het centrum heeft geen waarde. Daarom is er geen enkele registratie. Ik ben... de spreker vertelt iets wat voor hem een feit is, niet maar een idee. Omdat ik dit doorleefd heb. K, deze mens, heeft dit doorleefd. Ik ben beledigd, gekwetst, slecht behandeld, er is met me gesold, ze zeiden: 'O, geweldig, u bent de grote leraar'. Er is geen registratie omdat er geen centrum is. Begrijpt u, meneer? Daardoor geen conflict. Begrijpt u dit?
1:17:29 So, we began with asking, what is thought and what is experiencing? Right? In the moment of experiencing anything – it doesn’t matter – sex, looking at that lovely branch, or the evening sunset, and the delight of an early morning, when there is an experiencing, actually, that is the second, in that there is no thought. Then thought comes along and says, ‘How marvellous that was.’ It holds it. The moment it says, ‘How marvellous,’ it has captured it, and therefore wants to repeat it. Right, sir? So, to look at that sunset, or the morning light on a leaf, the experience of it and ending it, not carry it over. All that demands tremendous attention. And attention is not possible when there is a centre which says, ‘I must attend, I must get’ – you follow? Right, sir? Right? Dus we begonnen met de vraag, wat is het denken en wat is ervaren? Toch? Op het moment dat je iets ervaart - het maakt niet uit wat - seks, kijken naar die mooie tak, of de zonsondergang, en de verrukking van een vroege ochtend, wanneer er een ervaren is, werkelijk, die seconde, daarin bestaat geen denken. En dan komt het denken voorbij en zegt: 'Wat was dat geweldig.' Het houdt het vast. Op het moment dat het zegt: 'Wat geweldig,' heeft het 't vastgepakt, en wil het daarom herhalen. Nietwaar, meneer? Dus kijk naar die zonsondergang, of het morgenlicht op een blad, het ervaren ervan en het beëindigen ervan, neem het niet mee. Dat alles vraagt enorme aandacht. En aandacht is niet mogelijk wanneer er een centrum is dat zegt: 'Ik moet aandachtig zijn, ik moet... ' - volgt u? Nietwaar, meneer? Toch?
1:19:09 What time is it, sir?

Q: Twenty past twelve.
Hoe laat is het, meneer?

V: Twintig over twaalf.
1:19:12 K: Oh. I believe next Tuesday, for this dialogue we are going to talk over together about education. K: O. Ik geloof volgende week dinsdag gaan we het in deze dialoog samen hebben over opvoeding.
1:19:33 Q: Sir, the lady would like me to ask, is image part of hurt? Is image and hurt the same thing? V: Meneer, die mevrouw wil graag dat ik vraag: is het beeld een deel van gekwetstheid? Zijn het beeld en de kwetsing hetzelfde?
1:19:46 K: The image and the hurt? K: Het beeld en de kwetsing?
1:19:48 Q: Are they the same thing?

K: Of course. The moment you have an image, you’re going to be flattered or injured.
V: Zijn die hetzelfde?

K: Natuurlijk, Het moment dat je een beeld hebt, zal je gevleid of gekwetst zijn.
1:19:57 Right, sir. Goed, meneer.