Krishnamurti Subtitles home


OJ77DT1 - Hoe help je een kind om het enorme probleem van conditionering te begrijpen?
Eerste discussie met leraren en ouders
Ojai, VS
25 februari 1977



0:54 Krishnamurti: Zullen we eerst wat dingen doornemen of zal ik van start gaan? Zal ik eerst spreken en zullen we er daarna over discussiëren?
1:25 We hebben het over de school, nietwaar, de relatie van ouders met de scholen, de kinderen, enzovoort. Allereerst wil ik erop wijzen als ik mag, dat dit geen sektarische school is, geen buitenissige, ouderwetse school of iets dergelijks. Omdat Mr. Mark Lee en ik al vele jaren aan de scholen zijn verbonden, en gezien de toestand van de wereld, denk ik dat deze scholen een totaal ander soort mens zouden moeten voortbrengen. Mensen die niet Amerikaans zijn, katholiek, protestant, hindoe, boeddhist, niets van dat alles, maar ongeconditioneerde mensen, als dat mogelijk is. Ik vind het de verantwoordelijkheid van een school zoals deze, dat als de leerlingen de school verlaten, hoewel ze er voor kunnen kiezen naar universiteit of hogeschool te gaan om een titel en baan krijgen, dat als ze de school verlaten, de middelbare school, zeer intelligent, ze in staat zijn elke uitdaging intelligent tegemoet te treden. En ze kunnen tuinier zijn, kok, premier of president, maar die intelligentie werkt voortdurend.
3:31 Ik ken niemand van jullie, als ik zo mag zeggen. Ik heb geen enkel van deze problemen met jullie besproken, maar we hebben vier scholen in India, een in Brockwood, een hier, een in Canada, Vancouver. Al deze scholen horen bij elkaar, hoewel ze juridisch verschillen.
4:02 Ze houden zich voornamelijk bezig met het vormen van een ander soort geest in het kind, een geest die in staat is efficiënt te werken, academisch of anderszins, die zeer intelligent is en daarom de mensheid respecteert. En ik denk niet dat dit idealen zijn. Dit zijn feiten die verwezenlijkt kunnen worden Persoonlijk heb ik een afkeer van idealen, omdat zij helemaal geen betekenis hebben. Idealen veronderstellen iets in de toekomst. Maar we hebben het over 'zijn', over het zorgen dat de kinderen werkelijk... dat we ze opvoeden tot complete mensen, zowel emotioneel, intellectueel als fysiek, zodat ze opgroeien tot mensen met compassie.
5:28 Ik weet niet of u in dit alles geïnteresseerd bent. Een van onze knelpunten zal zijn dat er geen autoriteit is. Als ik daarmee mag beginnen. Autoriteit impliceert conformiteit. Autoriteit omvat angst, gehoorzaamheid, onderdrukking van iemands vermogen tot observeren, helder denken, enzovoort. Waar er dus sprake is van autoriteit in scholen, politiek of anderszins, is dat destructief voor een geest die tot bloei komt. En ik weet niet in hoeverre zoiets kan worden gerealiseerd op een school als deze. Dat hangt van de leraren en de ouders af. En als de ouders er de noodzaak van inzien, net als de leraren, dat autoriteit imitatie inhoudt, conformiteit aan een traditie of een manier van leven, de autoriteit van degene die weet en zijn kennis aan een ander geeft. Dan komt er dus een einde aan het vermogen tot leren.
7:18 Kan ik doorgaan? Is dat oké? Omdat een school een plaats is met vrije tijd. Ik geloof dat het woord 'school' afstamt van 'vrije tijd'. Alleen als je beschikt over vrije tijd, kun je leren. Als de leraar of de ouder alleen maar bezig is met het omvormen van wat hij weet en dat inprenten in het kind of de student, dan is die vorm van leren alleen maar het cultiveren van geheugen. En als het geheugen continu in werking is, wordt het mechanisch. Zodoende worden alle activiteiten mechanisch. We zullen dit later bespreken. En omdat de moderne samenleving bijna helemaal mechanisch wordt, en universiteiten individuen conditioneren tot een bepaald soort mensen, is het dan mogelijk om kinderen, studenten, op te leiden die werkelijk in staat zijn tot leren? Niet mechanisch leren. Zal ik op dit alles ingaan? Wordt het moeilijk? Ik hoop dat mijn Engels duidelijk is. Is dat zo?
9:24 Er zijn twee manieren van leren. Oké, ik zal erop ingaan. Leren en dan handelen. Ik leer, oftewel, ik sla feiten en informatie op in het geheugen en vanuit dat geheugen handel ik. Dat is wat we doen, ofwel middels ervaring, of middels het vergaren van informatie of onderwezen worden. Dat wil zeggen, iets geleerd hebben, en daarnaar handelen, al of niet bekwaam. De andere manier is eropuit gaan, handelen en leren. Beide zijn een vorm van het verzamelen van kennis en dan handelen vanuit die kennis. Is dat een beetje duidelijk? Ik leer op school, op een hogeschool, een universiteit. Ik sla alles op wat ik heb geleerd en vanuit die kennis handel ik dan. Anderzijds is er handelen en leren van die handeling, en zodoende ook kennis vergaren. Ze zijn beide dus hetzelfde. De communisten, maoïsten en anderen zeggen, ga eropuit en leer. Speciaal Mao en die hele groep, ga eropuit en leer. En de andere richting zegt, leer en handel dan. Beide cultiveren dus kennis. Als je dus steeds handelt vanuit kennis, wordt het mechanisch. We zullen later op deze kwestie ingaan, als u dat wilt. Iets anders is, en dat stellen wij voor, dat we zien wat deze twee vormen van leren inhouden, wat het inhoudt in de zin van hoe mechanisch het wordt, het altijd handelen vanuit kennis. Kennis is het verleden. Je handelt dus altijd vanuit wat je al weet, en daarom is er nooit vrijheid in die handeling. Anderzijds, de manier die we voorstellen, is inzicht hebben in deze twee. Begrijpt u? Inzicht in het hele gebied van kennis.
13:10 U heeft vast gehoord van Bronowski, hij is inmiddels overleden, die op de BBC veel heeft gesproken over de ontwikkelingsgang van de mens. Volgens hem en zijn geestverwanten, in feite wetenschappers, kan de mens zich alleen ontwikkelen door kennis, kennis vergaren, groeien, cultiveren, ontwikkelen, steeds meer. Dat betekent leven, handelen, vanuit het verleden. Omdat kennis het verleden is. Er bestaat geen kennis van de toekomst, er bestaat alleen kennis van wat ik al weet. Oké? Dus dit hele gebied onderzoeken, het hele veld van kennis en haar implicaties, het zien betekent er inzicht in hebben. En handelen vanuit inzicht, niet vanuit kennis. Je daarin verdiepen is heel boeiend. En is het mogelijk, is het mogelijk om kinderen, studenten en onszelf zo op te voeden dat we inzicht hebben en handelen vanuit dat inzicht, niet vanuit kennis? En inzicht is niet het opslaan van kennis. Ik heb inzicht in het hele gebied van religie, bijvoorbeeld, het hele gebied van religie, hetgeen geloof, dogma, ritueel is, en ervaring gebaseerd op conditionering, het aanbidden van wat de mens al heeft gecreëerd, wat het denken heeft gecreëerd, en het hele gebied van religie onderzoeken betekent er inzicht in hebben. En handelen vanuit dat inzicht, wat betekent geen geloof hebben, geen rituelen, geen dogma's, autoriteit, maar inzicht hebben in religie is de hoogste vorm van religie. Begrijpen we elkaar?
16:27 Is dat dus mogelijk? Dat betekent dat de relatie tussen de student, de leraar en de ouder een radicale verandering ondergaat. Hoewel de ouder en de leraar informatie overdragen, doen zij dat niet vanaf een voetstuk, niet vanuit een persoon die zegt: 'Ik weet het, jij niet,' derhalve autoriteit en gehoorzaamheid en wat daaruit volgt, maar een relatie van wederzijds leren, een wederzijds leren hoe in het leven te handelen. Nietwaar? Elk leren gaat immers over hoe te handelen in het leven. Oké? Als de leraar of de ouder informatie overdraagt en die vorm van leren aankweekt, wat kennis verzamelen en handelen betekent, of handelen en leren, impliceren beide het opslaan van kennis en handelen vanuit die kennis. Kan er nu een relatie zijn tussen de ouder, de leraar en de student, waarin alleen het onderzoeken van inzicht bestaat en niet louter het aankweken van kennis? Begrijpt u? Ben ik duidelijk?
18:37 Leraar: Meneer?
18:40 K: Een ogenblikje, laat me dit even helemaal afmaken. Kunnen we een dusdanige relatie hebben met een student zodat we allebei leren, ik zal het woord 'leren' niet meer gebruiken, zodat we de niet-mechanische manier van leven proberen te begrijpen? Laten we het zo stellen. Omdat kennis en het handelen vanuit kennis een mechanisch proces is dat al duizenden jaren aan de gang is en dat de mens niet heeft getransformeerd. De mens verheft zich niet door middel van kennis. Hij mag dan naar de maan gaan, maar dat is niet de verheffing van de mens. Hij kan wel buitengewone technologische capaciteiten hebben, maar dat is niet de verheffing van de mens. Dat is alleen maar een klein deel van de mens. De verheffing van de mens impliceert psychologische vrijheid, psychologisch opbloeien. En kunnen we op een school zoals deze, waar ouders, leraren en kinderen volledig bij betrokken zijn, als dat zo is, kunnen we een dergelijk soort relatie teweegbrengen waar autoriteit als kennis volledig afgewezen wordt? Want als je het onderzoekt, als je erop in bent gegaan, is elke vorm van opvoeding erop gericht het kind te conditioneren. De katholieken hebben dit eeuwenlang gedaan, de Indiërs en hindoes, overal ter wereld, het kind conditioneren om op een bepaalde manier te handelen, technologisch, moreel en psychologisch. Waar we het over hebben - als u het ermee eens bent, als u denkt dat het de moeite waard is, en de juiste manier van leven - is over het volledig deconditioneren van de menselijke geest van de menselijke geest, zodat hij in staat is over technologische kennis te beschikken, maar ook inzicht heeft in menselijk gedrag en zodanig handelt. Dat is één deel. En ook of er op de school respect voor elkaar kan zijn. Respect impliceert óf het respecteren van iemand uit angst, óf uit affectie, zorg, liefde, mededogen. Helaas is er in de land, voor zover ik kan zien, voor niemand respect. Is dat waar of overdrijf ik?
22:43 L: Zelfs niet uit angst?
22:47 K: Dat zei ik. Ik zei dat er respect is uit angst. Dat is geen respect.
22:54 L: Ik begrijp het.
23:04 K: Kan er op school respect zijn, niet uit angst, maar uit zorg, affectie, liefde, mededogen? Dat betekent beschaafdheid, dat betekent goed gedrag. Ik respecteer je, daarom sta ik op. Ik doe de deur voor je open, of je nu man, vrouw of kind bent, dat doet er niet toe, ik respecteer je. Als ik het uit angst doe heeft dat geen enkele waarde. Dus goed gedrag komt voort uit respect. Is dat mogelijk? Of zeggen we allemaal dat je dan ouderwets bent en ik ben modern. Jij bent ouderwets en daarom sta je op voor een dame, of wanneer je aan iemand wordt voorgesteld, maar omdat man en vrouw gelijk zijn, sta ik niet op, ik leg mijn voeten op mijn bureau als je binnenkomt en mijn hand schudt. Dit soort onverantwoordelijk gedrag, gebaseerd op persoonlijke conditionering. Terwijl respect, vanuit liefde, medeleven, zorg, en zonder angst, samengaat met zorgzaamheid, waardoor alles verandert. Het heeft niets te maken met de oude of moderne generatie. Is dit nu op deze school mogelijk? Iets anders dat hierbij betrokken is... Zal ik doorgaan? Observatie is erg belangrijk, omdat je door observatie veel meer leert dan uit een boek. Observatie van de natuur, observatie van je eigen gedrag, je eigen gedachten, gevoelens. Zodat door observatie een verhoogde gevoeligheid ontstaat. En die gevoeligheid gaat achteruit als je ouder wordt, omdat je opgehouden bent met observeren, en dus verlies je de relatie met de natuur, je verliest je relatie met mensen. Spreek ik Grieks? Doet u allemaal mee? Relatie wordt dus erg belangrijk. Het beeld uitwissen dat de student heeft van de leraar, de opvoeder, en dat de opvoeder heeft van de student of de ouder, zodat we een echte relatie hebben, niet een via beelden. Niet via conclusies, of ideeën en patronen, maar elke dag van je leven in een echte relatie staan. Is dat hier mogelijk? Omdat we anders, zoals andere scholen, andere hogescholen, universiteiten, mensen afleveren die echt... u weet hoe ze zijn, ik hoef u dat niet te vertellen. Gewelddadig, stompzinnig, dat alles gebeurt in de wereld. Dus laten we hierover een beetje discussiëren. Dat wil zeggen, eerst kennis, dan respect, en dan relatie. Oké? Kunnen we dit bespreken, er een dialoog over houden?
29:15 L: Kunnen we kijken wat het betekent om samen naar inzicht te zoeken?
29:25 K: Dat zullen we bespreken. Ben je je ervan bewust dat we handelen vanuit ervaring, ervaring betekent kennis, en we daarom altijd vanuit het verleden handelen? Ik heb ervaring als ingenieur omdat ik techniek heb gestudeerd aan een hogeschool, universiteit. Ik heb bepaalde vaardigheden verworven en die kennis is opgeslagen in het brein en ik handel volgens die kennis, bouw haar uit, leer er meer over, maar dat gebeurt altijd vanuit een achtergrond van kennis, en dus is kennis het verleden. Geef me geen gelijk. Door dat niet te doen krijgt u er inzicht in.
30:41 L: Je moet het voor jezelf zien.
30:43 K: Zie het feit. Namelijk dat we handelen vanuit kennis Of je nu eerst leert en dan handelt of handelt en dan leert, wat op hetzelfde neerkomt, en dus is kennis altijd een beperkende factor. Het maakt geen deel uit van vrijheid. Niet de vrijheid die zegt: 'Ik doe wat ik wil,' dat is helemaal geen vrijheid. Bent u zich dus bewust van dit feit dat u en uw kinderen, de leraren, handelen vanuit het bekende en dus nooit het nieuwe zien, of ze nu jong of oud zijn. Welnu, als u dat duidelijk ziet is dat een inzicht, nietwaar? Dus vanuit dat inzicht handelt u. Begrijpt u? Niet mijn woorden, maar het belang hiervan?
32:32 L: Dit gewaarzijn is gelijk aan het doen, nietwaar? Je doet iets wanneer je gewaar bent, het is bijna alsof je jezelf inhoudt, je moet heel goed kijken. We oordelen zo vlug, we lijken dingen zo snel in woorden om te zetten, en ik denk dat dit gewaarzijn betekent dat je je inhoudt en alleen maar goed observeert.
33:05 K: Nee, mag ik vragen waarom u het heeft over zich inhouden?
33:09 L: Omdat deze conditionering zo snel opkomt.
33:14 K: Bezorgd zijn over de snelheid van de reactie die voortkomt uit conditionering.
33:19 L: En de rechtvaardiging, die ook een deel van de conditionering is. We lijken onze handelingen zo snel te rechtvaardigen in plaats van ze te onderzoeken, ze werkelijk te onderzoeken, en we letten er nooit op hoe we bezig zijn onszelf te rechtvaardigen met woorden. Onze handelingen lijken we zo snel te rechtvaardigen, in plaats van ons er alleen van bewust te zijn en ze te observeren, onze handelingen en relaties. Het is het doen, zoals ik het zie. Dit feitelijke gewaarzijn is het doen en het afstand nemen van de rechtvaardiging.
33:55 K: Ogenblikje, ik weet niet wat u bedoelt met gewaarzijn.
33:58 L: Waarnemen. Het geheel, jezelf waarnemen.
34:01 K: Welnu, hoe neem je waar? Sorry, ik moet erg duidelijk zijn. Om elkaar te begrijpen, moeten we de betekenis van elk woord kennen. Wat bedoelt u met 'waarnemen'? Ik zou het een andere betekenis kunnen geven
34:18 L: Het is meestal het waarnemen van jezelf, je reacties op wat er om je heen gebeurt.
34:23 K: Dat begrijp ik. Wie neemt er nu waar?
34:27 L: Je moet heel voorzichtig zijn. Dat is het gewaarzijn.
34:31 K: Nee, niet terugkomen op gewaarzijn. U zegt, waarnemen. L: Juist, gewaar zijn.
34:38 K: Laat gewaarzijn even buiten beschouwing. Waarnemen. Ik neem de natuur waar, de wind, de bomen, het zonlicht, enzovoort. Ik neem u waar en u neemt mij waar. Wat bedoelen we nu met waarnemen, observeren? En wie is het die observeert? Verschilt degene die observeert van het geobserveerde?
35:04 L: Nee, degene die observeert is het geobseerveerde.
35:06 K: Nee, langzaamaan, wees voorzichtig.
35:08 L: Nee, ik zie dat. Ik zie heel duidelijk dat degene die observeert het geobserveerde is. Daar heb ik het over, dit is wat ik probeer te zeggen. Dit is het doen. Zien dat degene die observeert het geobserveerde is in de observatie. Alles wat ik daarbuiten zie ben ik. Ik ben de wereld.
35:28 K: Ja, u observeert dus zonder het ik.
35:36 L: Dat zie ik.
35:40 K: Kun je, als ouder of leraar, de student helpen om te observeren zonder het ik? Het ik omvat alle reacties, de conditionering.
35:51 L: En de enige manier om dat te doen is door het zelf doen.
35:55 K: Niet alleen u, ik vraag u dit niet persoonlijk, doen wij het?
35:59 L: Dat bedoel ik, het gewaarzijn is het doen. Wij moeten het doen. Als wij het niet doen, denk ik niet dat de kinderen het kunnen.

K: Natuurlijk.
36:07 L: Wij moeten het doen.

K: Dat is juist. Bedoelen we: wat we tegen het kind zeggen moeten we zelf ook doen? Zodat er geen hypocrisie in schuilt. Dat is waar ik naartoe wil.
36:27 L: We schijnen te rechtvaardigen wat we zeggen in plaats van het te observeren, het heel nauwkeurig waar te nemen.
36:32 K: Als ik dus tegen mijn zoon zeg niet te roken en ik rook wel, is dat nogal dwaas. Ik gebruik drugs en zeg: 'Gebruik geen drugs.' Dus in een relatie met de ouder, de leraar, doen de leraar en de ouder iets dat tegengesteld is aan dat wat ze het kind, de student vertellen? En de student bespeurt heel snel de hypocrisie.
37:10 L: Oh ja, daar zijn ze op afgestemd.
37:13 K: Vandaar dat ze niet aandachtig zijn.
37:15 L: En als we de hele tijd op conditionering hameren, dan conditioneren we hen.
37:18 K: Dat is precies wat ik vroeg.
37:21 L: We doen dat dus niet.
37:28 K: Dan kom ik weer terug op het punt: handelen we vanuit kennis waardoor we het handelen altijd beperken? Zijn we ons daarvan bewust? Doen we dit, realiseer ik me dat ik functioneer vanuit een achtergrond van kennis?
37:59 L: Dat is het hele probleem voor zover ik dat zie.
38:01 K: Ja, verdiep je erin.
38:03 L: Dat is het hele probleem. Tenzij we dat zien, zitten we er nog steeds middenin. We rechtvaardigen, we conditioneren onze kinderen nog steeds.
38:09 K: Als ik dus op een school werk, hoe moet ik dan de student helpen dit te begrijpen?
38:17 L: We moeten het doen.
38:18 K: Ik doe het. We doen het nu, verdiep je erin. Ik ben uw student. Hoe gaat u mij helpen?
38:30 L: Mezelf heel goed gadeslaan...
38:32 K: Nee. Dat doet u al, maar u bent in een klas, met een paar kinderen, hoe gaat u mij helpen?
38:38 L: Ik kan u niet helpen.
38:40 K: Nee, dat kunt u niet. Wat is dan de relatie tussen u en mij als student?
38:46 L: Ik denk er gewoon zijn, gewaar zijn.
38:50 K: Dat doet u, dat doet u voortdurend. Maar hoe wilt u iets overbrengen en mij helpen het belang van het vergaren van kennis te begrijpen, wat we onderwijs noemen? Aan de ene kant moet ik over zoveel mogelijk technologische kennis beschikken om in mijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Hoe gaat u mij dus helpen dit hele probleem te begrijpen? U doet dat klaarblijkelijk. Ik hoop dat u het doet. Hoe gaat u mij helpen als leraar? Begrijpt u mijn probleem? Ik vraag het u.
39:36 L: Samen handelen.
39:38 K: Nee, ik vraag u iets, excuseer me, ik vraag iets anders. Een school, een hogeschool, een universiteit hecht belang aan het verzamelen van kennis zodat je een baan kunt krijgen, zodat je kunt trouwen, het hele moderne bestaan. Dat is waar universiteiten voor zijn. En als ik, als ouder, de hele betekenis zie van kennis, wat handelen vanuit het verleden betekent, hopende daardoor op te klimmen, uit te blinken, enzovoort en ik zie hoe fout dat is, er zit geen vrijheid in, het speelt zich altijd af op het gebied van het bekende, hetgeen mechanisch is, hoe breng ik deze kwestie dan over op de student? Terwijl hij voortdurend kennis verzamelt? Ik geef les in wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, wat dan ook, ik geef les. Hij moet wiskunde kennen, wat het verzamelen betekent van enorm veel informatie over het hele probleem van wiskunde, en ik vertel hem dat hij niet alleen wiskunde moet leren, en geschiedenis, aardrijkskunde, en dat allemaal, en hij zegt dan: 'Waarom zou ik iets anders nodig hebben?' Volgt u mij?
41:26 L: Ja, wiskunde niet zo belangrijk maken. Het belangrijkste is zichzelf te leren begrijpen.
41:32 K: Nee, hij moet ook beschikken over dat andere. Hoe gaat u hem dus helpen? Kom, zie het onder ogen.
41:40 L: Het verkrijgen van mechanische kennis gaat erg snel, en als je begint te praten over die andere dingen wordt dat ook kennis, psychologische kennis.
41:51 K: Vandaar dat alles wordt vertaald in kennis. Volgt u mij? Zie het gevaar hiervan.
42:00 L: Maar als je in die toestand bent, ik ben wiskundige, ik ben dus opgeleid. Als je op die dag in een ongeconditioneerde toestand verkeert, wordt het op natuurlijke wijze overgedragen.
42:15 K: Nee, vrijheid op een bepaalde dag is geen vrijheid.
42:20 L: Oké.
42:23 K: Hoe gaat u, u bent leraar wiskunde, ik ben uw student, zeg me hoe u mij gaat helpen om enerzijds over veel kennis te beschikken, wiskunde, en anderzijds vrij te zijn om te handelen zonder kennis, volgt u mij?
42:46 L: Ja, ik volg u. Ik denk dat in het lesgeven...
42:50 K: Laat het me zien. Ik doe het nu.
42:51 L: Oké, we beginnen met het tekenen van figuren. Wilt u dit met mij samen doen, of zoals een tweejarige het zou doen?
42:55 K: Ik ben uw student.
42:59 L: En u wilt echt dat ik dit doe?
43:01 K: Natuurlijk. Vooruit.
43:08 L: Allereerst zou ik er niet mee beginnen voordat u naar mij toe komt en zegt dat u wiskunde wilt leren. Ik zit daar wiskunde te beoefenen en u komt binnen en zegt dat u ook wiskunde wilt doen. Ik begin te vertellen, maar het gaat om mijn houding, omdat als u vraagt om kennis ik u die zal geven. Dan onderzoeken we samen de ideeën. Misschien heeft u wel een beter idee dan ik en dan beginnen we met samen leren. Als ik niet de opstelling heb dat kennis belangrijk is, zal dat blijken, omdat u dan enkele ideeën zult hebben en die aan mij voorlegt...
43:44 K: U ziet dus het belang van het niet alleen maar hebben van kennis. maar ook de onbelangrijkheid ervan. L: Ja.
43:52 K: U ziet dat heel duidelijk.
44:02 L: Wat er daarna komt niet. In deze zaak denk ik dat ik inzicht heb.
44:06 K: Zie heel duidelijk dat kennis noodzakelijk is en dat kennis niet noodzakelijk is op een bepaald psychologisch gebied.
44:16 L: Ja, daar heb ik inzicht in.
44:20 K: Oké, hoe gaat u mij, als student, helpen om dit zeer gecompliceerde probleem te begrijpen? Het is geen eenvoudig probleem, begrijpt u? Het is heel gecompliceerd.
44:31 L: Oké. We beginnen met wiskunde. U komt bij mij en zegt dat u kennis wilt opdoen.
44:35 K: Ik zeg niets omdat ik een arm jongetje ben. Kom op, meneer.
44:39 L: Nee, het feit was dat ik met wiskunde bezig ben, en dat ik zou wachten tot u naar mij toe komt.
44:43 K: Nee, ik kom niet naar u toe. Er is een les.
44:46 L: Oh, dat is lastig. Laten we aannemen dat u naar mij toe komt en ik na de les wiskunde doe, omdat dat in dit geval zo is, en u komt naar mij toe en zegt: 'Wat bent u aan het doen, u bent met wiskunde bezig, dat wil ik ook leren.' Dus leg ik uit wat ik aan het doen ben en laat u enkele figuren zien; dan rent mijn zoon weg en haalt wat blokken en laat mij de vormen zien, en het punt is nu dat hij wat ideeën had en daar het een en ander over zei, en dan moet je open staan om daarvan te leren.
45:14 K: Oké, ga door.
45:15 L: Er is dus uw geest en mijn geest, en als je intensief bezig bent met wat we doen krijgt je goede ideeën. En dit gebeurt over en weer, dus hebben we nu minstens een niveau bereikt van samen leren.
45:26 K: Oké, ga van daaruit verder.
45:28 L: Oké, terwijl we samen leren, gaat dit uitwisselen door.
45:35 K: Dat is niet mijn punt, sorry.
45:37 L: Wel, ik denk niet dat je hun iets moet vertellen, Ik denk dat het wordt opgepikt als je volgens dat standpunt leeft.
45:44 K: Het kan verkeerd worden opgepikt. Gewoonlijk doen we dat.
45:51 L: Nee. Niet veel mensen geloven wat u hebt gezegd, maar als de leraren volkomen inzicht hebben en geloven wat ze zeggen, zul je het van hen oppikken zonder woorden omdat ze het voorleven, ze doen het. Je moet ernaar handelen. Je moet handelen alsof je van iemand anders kan leren. Jij bent niet de leraar, het is een wederzijds gebeuren. En terwijl de ideeën opkomen, laat je met je houding zien dat je kennis niet beschouwt als de enige basis van handeling, dat er in de wiskunde vrijheid van denken bestaat.
46:27 K: Maar denken is nooit vrij.
46:29 L: Oké, uw woorden zijn beter dan de mijne. Maar ik denk dat het voortkomt uit de houding. Als de persoon inzicht heeft en ze zijn bezig met wiskunde, en u bent de student, zult u het zonder woorden oppikken.
46:40 K: Betekent het dat u, neem me niet kwalijk, inzicht heeft in het hele gebied van de kennis? Niet bepaalde typen kennis, maar kennis in het algemeen. Wat weten betekent. Weten impliceert het verleden; ik weet. Het is dus heel gecompliceerd om te handelen of te begrijpen waar kennis haar plaats heeft en waar het psychologisch gezien een gevaar is. Gaat u mij, als student, helpen om het psychologische gevaar van kennis te zien? Wacht, langzaamaan. Volgt u mij?
47:43 L: Ja, ik volg u. Wel, ik denk door een voorbeeld te geven.
47:48 K: Dan kopieer ik u. Als u mijn voorbeeld wordt, dan imiteer ik u. Dan bent u mijn autoriteit, u bent mijn goeroe.
48:02 L: Maar als het voorbeeld is dat we, midden in een wiskundige discussie waar ik de leraar ben en u de student, de rollen omdraaien, omdat u hieraan gewerkt heeft en het anders benadert. We hebben in ieder geval de rollen omgedraaid. Ik denk niet dat je dit verbaal kunt weergeven.
48:17 K: Ik zal het laten zien, u kunt het beschrijven, maar ga niet te snel.
48:20 L: Oké.
48:25 K: Heeft u, als ouder, leraar of opvoeder, inzicht in het gebied van de kennis? Dat is absoluut noodzakelijk. Natuurlijk weet ik waar ik woon, dus rijd ik naar huis of loop naar huis. Ik weet hoe je een gemotoriseerde auto bestuurt. Maar ik als zeg dat ik mijn vrouw ken, hetgeen psychologisch is, wordt het gevaarlijk. Omdat 'ik ken mijn vrouw' impliceert dat ik haar ken, ik heb een beeld, ik heb een voorstelling, een conclusie. De conclusie is mijn kennis over haar. Daarom is er helemaal geen relatie. Hoe gaat u nu, zie alstublieft het probleem om dit over te brengen op een student die dit niet ziet, begrijpt u, hij heeft geen idee van dit alles. Hij zegt vader en moeder, heeft voorkeur en afkeer, is bang, enzovoort, voor hoe ze hem behandelen, en hij herinnert zich dat allemaal, en van daaruit handelt hij.
50:05 L: Juist.
50:06 K: Dus hoe gaat u hem helpen zich van dat alles te bevrijden? Dat is de taak van het onderwijs. Hem niet alleen maar een stom examen afnemen, enzovoort.
50:19 L: Zeker. Wel, je kunt proberen het hem te vertellen.
50:26 K: Vertel het me. Hoe gaat u het mij vertellen?
50:28 L: Ik ga geen gelikte toespraak houden, ik ga terug naar het verleden toen ik studenten had... Je vertelt ze wat u net zei. Of als iemand voortdurend met wiskunde bezig is en jullie vorderen met het ontdekken van nieuwe mogelijkheden, dan zou je erop kunnen wijzen dat hun persoonlijk leven het offer niet waard is, dat ze erop uit moeten gaan en mensen ontmoeten.
50:51 K: Nee, sorry, het spijt me, u mist mijn punt. Ik hou van mijn ouders, zeg ik als student. Als je het hen vraagt: 'Ja, ik hou van mijn ouders.' Wat betekent dat?
51:07 L: Ik heb dat gemist. Kunt u dat herhalen?
51:09 K: Als hij zegt: 'Ik hou van mijn ouders,' wat betekent dat dan?
51:15 L: Gewoonlijk zeggen degenen die ik spreek dat ze niet van ouders houden, maar dat is hetzelfde.
51:19 K: Ga door.
51:22 L: Oké, soms is er angst... Oh, wow, zo komen we verder.
51:28 K: Dat is het precies. Het is een heel gecompliceerd probleem, daarom proberen we te begrijpen wat dit allemaal impliceert. Niet tot een conclusie komen, maar wat het inhoudt, wat is de betekenis van dit alles?
51:51 L: Oké, u zegt dus hoe je als leraar... In concreto houd ik me op de universiteit bezig met wiskunde. Deze mensen vinden hun ouders niet aardig.
52:02 K: Kijk, ik ben leraar wiskunde en u bent mijn student.
52:10 L: U lijkt meer op een professor.
52:13 K: Ik ben leraar wiskunde en u bent mijn student. Ik weet dat wiskunde kennis impliceert, leren. Ik heb het geleerd van mijn professor en ik ben geslaagd voor een paar examens en ik heb een graad behaald, en die graad geeft mij de bevoegdheid om op een school les te geven, en ik heb geld nodig dus ben ik hier. En u bent mijn student. En ik heb plotseling iets gezien, omdat ik iemand heb horen zeggen: 'Kijk wat kennis doet'. Ik heb het niet helemaal begrepen maar ik probeer het belang ervan te vatten. Ik denk er dus veel over na, ik kijk ernaar, ik verdiep me erin, tijdens het wandelen, als ik de bus neem, als ik in de bus zit of rij, zie ik de implicaties van dit enorme probleem. Ik ben dus leraar wiskunde. Ik bevat het hele onderwerp nog niet helemaal maar door met de student te praten, zal ik het gaan bevatten. Ik onthul mijn eigen gedachten aan de student, maar de student weet niet dat ik dat doe, omdat ik teveel onthul voor de arme jongen. Dus praat ik. Ik zeg, ik ga je nu even geen wiskunde leren. We gaan samen praten over relaties. Hou je van je ouders? De instinctieve reactie van de arme jongen is om ja te zeggen. En ik ga er met hem over praten, over wat liefde inhoudt, of je bang bent, of je een beeld van hen hebt, we gaan ons erin verdiepen. Dus zeg ik, kijk, je handelt vanuit het bekende. Dan zeg ik dat het genoeg is voor deze ochtend. Ik laat hem dit een beetje verwerken. En dan ga ik over op wiskunde. De volgende dag zeg ik, laten we ons wat meer in die kwestie verdiepen. Dus werken we samen, ik help hem door te laten zien hoe we handelen vanuit beelden, vanuit symbolen, conclusies, meningen, zoals zeggen: jij bent oud, ik ben jong, en daarom denk ik anders. Ik laat het hem dat allemaal zien door er met hem over te praten. Dat betekent dat ik wil dat hij dit begrijpt. Dus zeg ik, kijk, er is kennis en er is vrijheid van kennis. Hij zal het begrijpen.
55:17 L: Heeft u dat vaak gedaan? Ik probeer het soms, en soms gaat het goed, soms is het een ramp.
55:22 K: Ik zou het niet doen. Ik heb die arme jongen de volgende zes, acht maanden bij me, dus ga ik er elke dag aan werken, langzaam, geduldig, met zorg. Omdat ik hierin geïnteresseerd ben. Dit is mijn leven, niet wiskunde.
55:43 L: Zeker. Soms zijn ze ook sneller dan wij. Soms denk ik dat de kinderen sneller zijn dan wij. Het lijkt soms alsof ze het sneller oppikken dan wij, ze zijn alert op andere dingen.
55:57 K: Dus zeg ik, kijk, trek geen conclusie uit wat ik zeg. Bestudeer de relatie met je ouders. Observeer wat relatie betekent. Dus als je handelt vanuit een relatie uit het verleden zeg je, ja, dit is mijn vrouw, ik weet alles over haar, maar dat is dwaas. Dus is relatie - opgevat als iets wat we ons herinneren, iets van het geheugen - is liefde dus herinnering? Nee, op dat alles zal ik niet ingaan.
56:48 L: Op deze school werken we met zeer jonge kinderen en het is vaak onmogelijk om met hen een dialoog aan te gaan
56:58 K: Natuurlijk, dat weet ik, daarom creëer ik de juiste atmosfeer, waar u en ik als leraren, opvoeders, ouders, we hebben daar al veel over gepraat. Oké? L: Ja.
57:12 K: Niet zo nu en dan maar elke dag, indien nodig. We zullen erop ingaan. Niet op de manier van ik weet het en u niet. Samen zullen we op dit probleem ingaan, op dit hele gebied van kennis, wat te maken heeft met relaties. Is dat goed? L: Ja.
57:33 K: Als we dit dus samen bespreken zijn we een serieuze groep mensen. De sfeer is hier dan wel anders dan bij u thuis, maar als u hier komt bent u serieus. We discussiëren, we gaan er steeds op in. Mary Zimbalist: Maar dat doen we met de ouders, hoe breng je het over op een jong kind?
57:58 K: Dat doe ik. Ik zal het u laten zien. Hoe breng ik wat over? Wat breng ik over? Wat wilt u dat ik overbreng?
58:11 MZ: Hoe breng je iets over op een kind dat niet het niveau heeft om de enorme abstractie hiervan te begrijpen?
58:16 K: Veel te veel voor het arme kind. Ik weet het.
58:18 L: Hoe kunnen we het jonge kind wel bereiken?
58:21 K: Dus zeg ik, kijk, wat is belangrijk? Wat is belangrijk als ze zo jong zijn? Wat is erg belangrijk als ze twee of vijf jaar zijn?
58:35 L: De sfeer, dat is zeker.

K: En dat betekent?
58:37 L: Veiligheid.
58:43 K: Oké, veiligheid. Wat bedoelt u met dat woord? Want ik kan er een betekenis aan geven en u kunt er een andere betekenis aan geven. Wat bedoelen we met veiligheid? Fysieke veiligheid?
59:02 L: Dat is een deel ervan.
59:03 K: Dat is een deel ervan. Psychologische veiligheid dan?
59:06 L: Dat is een deel ervan.
59:08 Hoe geef je psychologische veiligheid aan een kind? Aan een leerling van vijf, tien jaar, hoe geef je hem het gevoel dat als hij hier komt hij volledig, psychologisch veilig is?
59:36 L: Door voor het kind te zorgen.
59:38 K: Ik vraag het u. Uiteindelijk zal de school van jullie zijn. Hij komt daar. Hoe gaat u dat kind, die student het gevoel geven dat als hij daar komt hij totaal, volledig veilig is, beschermd?
1:00:03 L: Hij moet de mensen om hem heen vertrouwen.
1:00:07 K: U bent de slechte of de voortreffelijke ouder, beantwoord de vraag.
1:00:13 L: Je kunt het niet aan het kind overlaten zich veilig te voelen.
1:00:16 K: Nee, hij staat erbuiten.
1:00:18 L: Hij moet in die omgeving binnenkomen.
1:00:20 K: Hoe zorg je ervoor dat hij dat voelt?
1:00:30 L: Misschien moet je beginnen met zien dat hij zich niet veilig voelt.
1:00:37 K: Nee, kijk, je hebt daar een school. Dinsdag gaan ze daar allemaal heen. Hoe gaat u het gevoel, het idee of de sfeer creëren dat als hij daar komt, hij weet, tjonge, ik ben veilig hier, hoe gaat u dat creëren?
1:01:03 L: Door consistent te zijn?
1:01:07 K: Nee, kijk.
1:01:10 L: Als hij merkt dat ik naar hem luister, denk ik dat...
1:01:15 Het kind staat hier buiten, betrek hem er niet bij. Omdat het arme kind...
1:01:25 L: Dat moeten we doen, ja. We moeten zijn omgeving samen met hem creëren. Veiligheid komt van binnenuit, dus als het personeel en de ouders veilig zijn, zullen de kinderen veilig zijn. Als we hem erbuiten laten.
1:01:42 K: Nee, alstublieft. Als u het woord veiligheid gebruikt, wat betekent dat? U zei net dat studenten, kinderen, veiligheid nodig hebben, dat klopt, want, anders loopt alles in hun leven fout. Ze hebben veiligheid nodig. Wat bedoelt u nu met dat woord, met veilig zijn?
1:02:14 L: Wel, voldoende innerlijke vrede. Ik denk dat het van binnenuit komt, het is niet iets externs.
1:02:23 K: Nee, u mist mijn punt. Hoe creëert u die atmosfeer, het gevoel dat hij welkom is als hij komt, dat hij veilig is, dat u voor hem zorgt, dat u hem beschermt, dat hij zegt dat hij kan doen wat hij wil?
1:02:43 L: Dat is waar.

K: U mist mijn punt.
1:02:46 L: Dat de mensen waar hij naartoe komt voor hem zorgen, dat ze veilig zijn en van hem houden.
1:02:53 K: En dat betekent? Doet u dat? Doet u dat, daar op uw school of in uw huis, geeft u hem veiligheid?
1:03:03 L: Nee, het is niet extern. Veiligheid komt van binnenuit.
1:03:08 K: Nee, u mist mijn punt. L: Sorry.
1:03:12 K: We zeiden dat veiligheid geen angst inhoudt. Het houdt in dat u werkelijk voor hem zorgt. Voor zijn kleding, voor zijn voedsel, de manier waarop hij eet, luister alstublieft, voor de manier waarop hij eet, of hij beleefd is, respectvol, aardig, dat betekent bescherming, dat betekent veiligheid voor hem. Dus hoe wilt u dat creëren? U als de oudere bent hiervoor verantwoordelijk, niet het kind, niet de student. U bent er dus verantwoordelijk voor. Hoe gaat u dit realiseren? Zodat hij zich op het moment van aankomst thuis voelt. Niet het thuis waar hij vandaan komt, waar hij verwaarloosd werd. U gaat naar kantoor, uw vrouw gaat iets anders doen en laat hem alleen. Hij voelt zich dus vreselijk onveilig daar thuis, bekritiseerd, geslagen etc. Je moet net zo zijn als je oudere broer. Je bent dit, je bent dat, etc. Hij voelt zich thuis dus niet veilig. Hier komt hij naar een school waar we allemaal bekommerd zijn, waar we het allemaal belangrijk vinden dat hij zich helemaal veilig voelt. Hetgeen betekent dat hij geen angst heeft. Dat je er werkelijk om geeft hoe hij zich kleedt, of hij schoon is, hoe hij eet, hoe hij zit, hoe hij praat, u bekommert zich erom.
1:05:01 L: Ja, maar zeggen we dat nu echt met die zorg, óf wordt veel ervan geconditioneerd gezegd en maken we het kind daardoor in de war. Er wordt hem heel wat verteld.
1:05:11 K: Nee, ik vertel het kind niets.
1:05:14 L: U hebt het over kleding, hoe je je gedraagt. De zorg dient er eerst te zijn vóór je iets kunt overdragen op het kind.
1:05:21 K: Dat zeg ik.
1:05:23 L: Dat is wat nodig is.
1:05:24 K: Bent u bezorgd over de veiligheid van het kind, dat hij vrij van angst zou moeten zijn, dat hij van mensen zou moeten houden, voor hen zorgen, voor u zorgen, als ouder, als leraar?
1:05:42 L: Natuurlijk. Het is een vreselijke wereld en hij heeft dit nodig om erin te leven.
1:05:51 K: Het is een vreselijke wereld, dat hoeft u mij niet te zeggen.
1:05:53 L: Oké, ik leef erin. Ik ben bezorgd voor mijn kinderen, daarom zeg ik dit. Ik geef om mijn kinderen.
1:06:03 K: Dus als u geeft om de kinderen, bekommert u zich om hun smaak, welke kleren zij aantrekken, wat zij eten, welke houding zij hebben, respect, u geeft erom. Kunt u nu op die school dit gevoel geven dat hij beschermd is, dat hij veilig is? Zoals een schitterende boom die veilig is in de wind. Wel, meneer? Dus dat is het allereerste, dat hij veilig is. Psychologisch zowel als fysiologisch voelt hij wanneer hij komt dat u werkelijk om hem geeft. Niet dat hij een bijzonder goede doctorandus of doctor moet worden, maar dat u om hem geeft. Niet alleen intellectueel en fysiek voor hem zorgen, maar hij weet dat iemand naar hem omkijkt. Mijn God, meneer. Omdat, weet u, als een kind of een man zich volledig veilig voelt zijn hele houding tegenover het leven verandert. Ik weet niet of u 'Mind in the Waters' heeft gelezen. Het gaat helemaal over walvissen. Zij hebben altijd op grote diepte geleefd, volledig veilig, totdat de mens langskwam met zijn harpoenen etc. Zij hebben 50 miljoen walvissen gedood, meer. Deze walvissen hebben dus een buitengewone geest, denk ik omdat ze zo volledig veilig waren. Begrijpt u? Dus als dat op deze school gaat gebeuren, waar het kind volledig en totaal veilig zal zijn, betekent het dat er niet vergeleken wordt. Oké, meneer? Geen cijfers. Niet zeggen: 'Jij zit in een lagere klas, hogere klas', volgt u mij? Zodat je elk gevoel van competitie weghaalt, terwijl alles rondom hem roept: wedijver, wedijver, wedijver, wees ambitieus, eerzuchtig, agressief. Als u dit niet kunt, zie ik überhaupt het belang niet van een school hier. Als u vraagt, is het u gelukt op andere scholen, zeg ik nee. Maar hier werken ouders, leraren en studenten samen. Nietwaar? Het is niet zo dat u deze kinderen wegstuurt en dan uw eigen gang gaat, u bent betrokken. De kinderen in India en Brockwood worden door de ouders naar deze scholen gestuurd, en de ouders gaan door met hun gewone leven, En als de kinderen teruggaan zeggen ze, mijn God, weet u, en dat allemaal. Dus wilt u dat ze op het moment dat ze binnenkomen voelen dat er om hen gegeven wordt? Ziet u niet wat dat met de geest doet?
1:10:56 L: Hebben we op deze school niet de verantwoordelijkheid om hetzelfde thuis te doen?
1:11:03 K: Dat laat ik aan u over.
1:11:06 L: Het voelt alsof we het ook over thuis hebben. Op het moment dat ze hier komen, moeten ze zich enorm veilig voelen, maar thuis ook. Is dat niet de uitdaging waar we voor staan?
1:11:17 K: Natuurlijk, hoe kun je dat thuis doen, als je het druk hebt, niet u persoonlijk, ik bedoel in het algemeen, met je problemen, met je echtgenoot, als je een echtgenoot hebt die ambitieus is om vooruit te komen komen, ruzies, meningsverschillen, ieder in beslag genomen door zijn eigen problemen, dus je zegt, wel, laten we hem naar school brengen en hem daar achter laten, in godsnaam. Dat is wat er gebeurd is. Laten we hem op z'n minst buiten onze puinhoop houden. Dus als hij thuiskomt van school, treft hij die puinhoop aan en dus zegt hij: 'Oh, die ouders, ik heb geen relatie met ze', en verdwijnt, loopt weg, of neemt drugs, u weet wat hier gebeurt.
1:12:19 L: Wat u zegt is dat, tenzij ieder van ons dit zelf doet, we hier niet echt veel tot stand kunnen brengen.
1:12:26 K: Dat is dus wat ik zeg.
1:12:27 L: Het wordt dan zoals u zegt dat het in Brockwood is, het werkt niet echt goed, omdat de ouders afwezig zijn die een ander leven leiden...

K: Een heel ander soort.
1:12:36 L: En dat de ouders afwezig zijn, betekent niet dat de kinderen niet voelen wat er daar gebeurt, en hun ouders maken er nog steeds deel van uit. Dit op zichzelf conditioneert de kinderen, dat de ouders er nog steeds deel van uitmaken.
1:12:49 K: Nee, kijk, u en ik zijn het erover eens, we zien de reden waarom u en ik geen drugs moeten gebruiken. Oké? U en ik zien de reden, zonder vooroordeel, waarom alcohol slecht voor iemands brein is. U en ik zien dat het geruzie thuis destructief is. We hebben dus kinderen, u en ik, en dus stichten we een school zodat we daar deel van uit kunnen maken. We creëren dus veiligheid thuis, we creëren veiligheid op school. Dus volgt u wat dit doet met iemands geest, met iemands bestaan als je volledig veilig bent? Je bent niet gewelddadig.
1:13:54 L: Dat bedoel ik, we moeten dat doen.
1:13:56 K: Doe het, in godsnaam, u heeft de mogelijkheid hier.
1:14:00 L: Ja. Tenzij we het doen, zie ik de kinderen niet...
1:14:04 K: De Foundation zegt, 'Wij zullen de gebouwen leveren.' Volgt u? Breng het tot stand!
1:14:13 L: Maakt veiligheid op zichzelf de conditionering ongedaan?
1:14:17 K: Gedeeltelijk.
1:14:20 L: Omdat deze kinderen van buitenaf komen voordat ze naar Ojai komen. En we lijken heel wat van onze tijd te spenderen aan het verlenen van psychologische hulp aan hen.
1:14:32 K: Ja.
1:14:34 L: Zelfs als er een veilig thuis en een veilige school zou zijn.
1:14:37 K: Ze zijn al geconditioneerd door hun ouders. ze zijn al gecondtioneerd door de vrienden die ze thuis hebben, ze zijn al geconditineerd door de buurt waar ze de drank zien, de banaliteit van dat allemaal.
1:14:50 L: Televisie bederft hen.
1:14:52 K: Daar heb je het. Je hebt het kind al geconditioneerd. Hij komt dus geconditioneerd naar de school.
1:15:00 Ongeacht waar hij is opgegroeid. Zolang hij al op deze wereld is, wordt hij geconditioneerd.
1:15:05 K: Hij komt geconditioneerd aan.
1:15:07 L: Betekent dat dat we geacht worden veiligheid tot stand te brengen voor een geconditioneerd mens? Is dat de taak?
1:15:13 K: Nee. Laten we dit probleem bespreken, want het is alweer tamelijk complex. Onze kinderen zijn geconditioneerd, of we nu veilig zijn of niet, of we hun veiligheid thuis geven of niet. Hij ontmoet andere leerlingen, al de andere jongens en meisjes, u weet hoe ze zijn. Ze worden dus geconditioneerd en wij zijn er verantwoordelijk voor als opvoeders en ouders om erop toe te zien dat ze niet geconditioneerd worden, om ze te helpen niet geconditioneerd te worden.
1:15:52 L: Om conditionering ongedaan te maken. We zeggen dat ze al geconditioneerd binnenkomen.
1:16:01 K: Ik zeg dat ze al geconditioneerd naar de school komen.
1:16:07 L: Het is dus onze taak hen te helpen niet geconditioneerd te worden.
1:16:11 K: Onze taak is, als u het ermee eens bent, als u het belang ervan ziet dat het kind niet geconditioneerd wordt, wat betekent dat we zelf niet geconditioneerd zijn.
1:16:21 L: Wij zijn ook geconditioneerd. Zeggen we dus dat we die conditionering ongedaan willen maken of laten we hem zien wat die conditionering is?
1:16:31 K: Help hem om te zien wat die conditionering doet, en omdat hij het ziet, gaat hij het begrijpen, zal hij zijn eigen conditionering ongedaan maken. Ik ben volwassen, ik heb mijzelf niet geconditioneerd, omdat ik de absurditeit ervan inzie. de stompzinnigheid, de irrationaliteit ervan. Dus wil ik hem helpen. Hoe doe ik dat? Niet hoe, wat zal ik doen?
1:17:13 L: Wel, we moeten zorgzaam zijn. We moeten voor het kind zorgen.
1:17:16 K: Nee, laat dat voor het moment rusten. Daar komen we nog op terug. Dat hoort erbij. Omdat ik enorm om het kind geef.
1:17:23 L: Ik moet inzicht hebben in het karakter of de aard van een kind.
1:17:25 K: Nee, nog niet. Ga daar nog niet op door. Kijk, ik bekommer me enorm om het kind. Ik wil niets liever dan zijn conditionering ongedaan maken. Wat betekent dat ik mijn eigen conditionering ongedaan maak. Oké? L: Ja.
1:17:43 K: Ik draag er zorg voor. Voor mij is het een vurig verlangen vrij te zijn van al dit barbaarse gedoe. Dus wat zal ik doen? Hoe zal ik dit probleem met de leerling aanpakken? Hij is mijn zoon, zij is mijn dochter, en ik ben ook leraar, als ik goed ben in lesgeven. Niet alle ouders zijn goed in lesgeven. Ik ben toevallig goed in lesgeven, daarom ben ik op de school. Dus hoe moet ik hem helpen zijn conditionering ongedaan te maken? Niet dat ík zijn conditionering ongedaan wil maken. Als ik dat doe, creëer ik een patroon voor hem. Dus wat moet ik doen?
1:18:29 L: Ik moet het open laten...
1:18:32 K: Leg geen regels vast, 'ik moet', laten we het uitzoeken.
1:18:39 L: Ik moet zijn geest veranderen.
1:18:41 K: Nee, meneer. Kijk, allereerst, weet u wat het betekent geconditioneerd te zijn?
1:18:49 L: Het betekent op voorhand aangereikt krijgen.
1:18:53 K: Nee, weet ik wat het betekent geconditioneerd te zijn? Ben ik me ervan bewust dat ik geconditioneerd ben?
1:19:03 L: Voel ik het?

K: Nee, ben ik me het bewust, weet ik het.
1:19:09 L: Het is me zeer zeker duidelijk dat ik geconditioneerd ben.
1:19:13 K: Ik ben van kinds af aan als hindoe geconditioneerd. Ik ben geconditioneerd, etc., door tal van gebeurtenissen in Europa, Frankrijk, Italië. en wereldwijd. Ik ben geconditioneerd. Ben ik me bewust van deze conditionerende invloeden om me heen en hoe ik ben geconditioneerd? Of vind ik het vanzelfsprekend dat ik geconditioneerd ben? Begrijpt u?
1:19:50 L: Ik begrijp het verschil tussen de twee.
1:19:58 K: Dus ik zie de invloeden om me heen, traditie, in India al duizenden jaren, enzovoort. al deze invloeden werken constant op me in. Het doet dan de vraag rijzen of het mogelijk is niet beïnvloed te worden? Wat betekent of het mogelijk is alle beïnvloeding te weerstaan? Als je je verzet, creëer je een blokkade die de conditionering wordt. Ik vraag me af of u dit begrijpt. Verzet ik me dus tegen conditionering, of bekijk ik de verschillende factoren, invloeden die conditioneren? De woorden die de ouders, de oudere mensen gebruiken, de kleding, het eten, het klimaat, de literatuur, de krant, alles wordt mij ingegoten, er is enorme propaganda om dit te kopen, dat niet te kopen, of om katholiek te zijn moet je dit doen, moet je dat doen. Een enorme stortvloed in deze arme geest. Ik kan niet alles apart onderzoeken, nietwaar, dat is onmogelijk.
1:21:48 L: Dat is onmogelijk.

K: Onmogelijk. Dus wat moet ik doen?
1:22:02 L: We hebben allemaal dezelfde gemene deler.
1:22:06 K: Ja, dat is waar, wat moet ik dus doen?
1:22:11 L: Ik bekijk mijn reactie op de beloning.
1:22:16 K: Meneer, ik woon in Amerika, ik ben opgegroeid als Amerikaan, met drank, drugs, vertier zoeken, seksuele begeerten, de vulgariteit, begrijpt u, die plaatsvindt. Ik ben Amerikaan en dat alles heeft me geconditioneerd. De Amerikaanse manier van leven, de vrijheid om te doen wat ik wil, dat heeft me allemaal geconditioneerd. Daar ben ik me van bewust, hoe kan ik nu vrij zijn van dat alles? Wat moet ik doen om van dat alles vrij te zijn?
1:22:58 L: Oké, laten we het proberen, ik zal langzaamaan doen, maar laten we allereerst proberen een fundament te leggen. We hebben een groep kinderen...

K: Nee, niet kinderen. Ziet u?
1:23:09 L: Oké, ik weet het, ik begrijp het. Ik wil een fundament leggen. We hebben een groep kinderen die ergens tussen de zeven en veertien jaar oud zijn, en we hebben onszelf. Zowel de kinderen als wij zijn geconditioneerd. We zeggen dus dat we een totaal ander individu moeten laten zien, en dat geldt zowel voor de kinderen als voor onszelf.
1:23:30 K: Absoluut, anders heeft het geen zin een dergelijke school te hebben.
1:23:34 L: Oké. Dat betekent dus dat ik niet weet hoe ik moet beginnen.
1:23:37 K: Dat we gaan we nu doen.
1:23:39 L: Oké, wacht even. Ik doe het nu. Ik weet niet hoe te beginnen dus ga ik met deze jongere op onderzoek uit.
1:23:45 K: En dat betekent? Niet met... ziet u?
1:23:48 L: Met de jongere en mezelf. Dat is vanzelfsprekend.
1:23:51 K: Nog niet met de jongeren. Allereerst, als ik erop mag wijzen, zoek uit of het mogelijk is conditionering ongedaan te maken. Zoek het uit, bestudeer het. Welnu, dat doen we nu. Als ik dan het kind, de leerling, ontmoet, kan ik hem helpen, elkaar helpen met het verder ongedaan maken van conditionering. Kijk, als ik op school begonnen ben met het kind en dan zeg, ik weet het niet en jij weet het niet, wat gebeurt er dan met het kind?
1:24:34 L: Hij voelt zich onzeker.
1:24:36 K: Hij voelt onmiddellijk, mijn God, wat...
1:24:39 L: Wat doe ik hier?
1:24:41 K: Hij voelt zich verschrikkelijk onzeker. Het is tamelijk eenvoudig, meneer. Dus laat het kind voor dit moment erbuiten. we zullen hem er later bijhalen. U en ik, beseffen we dat we geconditioneerd zijn? Dat doet u kennelijk, nietwaar? Wat moeten we nu doen? Luister, meneer. Is dit gewaarzijn een intellectueel concept van geconditioneerd zijn, een concept of een realiteit? Begrijpt u?
1:25:36 L: Er is een verschil. Er is een groot verschil tussen het intellectuele en de realiteit.
1:25:40 K: Dat is wat ik vraag. Een verbale acceptatie, hetgeen intellectueel is, een conclusie die je accepteert, of een reëel feit dat zegt, ja.
1:25:51 L: Je hebt het zelf ondervonden, je hebt het gezien.
1:25:53 K: Een reëel feit. Het is zo.
1:25:55 L: Oké, er is een groot verschil.
1:26:10 K: Als je je dus werkelijk bewust bent, als ik me werkelijk bewust ben dat ik geconditioneerd ben, wat bedoel ik met dat woord geconditioneerd?
1:26:32 L: Ik bedoel dat ik ben wat mij plezier geeft. Dat bedoel ik met geconditioneerd, dat ik ben wat mij plezier geeft.
1:26:42 K: Nee, niet alleen dat, wat bedoelen we met geconditioneerd?
1:26:48 L: Al mijn reacties bestaan al en ik reageer op elke externe impuls volgens een bepaald patroon.
1:26:57 K: Ga dieper, kijk, ik ben geconditioneerd als Amerikaan. Laten we bij het begin beginnen. Het woord Amerikaan: de vlag, het hele idee van Amerikaan zijn, welgesteld, doen wat je wilt, van het leven genieten, nergens serieus over nadenken, plezier najagen, rijkdom, geld, geld, geld, vertier, macht, positie. Dat is de wereld. Niet alleen in Amerika maar overal is het zo. Dat is dus een van de factoren van mijn conditionering. Ben ik mij daarvan bewust? Ben ik vulgair? Jaag ik plezier na, macht, geld, bevredig ik mijn seksuele begeerte? Ik loop weg van wat ik niet leuk vind. Als ik mijn vrouw niet leuk vind, ga ik van haar scheiden, om snel met iemand anders te trouwen. Onverantwoordelijk, het brengt rampspoed over de kinderen.
1:28:20 L: Dus je zit daar echt in gevangen.
1:28:22 K: Dat is allemaal mijn conditionering.
1:28:24 L: Dat zijn wij, ja. Maar je zit daar echt in gevangen.
1:28:28 K: Ik ben dat. Het is niet, ik zit erin gevangen, ik bén dat. Wat moet ik doen? Ik realiseer het me, ik ben me ervan bewust, ik zie het in, ik besef het, ik gebruik al die woorden, dat ik dat ben. Wat dan? Als ik dit niet begrijp, hoe kan ik dat op het kind overbrengen?
1:29:03 L: Mijn hele denkpatroon als ik uw woorden in me opneem, is conditionering, maar het maakt een groot verschil, als ik zie hoe ik opneem wat u zegt, of dit al of niet een geconditioneerde factor is. Als ik denk dat ik iets absoluut zie ben ik alweer terug in het oude patroon.
1:29:23 K: Fritz, dat is wat ik zeg, is het een feit of een theorie die je accepteert? Is het een realiteit of een conclusie die je intellectueel begrijpt en waarvan je zegt, ja, zo ben ik?
1:29:39 L: Wel, het is erg moeilijk die vraag te beantwoorden.
1:29:45 K: Meneer, ik daag u uit, ik dwing u ernaar te kijken!
1:29:49 L: Dit is iets waar we zelf ook mee om moeten gaan, wat betreft het woord en het non-verbale.
1:29:53 K: Ik ben dus geconditioneerd. Dus zeg ik nu, ik realiseer me dat ik geconditioneerd ben omdat mijn hele wezen plezier najaagt. Dat is een van de factoren. Ik ben opgegroeid in een maatschappij die zo onnoemelijk corrupt is, immoreel. Immoreel in India, in Europa en hier, het is hetzelfde.
1:30:21 L: Ik weet het. Ik zie dat.
1:30:25 K: Dus, ben ik ook zo? Volgt u me? Ben ik ook zo? Dat ben ik. Wat moet ik daarom doen? Ermee doorgaan of ermee breken?
1:30:44 L: Als ik het in het geheel bekijk...

K: Wacht, ik neem er één ding uit. Als ik één ding begrijp, begrijp ik de totaliteit.
1:30:53 L: Erken eerst dat het een feit is, dat we dit alles zijn. Dat is het begin.
1:30:59 K: Dat is het begin. Ik ben een protestant, dat is mijn conditionering. En ik zie dat ik protestant ben, wat is dat? Volgt u mij?
1:31:12 L: Oké. Het is dwaas.
1:31:14 K: Zie ik dat en breek ik ermee? Oftewel, het zien is het ermee breken, niet een poging wagen ermee te breken. Dat is inzicht en actie.
1:31:30 L: Ja, dat heb ik al gedaan.
1:31:31 K: Ik heb dus met één facet ervan gebroken. Dan zeg ik, is geld voor mij belangrijk? Dat is wat de wereld wil, geld, geld, seks, macht, positie, erkenning.
1:31:55 L: Oh, ja.
1:31:59 K: Dan zie ik dat alles, dus wanneer ik het kind ontmoet zeg ik, kijk, we gaan conditonering bespreken, wat het betekent, het woord, de betekenis van het woord, de implicaties van het woord. Ik besteed daar niet een ochtend aan, maar de volgende zes tot acht maanden dat hij bij mij is. Ik ga dit elke ochtend tien minuten bespreken voordat ik begin met de gewone wiskundeles of wat dan ook.
1:32:31 L: Meneer, er is een manier dat dit van buitenaf aangepakt kan worden, en een manier dat het van binnenuit aangepakt kan worden, en het lijkt mij nutteloos om het van buitenaf aan te pakken voor mij, als persoon, om het van buitenaf aan te pakken. Denken, ben ik geconditioneerd? Ik begrijp wat u zegt over conditionering, geldt dat voor mij?
1:32:57 K: Hoe bedoelt u dat, het van binnenuit aanpakken?
1:33:04 L: Bedoelt u jezelf vergelijken met het idee van conditionering? Ja, in tegenstelling tot jezelf vergelijken met het idee.
1:33:11 K: Ik begrijp het niet helemaal.
1:33:12 L: Wel, als ik het van buitenaf aanpak, heb ik een idee wat conditionering is en ik vergelijk mezelf daarmee. Als ik het van binnenuit aanpak, zie ik simpelweg dat dat is wat ik ben.
1:33:24 K: Dat is alles, het is hetzelfde.
1:33:26 L: Maar als ik daar met iemand anders over praat,
1:33:29 K: Dat is de bewoording van buitenaf.
1:33:35 L: Het kind wil dat niet horen.
1:33:37 K: Nee, ik ga niet op die manier met hem praten Kijk, allereerst, het woord is niet het ding, oké?
1:33:49 L: Ja.
1:33:52 K: Laten we vooral duidelijk zijn. Het woord 'boom' is niet de boom. Dus, ik beschrijf de boom, maar de beschrijving is niet de boom. Oké? L: Oké.
1:34:07 K: Maar je ziet de beschrijving als iets van buiten.
1:34:13 L: Of anders kijk ik naar een boom.
1:34:14 K: Ja, je kijkt ernaar, maar terwijl de beschrijving de buitenkant is, is de perceptie de binnenkant.
1:34:22 L: Ja.
1:34:23 K: De perceptie is dat ik geconditioneerd ben. Aan de buitenkant observeer ik hoe het tot stand is gekomen, en ik zie hoe het tot stand is gekomen, mijn ouders en de rest, onderwijs, alles. Het is werkelijk, als ik erop mag wijzen, noch van buitenaf noch van binnenuit, het is allemaal één beweging, zoals de zee komt en gaat, eb en vloed.
1:35:01 L: Het vooronderstelt dat het kind belang hecht aan de binnenkant, en graag dat gebied wil begrijpen.
1:35:10 K: Ja, meneer.
1:35:11 L: En dat is vaak niet het geval.
1:35:17 K: Hij zou het onmiddellijk kunnen zien zonder dat ik iets zeg. Door één woord zou hij het kunnen zien. Als hij het ziet zal ik hem vragen, nu je het gezien hebt, hoe ga je verder met jezelf eruit los te maken?
1:35:35 L: Maar kun je dat een kind van acht jaar vragen?
1:35:37 K: Ik zou zo niet met een kind praten. Dat zou te absurd zijn, hij zou er niets van begrijpen. Maar wij praten samen omdat we volwassen zijn, we worden geacht volwassen te zijn, de woorden te hebben geacht intellectueel te zijn, en dat allemaal, dus gebruik ik deze woorden. Wat moet ik doen als ik me, innerlijk en uiterlijk, wat hetzelfde is, realiseer dat ik geconditioneerd ben? Als ik me dat werkelijk realiseer, dan is het klaar.
1:36:16 L: Dan moet je het kind benaderen.
1:36:21 K: Als ik me werkelijk realiseer dat hindoe-zijn een conditionering is me dat werkelijk realiseer, omdat het afgescheiden is, en dat allemaal is het klaar.
1:36:33 L: Oké, maar ik zeg nu dat je dat gezien hebt en het klaar is voor jou, heb je dat kind tegenover je.
1:36:40 K: Wacht, daarom zal ik doorgaan. Hoe moet ik het kind helpen dit immense probleem te begrijpen?
1:36:48 L: Dat is de vraag die we al een tijdje geleden aan de orde stelden.
1:36:50 K: We gaan het doen, we doen het nu. Hoe moet ik het doen? Hoe moet ik het kind benaderen met dit probleem?
1:37:01 L: Als je een aantal dingen hebt gezien, de aard van je conditionering, enzovoort.
1:37:06 K: Vertel me, hoe benader ik dit met een student tegenover me?
1:37:12 L: Je weet dat de leerling geconditioneerd is.
1:37:14 K: Nee, ze zullen niet luisteren.
1:37:16 L: Ik zei dat je weet dat de student geconditioneerd is.
1:37:18 K: Natuurlijk zijn ze geconditioneerd.
1:37:20 L: En omdat hij geconditioneerd is, wil hij niet luisteren.
1:37:22 K: Nee, hij weet het zelfs niet.
1:37:25 L: Oké, maar we zeggen dat we van buitenaf kunnen zien dat hij niet wil luisteren omdat hij geconditioneerd is.
1:37:31 K: Nee, ik begrijp dat.
1:37:33 L: Omdat we zelf conditionering hebben onderzocht en we gezien hebben wat conditionering doet.
1:37:36 K: Laten we dat punt nemen. Omdat hij geconditioneerd is, wil hij niet luisteren. Dus wat moet ik doen? Hij kijkt uit het raam terwijl ik praat.
1:37:45 Dus zeg ik, kijk uit het raam maar kijk met wijd open ogen.
1:37:57 L: En dan wordt hij daar moe van en gaat iets anders doen.
1:38:02 K: U mist mijn punt. Ik zeg tegen hem dat ik met hem wil praten over conditionering. Maar hij wil er niet naar luisteren.
1:38:11 L: Dat begrijp ik.
1:38:12 K: Dus kijkt hij uit het raam. Ik zie dat hij uit het raam kijkt. Dan zeg ik, kijk uit het raam en kijk naar alle vormen en kleuren en de schaduwen. Zie je dat allemaal?
1:38:32 L: Dan kijkt het kind niet. Want zodra ik zeg, hé, zie je dat allemaal, kijk je ernaar?
1:38:40 K: Nee, dat zeg ik niet. Alstublieft, in godsnaam. Als hij niet naar me luistert en uit het raam kijkt, vind ik het niet belangrijk dat hij eigenlijk zou moeten luisteren.
1:38:55 L: Dat begrijp ik.
1:38:56 K: Ik vind het belangrijk dat hij uit het raam kijkt en ik help hem heel goed uit het raam te kijken.
1:39:07 L: Maar u gebruikt woorden, of u wijst erop, u doet iets om hem te laten kijken, nietwaar?
1:39:13 K: Nee, ik help hem uit het raam te kijken.
1:39:16 L: Oké, u wijst erop.

K: Ik wijs er niet op.
1:39:19 L: Of hoe je het ook wilt noemen. Hem helpen.
1:39:21 K: Ziet u, er zijn twee verschillende dingen. Ik wil praten over het ongedaan maken van conditionering en hij wil uit het raam kijken. Dus zet ik mijn eigen wens opzij om te praten over het ongedaan maken van conditionering. Laten we daar allebei nu naar kijken.
1:39:42 L: Gaan waar wij hij is, niet naar waar je wilt dat hij is.
1:39:45 K: Laten we allebei kijken.
1:39:46 L: Oké, en daarin meegaan. Ja, dat zie ik.
1:39:52 K: Dus help ik hem naar de schaduwen te kijken de schoonheid van het licht, de verschillende... volgt u mij? Hij raakt geïnteresseerd. U mist het punt. Hij raakt geïnteresseerd.
1:40:02 L: Ik begrijp wat u zegt, maar in feite zegt u dat u een jongere heeft die nergens naar kijkt.
1:40:10 K: Meneer, hij kijkt ergens naar, naar een plaatjesboek, hij luistert naar zijn pratende buurman. hij doet iets. L: Ja.
1:40:27 K: Dus zeg ik, laten we het samen doen. Ik laat het verhaal over deconditionering zitten, ik ben niet geïnteresseerd.
1:40:33 L: Ik heb het. Begrepen.
1:40:36 K: Dus als ik over mijn conditionering praat, is hij geïnteresseerd, omdat ik hem heb geholpen te kijken naar waar hij naar kijkt. Oh, u ziet dit alles niet.
1:40:49 L: Ik zie dat. We moeten naar hen toe gaan. Het gaat er niet om wat wij willen. We moeten zien waar zij zijn, waar zij vandaan komen en daar met hen naar toe gaan.
1:40:59 K: Hij wil uit het raam kijken.
1:41:00 L: En het samen delen. Wel, dan doe je dat. Of als hij over Krishnamurti wil praten, praat met hem over Krishnamurti.
1:41:08 K: Als hij zegt, kijk ernaar, als hij uit het raam kijkt en ik wil met hem praten over het ongedaan maken van conditionering, vergeet ik dat laatste en kijken we allebei. Dus wat doet dat met hem? Nee, doe het, bekijk het. Beantwoord het niet, kijk wat het doet.
1:41:30 L: Je doet het samen.

K: Nee.
1:41:32 K: Wat gebeurt er? Hij wordt aandachtig.
1:41:36 L:Ja, oké.

K: U mist het punt, stem er niet mee in.
1:41:39 Hij wordt aandachtig omdat we er samen naar kijken. Hij is erin geïnteresseerd, ik ben erin geïnteresseerd, dus wordt hij aandachtig. Ik heb hem dus geholpen aandachtig te zijn. Als hij naar de microfoon kijkt, zeg ik, laten we er beiden naar kijken. Aandachtig. Dus als ik over conditionering praat, is hij aandachtig. Dat is alles.
1:42:07 L: En de leraar is verdwenen.
1:42:12 K: Als ik hem zeg niet uit het raam te kijken, ontstaat verzet, alles is weg.
1:42:18 L: En soms, als kinderen niet willen luisteren komt dat omdat hun dat is verteld. Luister nu naar mij, let op, en dan verzetten ze zich.
1:42:37 L: Als kinderen naar school toe komen en je gaat zeggen: 'Kijk, zie', doe je dat samen met hen.
1:42:45 K: Ik doe niets met ze.
1:42:49 L: Je zegt, kijk naar wat je ziet.
1:42:52 K: Ik doe wat zij willen doen.
1:42:54 L: Oké, dat bedoelde ik. Misschien gebruik ik niet de juiste woorden, maar dat bedoelde ik. Je doet wat zij willen doen en zij willen met elkaar worstelen.
1:43:03 K: Oké, laten we alles over worstelen uitzoeken, wat worstelen inhoudt.
1:43:10 Meneer, luister naar wat worstelen inhoudt, woede, wreedheid, laten we uitzoeken wat het betekent, er aandacht aan schenken. U mist dat punt.
1:43:26 L: Ik begrijp wat u zegt, maar de jongere kapt je af nog vóór je zelfs kunt vragen of onderzoeken wat het worstelen met hem doet.
1:43:34 K: Kijk, wat gebeurt er nu tussen ons allemaal? U bent mijn studenten, Oké? U luistert naar mij, nietwaar? Oké?
1:43:57 Omdat ik hevig geïnteresseerd ben in kijken, kijk ik ook als jij kijkt. Ik ben hevig geïnteresseerd in kijken naar het licht, de schaduwen de schoonheid van de lijnen. Wat is het wat ik wil, zodat hij het vermogen heeft aandachtig te zijn.
1:44:18 L: Ja, ik begrijp het.
1:44:20 K: Dat is alles.
1:44:24 L: Er is dus niet zoiets als aandacht schenken aan het verkeerde.
1:44:28 K: Nee, aandachtig zijn. L: Ja.
1:44:31 K: Als ik praat, is hij aandachtig.
1:44:40 L: Misschien kunnen we even kort proberen hier naar te kijken, de aard van aandacht. Even kort, misschien kan ik zeggen, laten we eens kijken: als je niet aandachtig bent, ben je verdiept in je eigen gedachten.
1:44:59 K: Maar je bent niet aandachtig.
1:45:04 L: Dus ben ik verdiept...
1:45:06 K: Ik praat en jij bent niet aandachtig. Je hebt aandacht voor je eigen gedachten. Sorry, ik bekritiseer u niet, meneer.
1:45:19 L: Dat begrijp ik. Maar ik weet niet zeker of dat het geval is.
1:45:24 K: Als u aandacht heeft voor wat ik zeg, volgt u het tot het einde. U zou niet zeggen, ik begrijp het niet.
1:45:33 L: Maar ik heb niet gezegd dat ik het niet begrijp. Ik heb u tot het einde toe gevolgd.
1:45:38 K: Nee, kijk, we bekommeren ons allebei om het ongedaan maken van conditionering.
1:45:43 L: Ja.
1:45:46 K: Geeft u al uw aandacht aan het probleem? Of heeft u bedenkingen, of zegt u, nee, het is onmogelijk, het is mogelijk, U bent aan het rondneuzen.
1:46:03 L: Ik geef er mijn volledige aandacht aan.
1:46:05 K: Aan wat? L: Aan wat u zegt. Aan uw zoektocht.

K: Nee. Geeft u uw volledige aandacht aan de vraag, de vraag van conditionering? U weet niet wat het betekent, maar u zegt, ik geef er mijn volledige aandacht aan. Dat betekent dat u uw eigen conclusies erbuiten houdt, uw vooroordelen, meningen, u geeft ergens aandacht aan. Dus zet u uw vooroordelen terzijde en ik de mijne. Ik weet het niet. We beginnen samen met het niet te weten.
1:46:54 L: Dat begrijp ik.
1:46:56 K: Doet u het?
1:46:58 L: Ja.
1:46:59 K: Dus als u dat zegt, dan kijken we samen naar dat probleem, die vraag van conditionering en het ongedaan maken van conditionering. Dus zeggen we, wat is die conditionering? Waarom heeft de mensheid zich door de eeuwen heen geconditioneerd? Waarom? Van vader op zoon, van groep op groep, samenleving op samenleving. Waarom? Waarom heeft de geest het geaccepteerd? Omdat ze veiligheid willen. Wil ik dus op die manier veiligheid? Is dat wat mijn geest zoekt?
1:48:08 L: Wat was uw antwoord op waarom ze dit doen?
1:48:12 K: Waarom hebben mensen de conditionering aanvaard?
1:48:15 L: Ik begrijp de vraag, maar niet uw antwoord.
1:48:18 K: Ik stel de vraag. Waarom hebben mensen het geaccepteerd? Waarom hebben mensen ruim tweeduizend jaar Christus, Christus, Jezus, Jezus, waarom? De mythe ervan.
1:48:41 L: Ik denk niet dat ik daar het antwoord op weet. Zei u dat het voor veiligheid was?
1:48:44 K: Nee. De menselijke geest eist veiligheid. Ik geloof in een mythe. Het kan echt zijn, het kan onwaar zijn, het kan helemaal niet gebeurd zijn, maar ik geloof in die mythe, omdat ik me daarin veilig voel. Het kan een neurotisch geloof zijn, het kan waar zijn.
1:49:10 L: Maar het heeft een autoriteit.
1:49:11 K: Dat is het, autoriteit en het verlangen psychologisch ergens veilig te zijn. Ik ken mijn vrouw, daarom ben ik veilig.
1:49:26 L: En hetzelfde gaat op voor een concept. Je kunt een concept in je geest hebben en daar veiligheid in vinden. Het zijn de woorden die je veiligheid geven.
1:49:33 K: Hoe laat is het, meneer?
1:49:35 L: Bijna één uur.
1:49:37 K: Ik denk dat we beter kunnen stoppen, vindt u niet?