Krishnamurti Subtitles home


OJ77D4 - Intellect en intelligentie
Vierde openbare discussie
Ojai, VS
14 april 1977



0:40 K: Waar zullen we vanochtend samen over praten?
0:43 Vraagsteller: Open je de deur naar inzicht en begrip of gaat die vanzelf open?
0:53 K: Open je de deur naar inzicht en begrip of gaat die vanzelf open?
1:08 V: Kunnen we nagaan of er echt zoiets als een leraar bestaat, of dat er alleen een omgeving is waarin de leerling iets leert.
1:25 K: Bestaat er voor leerlingen zoiets als een leraar of is het niet de omgeving die ze helpt te leren?
1:44 V: U zei dinsdag dat door verdriet, leed en pijn onder ogen te zien, hartstocht ontstaat. Zou u dat willen bespreken, en het verband, of ontbreken van een verband... kunt u me verstaan?
2:00 K: Niet goed.
2:02 V: Dinsdag zei u dat door het onder ogen zien van verdriet, leed en pijn, hartstocht ontstaat. Ik vraag me af of u dat zou kunnen bespreken, en of er al of niet een verband is tussen dat idee of feit en verveling, negativisme, schuldgevoel, zelfverachting, angst, kritiek en gebrek aan energie. En ook...
2:31 K: Meneer, niet te veel vragen in één vraag. Ik kan het nauwelijks...
2:35 V: Kunt u misschien ook bespreken hoe de hyperactiviteit van de geest, of die nu positief of negatief is, beëindigd kan worden? Kun je het beste met zelfonderzoek beginnen de vraag zelf en of dat uitmaakt.
3:02 V: Waarom blijft men telkens weer terugvallen in een gevoel van wanhoop?
3:08 K: De eerste vraag was: wat is hartstocht en komt die voort uit droefheid en pijn? En de rest van die andere vraag kon ik niet verstaan. Dus als u het niet erg vindt, is één vraag wel genoeg. En dan was er nog de vraag van die meneer: waarom valt men zo vaak terug in een gevoel van wanhoop?
3:48 V: Wat is intelligentie? Waardoor kan intelligentie in de leraar en de leerling gewekt worden, vooral intelligentie die geen resultaat is?
4:02 K: Wat is intelligentie en als intelligentie geen resultaat is, hoe kan die intelligentie dan doorgegeven worden of overgebracht op de student?
4:18 V: Of zelfs: hoe kan die in de leraar zelf worden gewekt?
4:22 K: Of hoe kan die intelligentie in de leraar zelf worden gewekt?
4:30 V: Kunnen we het verband tussen begeerte en liefde verder bespreken?
4:39 K: Wat is het verschil tussen begeerte en liefde?
4:45 V: De relatie.
4:48 V: Kunnen we discipline bespreken?
4:53 K: Discipline. Kunt u discipline bespreken?
5:01 V: Onze relatie tot het lijden van anderen, mensen en dieren en alle levende wezens.
5:10 K: Ja, wat is de relatie tussen het lijden van mensen en dieren, enzovoort. Ik denk dat het zo wel genoeg is, vindt u niet?
5:32 Wat is intelligentie, kan die bij ons worden gewekt en zo de leerling helpen om het te begrijpen? En is intelligentie iets om naar te streven of komt het vanzelf? Dat is een van uw vragen. En wat is hartstocht? Komt die tot bloei als gevolg van leed en pijn? Waarom verval je zo vaak in een gevoel van wanhoop? Welke relatie is er tussen mensen die lijden en dieren die worden mishandeld en lijden? Welke van al die vragen vindt u dat we moeten bespreken?
6:42 V: Hartstocht.

V: En lijden.
6:49 V: Intelligentie.
6:55 K: Kunnen we beginnen met het bespreken, samen, in een onderlinge dialoog, vriendschappelijk, wat intelligentie is en hoe die tot stand komt, kan het gecultiveerd worden en kan die intelligentie bij de leerling gewekt worden? Misschien, als we die vraag volledig uitdiepen, blijken de andere vragen daar ook deel van uit te maken.
7:47 Wat is het intellect? Wat is intellect? Het vermogen om te redeneren, waar te nemen, te begrijpen, om de betekenis van een woord of bewering te vatten. Dat wordt in het algemeen onder intellect verstaan. Het vermogen van het brein om objectief te redeneren, zinnig, zo mogelijk, en om niet verstrikt te zitten in meningen en oordelen. Dat is de algemene betekenis van intellect. En wat is de functie of relatie van het intellect - dat wij allemaal hebben, het vermogen om te redeneren, gezond of niet, zinnig of niet - wat is de relatie van het intellect met het denken? Vindt u het niet erg dat ik stap voor stap ga? Mag ik op die manier doorgaan? Wat is de relatie van het vermogen tot redeneren, al dan niet zinnig, wat is de relatie tot het denken? Is het intellect, in de betekenis die we het hebben gegeven, iets anders dan het denken? Begrijpt u? Is het denken niet de hele dynamiek van herinnering, ervaring, kennis - die hele dynamiek is het denken. Kan het denken op de juiste manier redeneren, rationeel, en maakt het intellect daarom deel uit van dat denken? Staan we met elkaar in contact?

V: Ja.
10:45 K: Ja? Kunnen we verdergaan? Doorgaan is zinloos, in mijn eentje, tenzij we dit beiden bespreken en begrijpen waar we over praten. We proberen vast te stellen of er überhaupt enig verschil is tussen het denken en het intellect, en of het intellect een product van het denken is, en als het een product van het denken is, kan het denken dan correct, nauwkeurig, zinnig redeneren? Dat moeten we eerst vaststellen en van daaruit kunnen we verdergaan met het begrijpen van wat intelligentie is.
11:39 Omdat het denken geconditioneerd is, omdat het fragmentarisch is, omdat het de beweging van tijd is en de beweging van afmeten, kan dat denken, dat verleden tijd is, het product of de reactie van het verleden, kan dat denken, wanneer het de beweging van het heden ontmoet, kan het dan ooit rationeel, zinnig, gezond zijn? Ik vraag me af of...? Kunt u dit volgen? Want we hebben zo'n belang aan het denken toegekend. Nietwaar? We hebben zo'n uitzonderlijke waarde toegekend aan de hele constructie van het denken, de hele activiteit van het denken, dat de goden heeft geschapen, de rituelen, de verlossers, kerken heeft gebouwd, tempels, moskeeën, de hele dynamiek van het denken is gebaseerd op kennis, wat het verleden is. Nietwaar? Kunnen we van daaruit verdergaan? Dit is een dialoog. We doen geen stellige uitspraken. We zijn samen aan het onderzoeken, elkaar aan het informeren over de aard van het denken. We zeiden dus dat het denken... Wat zegt u, meneer?
13:51 V: Zou u veel van wat u doet als denken benoemen?
13:59 K: Zou u wat de spreker doet benoemen als een activiteit van het denken? Nee maar! Kunnen we daar straks op terugkomen? Ik ben niet van plan het te omzeilen. Ik wil het niet handig uit de weg gaan. Ik zal er antwoord op geven, maar eerst moet u dit begrijpen. Want als ik u vertel hoe het bij de spreker werkt, zonder dit allemaal te begrijpen, zult u zeggen: 'Waar hebt u het over? U bent niet goed wijs.' Ik vind het dus van belang om te begrijpen, voordat ik die vraag kan beantwoorden, wat denken is en welke zaken door het denken zijn voortgebracht, en of... aangezien het denken erg beperkt is - de wetenschappers erkennen dat nu, hoorde ik van dr. Bohm en anderen, dat zelfs de wetenschappers de enorme beperktheid van het denken erkennen. We zeggen dus: het denken is een fragment. Nietwaar? Wat het ook creëert, wat het ook denkt, bevindt zich nog steeds binnen dat fragmentarische veld. Nietwaar? Dus het denken kan nooit het geheel overzien, omdat het denken een richting heeft, het denken beweegt zich doelgericht, het denken functioneert met behulp van herinneringen, dus het zal steevast, onder alle omstandigheden, of het nu technologisch, wetenschappelijk, menselijk, religieus, bijgelovig of denkbeeldig is, fragmentarisch blijven. Zien we dat feit? Niet dat ik u het feit vertel en dat u het ziet, maar ziet u dit zelf als een feit?
17:00 V: Waar past in uw verhaal de mentale gezondheid of het gebrek daaraan?
17:18 V: Eerst zeggen we: het intellect is redeneren, logica, mentale gezondheid, wat is de relatie van het intellect met het denken. Dan zeggen we denken is fragmentatie, en dan vraagt die meneer hoe mentale gezondheid in dat plaatje past?
17:31 K : Het past er niet in. Je kunt redeneren door het denken te gebruiken als expressiemiddel, je kunt redeneren en denken dat je dat heel zinnig doet, maar als je intellect neurotisch is, blijft alles wat je doet neurotisch. Dus het kan nooit mentaal gezond zijn. Ik weet niet of u het hiermee eens bent, of u dat ziet. Mentaal gezond zijn houdt in... laten we teruggaan. Het woord 'heel' veronderstelt gezondheid, mentaal bij zinnen zijn, en het waarnemen van dat wat heilig is, gewijd. Dat woord omvat dat allemaal: gezondheid, bij zinnen zijn, heiligheid, H-O-L-Y. Kan het denken dus het geheel waarnemen? Kan het intellect het geheel waarnemen? Begrijpt u mijn...? Omdat het fragmentarisch is, kan het nooit het geheel waarnemen.
19:28 V: Betekent dit dat logica en redeneren mechanisch zijn?
19:32 Yep! Ik bedoel 'yes'. Ik word al een Amerikaan. Heb je begrepen wat hij vroeg: is het denken mechanisch? Hoe zou jij die vraag beantwoorden? Ik zei ja, of 'yep'. Hoe zou jij die vraag beantwoorden?
20:16 V: Wat zijn de andere functies van de geest naast het denkvermogen of denken?
20:22 K: Wacht even, meneer. Hoe zou u die vraag beantwoorden: is de geest, het brein, het denken mechanisch?
20:33 V: Mechanisch betekent herhaling.
20:35 K: Mechanisch betekent... het heeft verschillende betekenissen: herhaling, er moet een drijfveer zijn die het gaande houdt, een energie die het gaande houdt. Dus is het intellect, het denken mechanisch? Ik weet niet of je zelf hebt opgemerkt dat we volgens gewoontepatronen leven, we zijn gewoontedieren - seksueel, qua voeding, toegewijd aan een geloof, een idee of ideaal, een conclusie - en daarbinnen leven is mechanisch - herhalen, geloven, verstrikt in tradities, oude of moderne. Het hele proces van ons bestaan is mechanisch, zoals het nu gaat. Nietwaar?
22:10 V: Voor mij is heel duidelijk dat het denken mechanisch is, maar ik weet niet zeker of het intellect ook mechanisch is.
22:20 K: Die meneer zegt, als ik het goed heb begrepen, is het intellect ook mechanisch?
22:30 V: Denken in het verleden is wel mechanisch omdat je dingen telkens opnieuw voor de geest haalt...
22:35 K: Is het intellect niet ook fragmentarisch?
22:40 V: Maar als het ware intelligentie is?
22:42 K: Daar komen we nog op, rustig aan. Laten we stap voor stap gaan, zodat we beiden begrijpen dat we ons heel precies uitdrukken.
22:55 V: Spreken over intelligentie als waarneming, als rationalisering, zonder het denken te gebruiken, - of dat mogelijk is. Dat weet ik niet zo zeker.
23:11 K: Ik begrijp het niet goed.
23:13 V: Hij verwart intelligentie met het intellect, omdat hij het verschil tussen die twee niet ziet.
23:19 V: Ik probeer te onderscheiden...
23:21 K: Als ik het goed begrijpt, zegt hij: het intellect is intelligentie.
23:29 V: Hij vraagt dat.

K: Hij vraagt of het zo is. Ik zei dat het denken fragmentarisch is. Nietwaar? Het intellect kan niet anders dan fragmentarisch zijn. Het intellect is redeneren, begrijpen, het vermogen om zaken te vatten, maar dat intellect kan het geheel niet waarnemen omdat het nog steeds fragmentarisch is, omdat het denken aan het werk is. Als het denken aan het werk is, of het nu via het intellect werkt of het intellect gebruikt om zaken te begrijpen, omdat het denken fragmentarisch is, wat het ook doet en voortbrengt met het intellect, het intellect blijft fragmentarisch.
24:34 V: Wat betekent het dan om over juist redeneren te spreken, of...
24:40 K: Daar kom ik nog op, meneer.
24:43 V: Wat is het verschil tussen intellect en het denken?
24:51 K: Tussen het intellect en het denken. Wat is het verschil tussen het intellect en het denken? Kijk, ik beantwoord alle vragen. Waarom doen jullie dat niet?
25:06 V: Het intellect is de reactie van het denken, zoals wij dat kennen.
25:14 K: Die dame zegt dat het intellect de reactie van het denken is.
25:23 V: In dienst van het denken.
25:29 K: In dienst van het denken. Het intellect, zegt die dame, staat in dienst van het denken.
25:40 V: Maar het gebruikt de verzamelde kennis die het heeft verworven, de rationalisering die het heeft verworven in de loop van het leven, om te reageren op het denken, nietwaar?
25:57 K: Sorry, ik kan het niet verstaan. Nee, alstublieft... als we dit eenmaal samen begrepen hebben is het erg eenvoudig. We zeiden dat het denken onder alle omstandigheden fragmentarisch is, omdat het denken beperkt is, omdat het denken, dat de reactie van het geheugen is, beperkt is. U kunt wel enorm veel kennis over alles vergaren, over de wereld, alles wat bestaat, en dat leren resulteert in kennis, en die kennis is nooit compleet, nooit een geheel. Daarom, omdat de reactie vanuit die kennis het denken is, is dat denken beperkt, fragmentarisch. Dat is het eerste principe. Als dat duidelijk is, volgt daaruit dat het denken werkt via het intellect.
27:18 V: Via het intellect?
27:20 V: Ik begrijp niet wat u daarmee bedoelt.
27:23 K: Het denken maakt deel uit van het intellect.
27:27 V: Het intellect is het structurele vermogen om te denken.
27:30 K: Ik heb het pas opgezocht in een uitstekend woordenboek en dat zegt dat het intellect het vermogen is om te redeneren, het vermogen om helder te denken, te begrijpen, te bevatten. Dus het denken is aan het werk. Als je redeneert is het denken aan het werk.
28:01 V: Dus in plaats van het intellect een instrument van het denken noemen, is het denken een instrument van het intellect.
28:07 K: Het denken... eigenlijk moeten we die twee niet van elkaar scheiden. Dat is wat ik probeer te zeggen.
28:16 V: Kun je zeggen dat het intellect op een filmdoek lijkt en dat het denken er gegevens op projecteert, fragmentarisch, en dat ze samenwerken?
28:25 K: Gebruik je eigen intellect. Gebruik je eigen intellect dat deel uitmaakt van de geest. Dat wil zeggen, we spreken Engels. U en de spreker verstaan Engels, dus het begrijpen, het verbaal begrijpen, maakt deel uit van het intellect, dat het denken is. Je vertaalt wat je hoort in het Engels en dat gaat over in begrijpen, verbaal begrijpen wat er is gezegd. Dus het denken is het intellect. Dus het intellect kan nooit het geheel zijn of waarnemen. Het intellect denkt van wel. Het denken denkt het geheel te kunnen zien. Een ogenblik, mevrouw. Nietwaar? Maar wij zeggen dat het denken, omdat het fragmentarisch is, nooit het geheel kan zien. Nietwaar?
29:48 V: Ik heb het nog niet helemaal duidelijk.
29:52 K: U hebt het nog niet helemaal duidelijk.
29:54 V: Is het intellect niets anders dan het gebruiken van ideeën, woorden en beelden?
30:00 K: Dat klopt.

V: Is dat alles?
30:04 K: Dat is alles. Ideeën, gebruiken van ideeën, overtuigingen, idealen, reacties, verbeelding, dat alles is de werking van het intellect.
30:21 V: Hoe zit het dan met logica?
30:26 K: Logica hoort er ook bij.

V: Logica is het gebruiken zelf.
30:30 K: Natuurlijk. Logica is het gebruiken van het denken. Als dit duidelijk is, niet omdat ik dat zeg, want ik ben niet uw autoriteit, ik heb geen autoriteit.
30:51 V: U zei ergens dat het denken deel uitmaakt van het intellect.
30:58 K: Ja, het denken maakt deel uit van het intellect.
31:00 V: Maar daarna zei u dat het denken het intellect is.
31:03 K: Het denken is het intellect.
31:04 V: Als het denken deel uitmaakt van het intellect, zou...
31:08 K: Dan anders. Ik neem terug dat het een 'deel' is. Het denken is de essentie van het intellect.
31:20 V: Is er geen verschil, zijn ze hetzelfde?
31:22 K: Geen enkel verschil. U kunt het bij uzelf zien. Ik zeg tegen u: 'Het is mooi weer vandaag.' U luistert naar de woorden, die wekken een reactie in uw geheugen op, wat een gedachte wordt, en u zegt: 'Ja, heerlijk weer.' Dat betekent dat het denken werkt, iets overbrengt en zo. Dus het denken is de activiteit van het intellect. Het denken dat onder alle omstandigheden beperkt is, zowel technologisch als in waar het naar streeft, dat zich inbeeldt dat er een God is, of Jezus, dit of dat - het is in wezen beperkt.
32:18 V: Wat is de relatie tussen het denken en de geest?
32:27 K: Volgens mij is de geest, maar ik kan me vergissen, bevraag het, ga erop in, de geest is het intellect, het denken, het voelen, de reacties van het zenuwstelsel, de hele structuur van menselijk denken, die hele inhoud, wat het bewustzijn is, is de geest, met het leed, de pijn, bezorgdheid, angst, het najagen van genot, de angst voor de dood - het geheel daarvan is het bewustzijn, oftewel de geest.
33:14 V: Wat is dan de functie van meditatie in relatie tot het bewustzijn?
33:24 K: Meditatie, wat is de functie van meditatie in relatie tot het bewustzijn? Wat is de functie van meditatie in relatie tot meditatie... bewustzijn, sorry.
33:55 V: Dat lijkt me een erg grote sprong.
33:57 K: Meditatie is het proces van het legen van de inhoud van het bewustzijn. Het leegmaken van de inhoud van het bewustzijn. Dat wil zeggen, de inhoud creëert het bewustzijn. Als er leegte is, het leegmaken van de inhoud, bestaat het bewustzijn, zoals wij dat kennen, niet. Het is een totaal andere dimensie. Dat gaan we niet bespreken want dat is een enorm ingewikkelde zaak, waar we misschien op in zullen gaan op zaterdag of zondag.
34:45 V: Is de inhoud van het bewustzijn niet het denken?
34:49 K: Ja. De inhoud van het bewustzijn bestaat uit alle zaken die het denken erin heeft gestopt. Het spijt me, maar daar gaan we niet op in omdat het iets anders... dat kunnen we een andere keer doen.
35:07 V: Stopt de geest niet als hij beseft dat...
35:11 K: Daar zijn we nog niet, meneer.
35:15 V: Kunnen we de vraag zo formuleren: als het bewustzijn alleen bestaat uit het gebruik van ideeën, beelden, symbolen, herinneringen, ervaringen, ziet het ooit wel eens iets uit zichzelf?
35:26 K: Nee.

V: Oké.
35:32 K: Laten we eens kijken. Ons uitgangspunt is nu, als jullie dit als iets werkelijks zien, niet omdat ik het jullie vertel, dat het denken fundamenteel beperkt is en dat wat het ook doet binnen het het bewustzijnsveld, nog steeds beperkt is. Het kan zich een bewustzijn voorstellen dat zo groot is als de hemel, maar het blijft het product van het denken. Het kan de prachtigste zaken verzinnen, maar blijft het product van het denken. Het kan zeggen dat God bestaat, maar blijft het product van het denken. Het kan van alles zeggen, gebaseerd op illusies of de werkelijkheid, maar het blijft nog steeds binnen het bewustzijnsveld.
36:31 V: Waartoe is het denken beperkt?
36:38 K: Nee, het denken zelf is beperkt, het is niet beperkt tot iets. Hemel! U hebt om te beginnen niet gezien dat het denken de reactie van het geheugen is, opgeslagen in het brein als herinnering, die het resultaat is van ervaring en ophoping van kennis, dus het is beperkt. Houd het daar in godsnaam bij. Laten we verder gaan.
37:12 Dus wat is dan intelligentie? Begrijpt u? Als het denken fragmentarisch is en het intellect dus ook fragmentarisch is, maakt intelligentie dan ook deel uit van die fragmentatie? Als dat niet zo is, dan heeft fragmentatie geen relatie met het geheel. Als ik zeg dat ik hindoe ben, is die bewering gebaseerd op herinnering, conditionering, bijgeloof, enzovoort. Zolang er conditionering is, wat het product van het denken is, blijft wat het ook doet beperkt, fragmentarisch, een illusie. De vraag is dan: wat is intelligentie als dit allemaal geen intelligentie is, wat is dan wel intelligentie? Begrijpt u mijn vraag? Hebben we ergens contact?

V: Ja.
38:47 K: Niet in de Oak Grove, maar op een ander niveau?
38:50 V: Ja.
38:52 V: Zou intelligentie het herkennen van de beperkingen van het denken kunnen zijn?
39:01 K: Ja, meneer.
39:06 V: Maar dat is alleen...

K: U hebt niet geluisterd naar de... We zijn zo bezig met onze eigen conclusies, we willen... Hij zegt: is het niet intelligentie dat zich bewust is van de beperkingen van het denken. En we zeiden 'ja'. We verdiepen ons dus in de vraag wat intelligentie is, afgezien van de woordenboekbetekenis. Want het woordenboek zegt: intelligentie is het vermogen om tussen de regels door te lezen. Begrijpt u? 'Legere'. Daar ga ik niet op door. Tussen de regels door lezen, wat betekent dat je moet kijken wat er gebeurt tussen twee gedachten in. Ik zeg het in mijn eigen woorden: zo staat het niet in het woordenboek. Het komt van het woord 'legere', lezen - lezen in een andere betekenis - lezen, psychologisch lezen, en objectief lezen 'wat is', dat zit allemaal in het woord intelligentie, volgens het woordenboek. Wij gebruiken het woord intelligentie niet in die betekenis, omdat het allemaal het denken omvat. Begrijpt u? Heel goed tussen de regels door lezen betekent doordringen tot wat niet via het denken wordt gezegd, wat niet op een bladzijde staat gedrukt. Je moet het denken trainen om te begrijpen wat tussen de regels staat. Ik vraag me af of jullie...
41:11 Dus wat is intelligentie?
41:26 V: Het zou de volledige integratie van het intellect en het denken kunnen zijn.
41:30 K: Zoek het uit. Ga erop door, meneer. Als het denken beperkt is, brengt wat het ook doet conditionering teweeg. Als ik zeg: 'Ik moet liefhebbend zijn,' maakt dat deel uit van conditionering. Wat het dus ook doet, is beperkt en daarom conditionering. Is intelligentie nu het product van het denken?
42:08 V: Nee.
42:10 K: Het product van redenering?
42:14 V: Intelligentie is het ophouden van het denken.
42:26 K: Is dat een feit voor u, of zomaar een idee? Daarom wil ik niet... Als het denken er niet is, kan het denken dan intelligentie voortbrengen?
42:42 V: Nee.
42:44 K: Of staat intelligentie volledig los van het denken? En als het volledig losstaat, kan intelligentie het denken dan gebruiken? Niet andersom.
43:07 Luister alstublieft. Neem me niet kwalijk. Ik ben niet ongeduldig, maar luister alstublieft alleen maar. We zeiden dat het denken beperkt is, fragmentarisch, het is een tijdsgebeuren - waar we later op in zullen gaan, het vraagstuk van tijd - en als dat zo is, dan vragen we of het denken... brengt het denken intelligentie voort? Zo ja, dan is die intelligentie nog steeds fragmentarisch. Daarom kan het geen intelligentie zijn. Wacht, wacht. Dus wat is intelligentie? Als we zeggen dat het denken geen intelligentie kan voortbrengen, dan staat intelligentie volkomen los van het denken.
44:15 Hebt u dit, al luisterend, begrepen, of inzicht gekregen in die twee feiten? Inzicht wil zeggen dat u de waarheid hiervan ziet: dat het denken beperkt is, en dat het denken onder geen enkele omstandigheid intelligentie kan voortbrengen, intelligentie kan bevorderen - nooit. Daarom is er geen relatie tussen het denken en intelligentie. Intelligentie, zeggen wij, is het vermogen om het geheel te zien, de volledige beweging van het denken. Het vermogen om dat te zien. Het vermogen om te zien dat het denken beperkt is. Wanneer je een inzicht hebt, is het inzicht intelligentie. Ik vraag me af... Wacht even, wacht even. Daarom is intelligentie in staat om te analyseren. Omdat het denken fragmentarisch is, zal wat het ook analyseert fragmentarisch blijven. Terwijl als intelligentie analyseert, dat altijd gebeurt tegen de achtergrond van het geheel. Ik vraag me af of u dit ziet. Nietwaar?
46:08 V: Wat is het geheel?

K: Wat is het geheel.
46:11 V: Is dat er wel?
46:14 K: Waarom vraagt u dat, mevrouw, wat maakt dat u die vraag stelt?
46:24 V: Hoe kan je functioneren vanuit het geheel? Hoe kan je functioneren tegen de achtergrond van wat dan ook?
46:33 K: We zeiden dat het denken op een bepaald gebied noodzakelijk is: op het gebied van technologie, van communicatie, verbale communicatie, op het gebied waar het geheugen moet functioneren - technologisch, verbaal, hoe je moet fietsen, auto moet rijden, enzovoort, enzovoort. Daar moet het geheugen functioneren, anders zou je niet weten... Kunt u dat volgen? Dat zou nogal onzinnig zijn. Nu zeggen we dat juist dat denken, dat gebaseerd is op kennis, die noodzakelijk is, dat het denken zegt: 'Ik kan de hele structuur van de mens begrijpen.' Dus wat het bestudeert, onderzoekt, zal fragmentarisch zijn. Ik vraag me af of u dat ziet.
47:43 V: Is het beste waar het toe in staat is niet een formulering, of een conclusie over de hele structuur van de mens, of het geheel?
47:51 K: Maar het is niet het geheel.

V: Niet het geheel.
47:53 K: De beschrijving is dus niet wat er wordt beschreven, het woord is niet het ding.
48:04 V: Wat het denken op z'n minst kan...

K: Meer kan het niet.
48:06 V: ... is de beschrijving. Het denken kan beschrijven wat de berg is, maar de beschrijving is niet het werkelijke.
48:17 V: Met andere woorden...
48:19 K: Niet 'met andere woorden', zie gewoon het feit. Kunnen we van hieruit verdergaan?

V: Ja.
48:32 K: Dat heeft lang geduurd, nietwaar?
48:43 Dus wat is intelligentie? Intelligentie is het vermogen de waarheid te zien dat het denken beperkt is. En hoe ontstaat dat vermogen? Begrijpt u? Dat was uw vraag. Het kan alleen ontstaan als het denken - wacht, ik heb het! Het kan alleen ontstaan door de kunst om het een plaats te geven - als het denken zijn juiste plaats krijgt toegewezen. Heeft u er iets van begrepen? Dat wil zeggen, ik heb het denken nodig om te spreken - niet ik, daar ga ik dadelijk op in, op de vraag hoe je - om verbaal met u te communiceren moet ik gebruik maken van het denken, want de woorden zijn opgeslagen in het brein, en dergelijke. Maar het denken denkt: ik kan ook het geheel waarnemen - het doet alsof, fantaseert, verzint - maar het is niet het geheel. We zeggen dus dat de waarneming van het geheel intelligentie is. En hoe ontstaat die waarneming, die voortbrengt... die intelligentie is? Is dat duidelijk?

V: Ja.
50:39 V: Ik ben het niet met u eens dat we al denkend bij het geheel kunnen komen.
50:49 V: Dat we al denkend bij het geheel kunnen komen.
50:53 K: Ik heb gezegd... ik heb nooit gezegd dat je al denkend bij het geheel kunt komen. Integendeel, ik zei dat het denken niet leidt tot het zien van het geheel. Dat is simpel.
51:06 V: Maar u zei dat intelligentie dat wel doet.
51:11 K: Maar ik heb nooit...
51:14 V: Maar er is een probleem met de definitie van intelligentie voor die meneer - dat is het probleem.
51:19 V: Als het denken op orde is, houdt het op en kan intelligentie gaan werken.
51:26 K: Nee, mevrouw, langzaam aan. Jee, jullie luisteren helemaal niet. Ik zie de wereld als een fragment. Ik zie de wereld gefragmenteerd. De wereld om me heen: ik, jij, wij, zij, de hindoes, boeddhisten, christenen, gefragmenteerd, verbrokkeld. Dat is duidelijk allemaal de werking van het denken. Als ik zeg: 'Ik ben een hindoe,' is dat de werking van het denken. Dus wanneer het denken functioneert, kan het alleen fragmentatie voortbrengen. Dat is een absoluut feit. Ik kom er niet op terug, herhalen, herhalen. Het denken kan dus nooit bij intelligentie uitkomen. Dus hoe ontstaat die intelligentie dan?
52:36 V: Het herkennen van een gedachte als een gedachte en alleen een fragment, is het begin van intelligentie.
52:45 K: Wat zegt u?
52:50 V: Herkennen van het denken als het denken en alleen maar een fragment, zorgt voor intelligentie.
52:57 K: Dat heb ik zojuist gezegd. De meneer daar stelde die vraag en we zeiden 'yep'.
53:12 Laten we doorgaan. Het denken kan zichzelf niet ordenen.
53:24 V: Het denkt dat het dat kan.

K: Zie het verschil. Het denken denkt dat het zichzelf kan ordenen, maar omdat het denken beperkt is, zal die orde ook beperkt zijn. Ik gebruik logica, simpel. Dus het vermogen om het denken zijn juiste plaats te geven, is intelligentie. Dat wil zeggen dat ik kennis nodig heb, ervaring die me kennis zal geven, en dus het geheugen en het denken. Dat is duidelijk. Dus het is intelligentie om dat de juiste plaats te geven. Dus intelligentie ontstaat alleen als het denken beseft dat het niet... dat alles wat het doet beperkt is. Als het zijn eigen beperking beseft.
54:33 V: Het denken beseft.
54:35 K: Het denken, ja. Kan het denken zijn eigen beperktheid beseffen?
54:43 Is dat uw vraag?

V: Ja.
54:45 K: Wat zegt u? Nee, wat zegt u? Denk erover na.
54:51 V: Het is nog steeds een gedachte, als het denken zijn beperktheid beseft hoort het nog steeds bij het denken.

K: Natuurlijk.
55:00 V: Het lijden ook.
55:02 K: Haal nou niet het lijden erbij, mijn hemel!
55:08 We zeggen: het denken kan niet leiden tot intelligentie, of intelligentie bevorderen. Intelligentie ontstaat wanneer het denken ziet, wanneer - nu moet ik oppassen.

V: Ja.
55:38 K: Mag ik even op iets anders doorgaan in nauwe relatie tot wat ik bespreek. De berg waarnemen, hoe neemt u de berg waar? Ze liggen daar in de mist. Kijk ernaar. Kijk er eerst naar. Hoe neemt u die berg waar, dat ding dat we 'berg' noemen? Hoe kijkt u ernaar? Afgezien van uw ogen, afgezien van de visuele waarneming, de zenuwbanen, het netvlies enzovoort, de zenuwbanen enzovoort, die de vorm van de berg naar het brein overbrengen - hoe kijkt u ernaar?
56:30 V: We kijken naar de berg met het beeld van het woord 'berg'.

K: Ja, het woord creëert het plaatje en het plaatje geeft aan dat het de berg is.
56:51 V: Dat is niet waar.
56:52 K: Lieve Heer, hij zegt: 'Dat is niet waar.' Bespreek het met hem, meneer.

V: Het is waar.
56:58 K: Ga door, bespreek het. Zeg niet dat het waar is of niet waar, maar ga in dialoog met hem, een vriendschappelijke dialoog.
57:05 V: Eerst zie je een beeld en dan zie je dat het een berg is, maar als je eerst de berg ziet zonder woorden erbij, zie je gewoon in het nu dat het een stuk land is, je denkt er niet eens aan als een stuk land, je ziet gewoon een berg. Er doet geen beeld mee uit het verleden. Alleen in het heden en het... (onhoorbaar)
57:25 V: Wat is het?

V: Als je vraagt wat het is, moet je het benoemen, maar als je er alleen naar kijkt, niet vraagt wat het is, gewoon kijkt, in het nu, denk je niet na over wat het is of gaat worden, denk je alleen aan waar je naar kijkt, of zelfs dat niet, je kijkt alleen maar. Er komt geen denken aan te pas.
57:56 V: Wat is de relatie tussen pijn en intelligentie?
58:01 K: Daar zijn we nog helemaal niet.
58:07 V: Ik vroeg dat, als je naar de berg kan kijken zonder het beeld...
58:12 K: Die meneer zegt dat je naar de berg kunt kijken zonder het beeld.
58:16 V: Ja, dat kan.
58:17 K: Dat kan natuurlijk, alleen waarnemen, zonder het beeld.
58:22 V: Mijn vraag is...
58:23 K: Dat is wat jullie twee hebben besloten. Wat betekent dat? Waarnemen zonder het woord, zonder het beeld dat we hebben bedacht van een berg, zonder de reactie die de bergen bij u oproepen, gewoon waarnemen.
58:52 V: De waarnemer is het waargenomene.

K: Gewoon waarnemen. Bij die waarneming ben jij er en is er datgene wat je waarneemt, dus er is een afstand tussen jou en dat wat je waarneemt. En die afstand is tijd: om erheen te gaan, nietwaar? Die afstand zorgt voor een scheiding. Kan je nu kijken, luister alsjeblieft, kan je naar je vriend, je man of vrouw kijken, kan je waarnemen zonder de benaming, zonder het plaatje, zonder het beeld zonder alle beroering die tussen jou en haar hebben plaatsgevonden, of haar en jou, wat scheiding inhoudt. Ga verder. Kan je waarnemen zonder die afstand?
1:00:16 V: Zonder wat?

K: Afstand, tijd, interval. Dat is makkelijk wanneer je naar de berg kijkt, dan zeg je 'ja'. Maar kun je naar je vrouw of vriend of wie dan ook kijken zonder het woord, zonder het beeld, dat het resultaat is van al je... van strijd, pijn, beledigingen, gezeur, genot, vrees, overheersing, gehechtheid - dat alles zorgt voor een scheiding. Nietwaar? De scheiding treedt op wanneer er de waarnemer is, die de verleden tijd is. Kun je dus zonder dat alles je vrouw, je vriendin waarnemen? Ga door, meneer, kijk ernaar.
1:01:17 V: Als je dat doet, is er geen waarneming.
1:01:26 K: Integendeel. Dan is er geen waarneming, zegt hij. Dat alles verhindert u om om het feitelijke waar te nemen. Nietwaar? Kijk goed. Vraag het niet aan mij, bekijk het zelf goed, in uzelf. Mijn streven de belangrijkste directeur te worden in mijn zaak, of wat dan ook, zondert me af van haar, omdat ik bezig ben met mezelf. En zij is bezig met zichzelf, met haar vervulling, haar blabla. Is er dus een waarneming, luister alstublieft, want ik ga het dadelijk in verband brengen met... Is er een waarneming zonder het woord, het beeld, het plaatje, enzovoort.
1:02:43 V: Ja.
1:02:45 K: Geen ja of nee. Zoek het uit. Wat gebeurt er als er geen scheiding is tussen u en haar, die de scheiding van het denken is, het geheugen, herinneringen, conclusies, als dat alles niet tussen jullie in staat, wat gebeurt er dan?
1:03:16 V: Zuivere identificatie.
1:03:19 K: Je neemt hem of haar voor het eerst waar. Is dat niet zo? Neem nu op dezelfde manier de activiteit van het denken waar, wees je bewust van de activiteit van het denken, zodat dit gewaarzijn het denken zijn juiste plaats geeft. Begrijpt u? En dit gewaarzijn is voorkeurloos, want als er voorkeur is, is er ogenblikkelijk het denken, en dit gewaarzijn... doorgrond dit gewaarzijn meer en meer, en het wordt aandacht, nietwaar? Ik vraag me af of jullie dit volgen. Natuurlijk niet. Jullie hebben nooit... Wat betekent aandacht dus? Er kan alleen aandacht zijn als er geen centrum is in de vorm van herinnering, conclusie, die allemaal activiteiten van het denken zijn. Aandacht houdt in dat er helemaal geen centrum is in de vorm van het 'ik'. Het 'ik' wordt samengesteld door het denken. Dus als er geen 'ik' is, is aandacht intelligentie. Bestrijd het maar!
1:05:19 V: Meneer... Meneer....
1:05:22 K: Hebt u om te beginnen begrepen wat..? Geef me alstublieft... Dat moet ik eerst vragen voordat u me aanvalt. Wacht even, meneer. Voordat u me belaagt, hebt u begrepen wat ik heb gezegd? Wees daar zeker van, anders heeft wat u zegt geen relatie met wat ik zeg. Ik zei, ik herhaal het nog eens zorgvuldig, ik zei dat je je vrouw of je man waarneemt. Als je waarneemt is de waarnemer gevormd door het verleden. Het verleden zijn je gedachten, je herinneringen, wat je weet over haar, dat allemaal. Kan je nu naar haar kijken zonder al die beelden, plaatjes en dergelijke? Dat is alleen mogelijk als er een grondig gewaarzijn is van de activiteit van het denken. Kan je je vrouw, of wie dan ook, gadeslaan zonder de activiteit van het denken? De activiteit van het denken vindt alleen plaats als er voorkeur is. Ik zeg: 'Ja, ze is goed voor mij geweest,' en houd daaraan vast, of ik houd vast aan: 'Ze is dit of dat.' Als er sprake van voorkeur is, is er geen gewaarzijn, omdat het nog steeds de werking van het denken is. Dus waarnemen zonder de waarnemer betekent volledig gewaar zijn van haar, mij en jou. In dat gewaarzijn, als er geen voorkeur is, is er de uiterste aandacht. Er kan alleen aandacht zijn zonder de beweging van het denken, in de vorm van het 'ik' met al mijn plaatjes en dergelijke. En dat is intelligentie.
1:07:50 Hebt u mijn uiteenzetting begrepen? U mag het er niet mee eens zijn, zeggen dat het onzin is, wat u wilt, maar begrijp eerst wat ik te zeggen heb.
1:08:05 V: Hoe ontstaat dat gewaarzijn?

K: Dat laat ik u zien. Ik heb u er zorgvuldig op gewezen: kijk naar de berg. Kunt u naar de berg kijken zonder het plaatje, zonder het woord, het symbool, zonder al die reacties als u hem ziet - mooi, lelijk, 'ik houd er niet van, ik hou...' Kunt u dat waarnemen, wat vrij makkelijk is, maar kunt u uw vrouw, uw vriendin of uw vriend waarnemen zonder het beeld, de naam, alle verzamelde genoegens enzovoort?
1:08:47 V: Dat kunnen we maar een tijdje doen.

K: U doet dat een tijdje. U kunt dat tijdelijk doen, korte tijd, en dan komt het terug. Dus wat gebeurt er? Ga verder, kijk er goed naar. Kijk ernaar, meneer, bij uzelf. U kunt tijdelijk dit gewaarzijn hebben en dan komt het andere eroverheen. Dat tijdelijke wordt een herinnering, nietwaar? Ik heb het heel even gehad. En die herinnering zorgt ervoor dat het denken meer wil, meer van die tijdelijke herinnering, of die herinnering die tijdelijk was. Begrijpt u? Ik laat het u zien.
1:09:52 Waarom doe ik al het werk voor jullie?
1:09:59 V: We werken samen.

K: O, nee.
1:10:02 V: Welke eigenschap hebben we nodig om dit gewaarzijn te gebruiken?
1:10:06 K: Dat laat ik u zien, mevrouw. Maar het is niet 'welke eigenschap'. Kunt u de berg waarnemen zonder het woord? Gewoon waarnemen. Dat is tamelijk eenvoudig, nietwaar? U kunt dat. Als u geïnteresseerd bent in het ontdekken wat waarnemen is, kunt u dat. Maar pas het nu eens toe op uw vrouw, uw man of uw vrouw. Kunt u naar haar of hem kijken zonder de naam, zonder de herinnering? Kunt u dat?
1:10:45 V: Maakt begrijpen deel uit van intelligentie of van het intellect?
1:10:51 K: Wat zegt u, meneer?
1:10:57 V: Wat is begrijpen, is het intellect of intelligentie?
1:11:00 K: Er kan alleen begrijpen zijn als je denken niet aan het werk is. Als je in stilte voor de eerste keer luistert.
1:11:13 V: Als ik naar de berg kijk...

K: Kijk, hij is afgedwaald. Meneer, hebt u gehoord wat de spreker net op die vraag heeft gezegd? Als mijn geest ratelt terwijl u aan het praten bent en me iets vertelt, kan ik u niet begrijpen, omdat ik aan iets anders denk. Maar als ik ophoud aan iets anders te denken en luister naar wat u te zeggen hebt, begrijp ik u.
1:11:52 V: Hoe houden we op met denken, als we zeggen: 'Ik houd op met denken...'
1:11:57 K: Nee, meneer, ik zei: 'Ik houd op met denken', - dat is helemaal verkeerd, zei ik. U volgt dit niet stap voor stap, daarom.
1:12:08 V: Nee, ik zei...

K: Ik zei: luister in stilte - neem me niet kwalijk dat ik dit blijf vragen. Ik zei: kijk eerst naar de berg. Kunt u naar de berg kijken zonder het woord? Misschien dat sommigen van jullie, die ingegaan zijn op het vraagstuk van waarneming, dit wel begrijpen. Ik zei: de volgende stap is: kun je je intieme vriend, je vrouw of je man waarnemen, of je vriend of vriendin, waarnemen, haar of hem waarnemen kan uitsluitend als de herinneringen, conclusies, alle beelden die het denken van haar heeft opgebouwd, afwezig zijn. Dan kun je haar zien zoals ze... zoals het is. Nietwaar? Dat heb ik heel duidelijk en eenvoudig gezegd. Dat kan alleen als je gewaar bent van de activiteit van het denken. Dat is alles wat ik heb gezegd - gewaar. Ja, meneer?
1:13:19 V: Zegt u dat de intelligentie alleen in mij werkt als ik naar de vrouw van een ander kijk?
1:13:26 K: Goeie genade! Ik zei: uw vrouw, uw vriendin, niet de vrouw of man van iemand anders. Dit is te bizar! U bent of serieus, meneer, of u bent serieus, of u maakt er een uitje van.
1:14:00 V: Ik probeer...
1:14:01 K: Als u vermaakt wilt worden, ga ik weg. Daar heb ik geen zin in.
1:14:07 V: Nee, er zijn hier wel serieuze mensen.
1:14:15 V: Ik verzeker u dat er hier wel serieuze mensen zijn. U zei dat door waar te nemen of gewaar te zijn van die activiteit van het denken, dat je dan kunt kijken en...
1:14:26 K: Nee, u hebt niet... Luister naar wat ik heb gezegd. Ik zei: als je gewaar bent van de activiteit van het denken, wees gewaar van de activiteit van het denken, hoe het functioneert, hoe het werkt.
1:14:42 V: Dat stopt geen denken...
1:14:44 K: Nee, ik zei, sla het gade, wat niet betekent dat je het stopt.
1:14:49 V: Dat moet opgehelderd worden, want als je naar de berg kijkt...
1:14:52 K: Meneer, u hebt niet eens...
1:14:58 V: Ik begrijp het, maar als je naar de berg kijkt en er komt een gedachte bij dat het een berg is...
1:15:03 K: Dan kijk je niet naar de berg.
1:15:05 V: Misschien denk je: ik moet stoppen met denken dat het een berg is en naar de berg kijken. Als je dat zegt, ga je weg van het kijken naar de berg.
1:15:14 K: Laat de berg nu met rust. Ik ben blij dat er daarboven geen steenkool of olie zit. Laat de berg met rust. Kun je naar je vrouw of vriendin kijken, of naar jezelf, wat veel beter is - kun je naar jezelf kijken, wat je denkt, wat je voelt, wat je wilt, wat je genoegens zijn, seks, kun je naar jezelf kijken zonder voorafgaande conclusies, zonder te zeggen: dit is goed, dit is slecht, ik ben mooi, ik ben lelijk, ik ben niet zo intelligent als jij, dit of dat - alleen maar kijken, naar jezelf kijken, alsof je jezelf in de spiegel waarneemt. Want de spiegel vertekent niet, behalve als hij vervormd is. De spiegel vertekent niet. Kijk op dezelfde manier naar jezelf. Kun je dat? Kun je gewaar zijn van de beweging van je gedachten? Zonder enige vertekening. Zodra er vertekening optreedt, is het denken aan het werk.
1:16:45 Van daaruit gingen we verder - gewaar zijn. Als je gewaar bent en als er een voorkeur speelt, vervormt die voorkeur de waarneming. Als je zegt: 'Mijn neus moet recht zijn,' kijk je niet in de spiegel. Dus waar voorkeur in het spel is, is gewaarzijn een vervormende factor. Als er geen voorkeur is, betekent dat geen... in dat gewaarzijn, ben je je bewust van de activiteit van het denken, de activiteit, niet dat je het stopt. En dat gewaarzijn zorgt dat het denken de juiste plaats krijgt. De juiste plaats voor het denken. En dat gewaarzijn, als je daar dieper op doorgaat, is aandacht. In die aandacht is geen centrum van waaruit je aandachtig bent. Als er een centrum is, is dat de activiteit van het denken. Je kunt het zien - luister alstublieft - als je al je aandacht aan iets schenkt, is er geen centrum. Nietwaar?
1:18:24 V: Wat zorgt ervoor dat die uiterste aandacht ontstaat als er geen centrum is, ook al besef je dat niet?
1:18:35 K: U hebt niet de hele stap gemaakt! U hebt het hele plaatje niet gevolgd, het hele gebeuren dat we hebben verteld. Er is geen stimulans, geen reden.
1:18:50 V: Dat besef ik. Ik vraag alleen: wat zorgt ervoor dat dit gebeurt. Zegt u dat er op dit moment uiterste aandacht is, in het nu?
1:19:00 K: Zou u alstublieft kunnen luisteren naar een bewering zonder er een idee van te maken, zonder het te vervormen of er een conclusie uit te trekken? Ik doe een uitspraak. Ik zeg dat het beëindigen van verdriet het begin van intelligentie is. Luister er gewoon naar, zonder een conclusie te trekken, en er een abstractie van te maken.
1:20:01 Hoe laat is het?
1:20:04 V: Tien voor half een.

K: Tien voor half... laat me...
1:20:09 V: Ik denk dat hij bedoelde: wat kijkt naar het commentaar in je hoofd zonder daar commentaar op te leveren? Hij wil weten hoe dat heet, wat kijkt naar het commentaar in je hoofd zonder daar commentaar op te leveren.
1:20:25 V: Wat is het dat het denken ziet en dat de beperking van het denken ziet? Is dat het denken zelf?
1:20:32 K: Als het deel uitmaakt van het denken, is het nog steeds beperkt. U hebt de kern van de zaak nog niet te pakken.
1:20:44 V: Het interval, de ruimte tussen mij en wat ik heb waargenomen, wat gebeurt er als ik meen dat ik dat zie, of als ik dat heb gezien als feit en mijn denken begint het dan weer over te nemen - op dat punt?
1:21:26 V: Ik denk dat ik hem verstaan heb.

K: Ik heb hem verstaan.
1:21:32 V: Het is eenvoudigweg zo dat ik meen dat het denken volledig stil is geweest, maar nu niet meer - het denken is in werking, daar loop ik op vast.
1:21:56 V: Waarom blijft de stilte niet doorgaan? Ik denk dat hij dat wil weten. Hij zou willen dat het doorgaat.
1:22:05 K: Is uw vraag of intelligentie continu is? Nietwaar? Dat je dus het ene moment intelligent bent, en de rest van de dag ben je niet intelligent. U zegt dus: kan die intelligentie volgehouden worden, een paar dagen duren? Is dat uw vraag? Zodra u die vraag hebt gesteld, is die vraag geen intelligente vraag, omdat u het denken erbij betrekt, dat zegt: 'Ik moet het een hele dag hebben.'

V: Ja.
1:23:01 K: U ziet niet hoe mooi dit allemaal is!
1:23:06 V: Wat betekent het dat gewaarzijn het denken doorgrondt?
1:23:16 K: Dat heb ik niet gezegd. Ik zei, meneer - wilt u alstublieft luisteren - ik moet ophouden omdat u dit geen anderhalf uur volhoudt, jullie hersenen kunnen dat niet aan. Ik zei: kunt u gewaar zijn, zoals u gewaar bent van de boom, zoals u gewaar bent van de kleur van de jurk die u aanhebt, van degene die naast u zit en van de hemel, de bomen, kunt u gewaar zijn, goed kijken naar de activiteit van het denken? Dan zegt u: 'Wie kijkt er?' Als het denken naar zichzelf kijkt, stopt het met bewegen. Begrijpt u dat?

V: Het is erg duidelijk.
1:24:17 K: Als ik kijk naar mezelf als ik boos ben, houd ik op boos te zijn. Als ik kijk naar mezelf als ik gelukkig ben, is het geluk afgelopen. Kunt u dus gewaar zijn van de activiteit van het denken? Dat gewaarzijn valt niet samen met het denken. Kijk er alleen naar, meneer, zoals u naar die microfoon kijkt. Maar zeg ik: 'Een microfoon,' die kleur, wie erachter zit, wie spreekt, dan kijk ik niet. Dus ik zeg: kunt u uzelf bekijken alsof u in een spiegel kijkt die niet vervormt? En ik zei: als er die alerte waakzaamheid is, namelijk gewaarzijn zonder voorkeur, dan gaat die over in aandacht zonder een centrum van waaruit je aandacht geeft. Dus als er volledige aandacht is, met je hart, met je geest, met alles wat je hebt - aandachtig zijn, dan begint die intelligentie te werken. Oké.