Krishnamurti Subtitles home


OJ77DT3 - Hoe help je het kind om niet bang te zijn?
Derde discussie met leraren en ouders
Ojai, VS
26 maart 1977



1:14 Zullen we doorgaan met wat we gisteren bespraken? Is dat goed? Ik probeer me te herinneren wat er gisteren is gezegd. O ja. Gisteren zeiden we in onze dialoog dat de meeste mensen, bijna iedereen, zekerheid zoek, zowel fysiek als psychologisch. Dat is wat we gisteren zeiden. En terwijl we die kwestie onderzochten, vroegen we - er moet fysieke zekerheid zijn, voedsel, kleding en onderdak voor iedereen - maar is er eigenlijk wel iets als psychologische zekerheid? Als we op dat punt niet duidelijk zijn, zullen we onvermijdelijk een neurotische toestand creëren en op zoek gaan naar iets wat niet bestaat. Dat hebben we gisteren enigszins besproken. En hoe gaan we deze leerlingen, de kinderen, helpen om fysiek volledig zeker te zijn, en het zoeken naar psychologische zekerheid te vermijden? Hoe gaan wij, als opvoeder en ouder, de kinderen helpen om dit te begrijpen? En op dat punt zijn we gebleven, nietwaar? Daar zijn we gebleven, nietwaar, meneer?

V: Ja.
4:10 K: Dus hoe zullen wij, de volwassenen, hen helpen om dit hele complexe, diepgaande probleem te begrijpen? Want de leerlingen, de kinderen, verlangen fysieke zekerheid, dat hebben ze nodig. Volgens mij is dat vanzelfsprekend. En kunnen wij hen helpen om het gevaar en de onzinnigheid te begrijpen van dat zoeken naar psychologische zekerheid in een geloof, een goeroe, de een of andere autoriteit of priester, in een gezin, een vrouw, een man, u weet wel, die hele kwestie van zekerheid zoeken, buiten zichzelf of innerlijk. Buiten, in een persoon en dergelijke, innerlijk, in een geloof, conclusies, idealen enzovoort. Hoe kunnen we hen helpen? Wat zou ik doen, als ik kinderen had, om ze deze kwestie te laten begrijpen? Dit is een dialoog. Dus wat gaan we doen? Ik denk dat dat een fundamentele vraag is die we moeten bespreken en beantwoorden om een andere generatie voort te brengen, zodat er geen conflict meer is tussen het uiterlijke en het innerlijke. Een generatie die niet verstrikt zit in allerlei soorten neurotisch geloof, hoop en angst en dat soort zaken, maar die totaal, volkomen vrij daarvan is, en die werken en leven voor de fysieke noodzaak van ieder mens. Ik weet niet of u het belang hiervan inziet. De verdeeldheid van de wereld in India, Europa en Amerika, in communist, socialist, allerlei soorten nationalisme, is de zoektocht naar zekerheid in de natie, maar dat is een idee, dat is een conclusie, dat is vlagvertoon, volkomen zinloos. En alle verdeeldheid in religies, die de zoektocht is naar psychologische zekerheid. Dit alles onder ogen ziende, kan ik dan als ouder mijn kinderen weerhouden of helpen om hier niet bij betrokken te raken, niet verstrikt te raken in de psychologische pijn, het leed en de ellende van tegenstrijdigheid en verdeeldheid? Begrijpt u mijn vraag? Wat moet ik doen? Wat zou ik doen? Dit is uw probleem, nietwaar? Of dring ik u een probleem op? Dring ik u een probleem op? Ik hoop van niet. Wat zal ik doen met mijn twee kinderen, een jongen en een meisje - niet dat ik kinderen heb, maar stel - wat zal ik doen? Ik hoor dit en zie er de logica van in, de redelijkheid, ik heb geobserveerd wat er in de wereld gaande is, het geweld, de tegenstrijdigheid, de reusachtige uitgaven in de hele wereld voor bewapening, het ontbreken van waarachtige educatie - wat gaan we doen? Hoe zou u die vraag beantwoorden? Mark Lee en jullie zijn de leraren, hoe gaan jullie die vraag beantwoorden? Wat zou u doen met uw kind als u de waarheid hiervan inzag? Niet alleen de logica, maar het werkelijke feit, hoe ga je dit probleem aanpakken als het om de kinderen gaat? Want zij zijn de generatie van de toekomst. Wij zijn de verleden tijd. Hoe pak je dat aan? Ik weet hoe ik dat zou aanpakken, maar ik wil het niet vertellen - dit is een dialoog.
11:25 V: Zoals je het kind borstvoeding afwent, zo kun je ook proberen het kind afhankelijkheid af te wennen en psychologische zekerheid.
11:36 K: Ziet u - de ouder en de leraar - de waarheid in van dit feit, de echtheid ervan, of is het nog alleen een theorie? Begrijpt u mijn vraag? Is het maar een conclusie, een slimme argumentatie, die logisch is opgebouwd, en daarom stemt u er verstandelijk mee in, maar bent u het er niet helemaal mee eens? Als u hier niet geheel, volledig de waarheid van inziet, heeft u zelf een probleem, nietwaar? Omdat er dan een tegenstelling is tussen conclusie en feit. Nietwaar? Dus zien wij als ouders, als leraren, dat dit een feit is? Niet gedeeltelijk, maar helemaal, want er bestaat niet zoiets als een gedeeltelijk feit, of het is een feit of het is geen feit. Niet dat ik een feit gedeeltelijk begrijp, dat heeft geen zin. Hoe gaat u daarmee om? Mark Lee en anderen, bepreek dit alstublieft, ga in dialoog met mij. U ook, meneer. Kom op!
13:23 V: Het is me niet duidelijk dat psychologische zekerheid een illusie is. Dat is me niet helemaal duidelijk.
13:34 K: Is dat niet helemaal duidelijk?

V: Nee.
13:47 K: Waarom is er verdeeldheid in de wereld? ideologische, fysiologische, psychologische verdeeldheid, naties, communisten, socialisten, kapitalisten enzovoort - waarom is er die verdeeldheid?
14:08 V: Omdat ieder van ons de eigen continuïteit lijkt te beschermen, de eigen geschiedenis.
14:17 K: Continuïteit en identificatie met een speciale groep, een gemeenschap, idealen...

Q: Ja.
14:24 K: Waarom is identificatie met een groep nodig?
14:27 V: Waarom dat nodig is?

K: Waarom is het nodig?
14:32 V: Daaruit lijkt psychologische zekerheid te bestaan.
14:36 K: Daarom is de identificatie met een groep, hoe groot of klein ook, de behoefte om psychologisch, innerlijk zeker te zijn. Er is dus die verdeeldheid, dat is een van de redenen. Er is nog een andere verdeeldheid, de communist en de kapitalist,
15:04 wat ideologische verdeeldheid is.

V: Ja.
15:08 K: Ze vereren Lenin, Marx als hun nieuwe goden, dat is het ideaal, en er zijn anderen met hun idealen: katholiek, protestant, hindoe, boeddhist, dus is er die voortdurende verdeeldheid, die psychologische verdeeldheid is. Want daarin, in Lenin en Marx, vinden ze zekerheid. Nietwaar? Religieus, de ene groep volgt een goeroe, een speciale goeroe, en de andere groep volgt een andere goeroe. Ze zijn psychologisch op zoek, ze denken eindelijk zekerheid te hebben gevonden in die man met die baard of wie het ook is, allerlei soorten goeroes. Ik heb niets tegen baarden. Allerlei soorten goeroes. Dus mensen proberen psychologisch zekerheid te vinden. Daar zijn we op ingegaan. Bestaat er eigenlijk wel psychologische zekerheid?
16:26 V: Het behoud van mijn eigenbelang lijkt me een vorm van psychologische zekerheid.
16:36 K: Dat kan ik niet helemaal volgen.
16:39 V: Als is zekerheid zoek, lijkt het me dat ik psychologisch de continuïteit van mijn eigen zelf zoek.
16:47 K: Ja, de continuïteit van uw eigen zelf. Dat wil zeggen, de continuïteit van uzelf door een idee, door een natie, door een gezin, nietwaar? Door bij een bepaalde groep te horen, een bepaalde goeroe, het hele probleem. Dus bestaat zulke zekerheid? Ik kan me identificeren met mijn gezin, met mijn religie, mijn goeroe of met bepaalde idealen, maar biedt dat zekerheid? Ik denk van wel, ik wil dat het zo is, maar is het er werkelijk?
17:34 V: Fysiek?

K: Psychologisch. Ik wil continuïteit door me met mezelf te identificeren, met mijn vrouw en kinderen en familie. Begin maar op dat niveau en we zullen het zien. Geeft mijn vrouw mij zekerheid? Dat zou ik graag willen, maar is het zo?
18:07 V: Nee.

K: Nee.
18:10 K: Weet u dat heel zeker?

V: Ja.
18:19 V: Hoe weet je dat dat geen zekerheid geeft?
18:22 K: Weet u dat niet? Uw vrouw - niet úw vrouw - mijn vrouw kan zich van me afkeren en dan ben ik haar kwijt. Ik word jaloers, angstig, bang, vol haat en alles wat daaruit voortvloeit. En dan laat ik haar in de steek en ga ervandoor met een andere vrouw. Daarin zit hetzelfde verlangen, hetzelfde angstige zoeken naar zekerheid. Dus ik ben bij de ene vrouw of man weggegaan in de hoop ergens zekerheid te vinden in mijn relatie. Zo gaat het. Ik ga scheiden en trouw opnieuw.
19:11 K: Omdat ik eerst geen zekerheid heb gevonden, hoop ik het daar te vinden. Een gevoel van zekerheid, continuïteit, een behaaglijk gevoel enzovoort. Zal ik het daar vinden? Ik denk het daar te vinden, maar in feite kan ze zich elk moment weer van me afkeren. Natuurlijk.

V: Oké.
19:37 K: Dus er bestaat geen zekerheid in de familie. Familie in de zin van mijn vrouw en een kleine groep.
19:50 V: Oké. Ze kan overlijden. Er is geen zekerheid omdat ze kan weggaan of overlijden.
19:57 K: Maar dat is een duidelijke feit.

V: Dat is duidelijk.
20:00 K: De volgende stap. Is er zekerheid in het land waarmee ik me heb geïdentificeerd?
20:08 V: Nee, daar heb ik geen moeite mee.
20:11 K: Is er zekerheid in een kleine gemeenschap?
20:17 V: Zoals hier.

V: Zoals ons.
20:19 V: Als u dat zegt over ideeën of je land - dat is puur individueel - heb ik daar geen moeite mee, maar als u begint over familie of een kleine groep...
20:30 K: Kijk - van de kleinste tot de grootste gemeenschap, van de kleinste persoonlijke ervaring als idee, biedt dat ook maar enige zekerheid?
20:45 V: Een familie lijkt tijdelijk zekerheid te geven.
20:49 V: Het woord 'tijdelijk' wil je niet.
20:50 K: Zodra je tijdelijk zegt...
20:55 V: Het probleem lijkt me dat het zelf dat ik probeer zeker te stellen, uit niets bestaat, maar dat het verlangen naar zekerheid, de pogingen om continuïteit te krijgen en wat het aan continuïteit heeft, het zelf zekerheid geeft.
21:15 K: Is er continuïteit in een land?

V: Nee.
21:21 K: Is er continuïteit in het volgen van een goeroe, in een ideaal?
21:25 V: Nee.

K: Je wilt continuïteit, dat willen we allemaal.
21:31 V: Want dat zelf gaat van een land naar een idee, naar een goeroe...
21:37 K: Dus je vraagt je af: bestaat zekerheid eigenlijk wel? Geef alstublieft antwoord, zeg niet: 'Zo is het goed,' en breng je kinderen groot in onzekerheid, verwarring. Dat is wat er gebeurt.
21:57 V: U zegt dat in deze maatschappij de man of vrouw kan weggaan, in een familie, maar ik heb een andere achtergrond; in India gebeurt zoiets gewoonlijk niet, daar is zekerheid in de familie.
22:12 K: Nee, maar je vind zekerheid, niet in een familie, want in India is het nogal moeilijk om te scheiden en volgens de traditie hoort het niet, dus je maakt er het beste van en zegt, in hemelsnaam, laten we het vergeten.
22:30 V: Bij sommige mensen is dat zo, maar er zijn ook mensen die gelukkig getrouwd zijn.
22:37 K: Dat ontken ik niet. Ik ontken niet dat er mensen zijn die gelukkig zijn in hun huwelijk.
22:45 V: Het is waar dat de dood tenslotte onzekerheid brengt, er is geen vastigheid in het huwelijk.
22:51 K: Ik wijs er alleen op dat er helemaal geen zekerheid bestaat, zelfs als men gelukkig getrouwd is. Ik heb zelden een gezin ontmoet, een man en een vrouw die gelukkig waren. Dat is een andere zaak. Met uitzondering van dit gezelschap.
23:20 V: Is dat geen beangstigende uitspraak? Duidelijkheid is nodig, maar er ontstaat veel angst als u zegt dat er geen zekerheid is, dat die misschien niet bestaat. Dat is beangstigend.
23:33 K: Nee, integendeel. U zoekt zekerheid en hoopt het te vinden, en als u het niet vindt, bent u bang. Maar als er helemaal geen zekerheid is, geeft dat een ander gevoel.
23:56 V: En is een reden voor een gelukkige relatie niet evenredig aan het ontbreken van afhankelijkheid?
24:05 K: Natuurlijk, maar ik wil nu niet op alle bijzonderheden ingaan, ik wil voorlopig bij één punt blijven, als jullie dat goedvinden, en dat is: als je het feit, de waarheid ontdekt dat er geen psychologische zekerheid bestaat, niet omdat iemand dat zegt, maar het is een feit. Mijn vrouw kan morgen sterven. Ik hoop het niet. Mijn kinderen kunnen vermoord worden. Er kan van alles gebeuren, nietwaar? En het land, de groep, de goeroes. Dus psychologisch gezien is er geen fundamentele zekerheid. Punt. Dat is wat ik naar voren breng. Bespreek dit met mij, laten we in dialoog gaan. Neem dit alstublieft niet van me aan.
24:58 V: Ik begrijp iets niet. Als u zegt dat zekerheid in de familie geen zekerheid is omdat het op zijn hoogst tijdelijk is, volgt daaruit dat fysieke zekerheid, als we die eenmaal hebben, niet tijdelijk is maar permanent?
25:13 K: Nee, ik zeg niet dat fysieke zekerheid eeuwig duurt. Maar fysieke zekerheid voor iedereen wordt tenietgedaan doordat mensen psychologische zekerheid zoeken, die niet bestaat. Daarom hebben niet alle mensen fysieke zekerheid.
25:42 V: Het is iets dat bijgehouden moet worden, de fysieke zekerheid. Het moet bijgehouden worden.
25:49 K: Natuurlijk.

V: Juist.
25:54 K: Ik weet niet of we dit helemaal begrijpen.

V: Bedoelt u dat als we zouden beseffen dat er geen psychologische zekerheid bestaat, er overal fysieke zekerheid zou zijn?
26:07 K: Dat kan niet anders. Kijk, India heeft bijvoorbeeld 650 miljoen mensen. Bij al die chaos komen er elk jaar 15 miljoen mensen bij. En dat land kan zichzelf onmogelijk van voedsel voorzien. En ze houden daaraan vast omdat ze zeggen dat ze een natie zijn, we zijn een onafhankelijke republiek, blablabla, en daarom weigeren ze te erkennen dat ze zichzelf niet kunnen onderhouden. En elk land schept verdeeldheid - verdeeldheid, verdeeldheid. Dus als er geen nationaliteit zou zijn, oftewel het zoeken naar psychologische zekerheid in een groep, in een natie, dat zouden we natuurlijk allemaal werken voor fysieke zekerheid. Dat lijkt zo logisch en waar. Nee? U gelooft het niet? Het is geen kwestie van geloof - zie het feit onder ogen. Feiten.
27:27 V: Er lijkt in elk geval een vorm van tijdelijke zekerheid te zijn. Althans de geest overtuigt zichzelf dat het er is...
27:35 K: Tijdelijke zekerheid, oké. Bent u tevreden met tijdelijke zekerheid?
27:41 V: Je probeert er altijd zeker van te zijn.
27:43 K: Ja. Waarom ziet u het feit niet onder ogen, zelfs al kunt u tijdelijk zekerheid hebben, onbewust beseft u het, er is angst. De onzekerheid.
27:55 V: Ja, dat is zo. Maar dat leidt tot een andere vraag, namelijk: als er alleen tijdelijke psychologische zekerheid bestaat, die helemaal geen zekerheid is, welke zekerheid kunnen we het kind dan bieden?
28:08 K: Dat is wat ik wil, ter zake komen. U weigert in te gaan op waar het om gaat.
28:12 V: Wat kan die zekerheid dan inhouden?
28:17 K: U gaat niet in op mijn punt, meneer. Helpt u als ouder, als opvoeder de leerling begrijpen dat tijdelijke zekerheid de gevaarlijkste zekerheid is? Omdat het angst veroorzaakt. Blijf bij dat ene punt. Hoe gaat u die leerling helpen om niet bang te zijn? Als je ervan overtuigd bent, als je zelf weet dat tijdelijke zekerheid angst veroorzaakt, en u wilt niet dat het kind dat soort angst voelt - we gaan niet in op het hele probleem van angst - hoe ga je hem dan helpen? Dat hij nooit tijdelijke zekerheid moet zoeken, omdat het angst veroorzaakt, nietwaar? Hoe ga je hem helpen? Ga daarop door, meneer.
29:36 V: Ik heb een dringende vraag, als ik de waarheid en het feit zie dat tijdelijke zekerheid in naties, groepen, andere mensen, ik zie dat feit als tijdelijk, maar mijn vraag is, of er een verschil is tussen - ik weet niet of het zekerheid is of iets anders - maar tussen het gevoel dat je krijgt van gewoon handelen, handelen in het dagelijks leven, de dagelijkse taken doen met een bepaald gevoel van liefde en een bepaald gevoel van delen in jezelf, met andere woorden, of het nu zijn werk is om dat te doen of niet, als hij ziet dat er iets gedaan moet worden, gaat hij erheen en doet het, hij besteedt er tijd aan en doet het, omdat hij ziet dat het moet gebeuren, omdat er geen motief is om dat allemaal te doen, en later ziet hij misschien iets anders dat gedaan moet worden, en hij gaat dat ook doen. Is dat zekerheid? Kan daar zekerheid uit voortkomen?
30:37 K: Meneer, neem me niet kwalijk dat ik erop terugkom: als leraar heb je met de kinderen te maken. Hoe gaat u voorkomen dat kinderen die fundamentele angst krijgen, waarvan een oorzaak ligt in het zoeken naar tijdelijke zekerheid, en als je weet dat dat angst zal veroorzaken, hoe ga je verhinderen dat kinderen die angst krijgen? Heeft u mijn vraag begrepen?
31:19 V: Het eerste dat men wil doen...
31:22 K: Niet wil doen, maar wat gaat u doen? Dat zijn twee verschillende feiten.
31:28 V: Goed. In de eerste plaats een sfeer scheppen, een omgeving waarin het kind veilig is.
31:36 K: Ga langzaam, stap voor stap. U zegt, omdat u begrijpt wat tijdelijke zekerheid inhoudt met de bijbehorende angst, omdat u dat begrijpt, het feit ervan ziet, en de andere leraren ook het feit ervan inzien, creëert u vanzelf een sfeer, wat voor sfeer? Langzaamaan. U kunt een nare sfeer creëren, u kunt een heilige sfeer creëren, een gevoel van ontzag, het is heel makkelijk om dat te doen. Maar hoe creëert u de sfeer waarin geen psychologische angst heerst?
32:31 V: Ik denk dat het een ordelijke sfeer inhoudt.
32:34 K: Nee, wacht, we doen dit langzaam. Heel langzaam.
32:38 V: Als het een chaotische sfeer is...
32:42 K: Natuurlijk, dus u zegt dat er orde moet zijn.
32:47 V: Ja, dat moet er zijn.
32:50 K: Wat bedoelt u met orde?
32:52 V: Ik denk aan het geweld in hun handelen, ze moeten beseffen wat ze aan het doen zijn. Ze moeten niet zozeer beseffen waarom ze dat doen, maar wat ze doen als ze bezig zijn.
33:09 K: Wat bedoelt u met orde? Dat heeft u me nog niet uitgelegd.
33:13 V: Hun schrijftafel mag niet rommelig zijn, hun kamer mag niet rommelig zijn.
33:18 K: Wacht even. Door te vertellen dat hun kamer niet rommelig mag zijn, moet er orde komen, terwijl u angst bij hen wekt.
33:29 V: Maar je laat ze zien dat...

K: Wacht, langzaam.
33:35 Hoe gaat u dat doen? U zegt dat er orde moet zijn. Kinderen zijn slordig - speelgoed, van alles en nog wat, laten hun ondergoed slingeren - u weet hoe kinderen zijn. Hoe gaat u orde brengen zonder dwang, want dat betekent angst. Zonder voorbeeld - dat betekent angst. Nietwaar? Zonder hun te vertellen dat ze slordig zijn, want ze kruipen weg voor je als je hen kritiek geeft. Dus hoe gaat u met dit feit om? U bent vader.
34:28 V: Ik weet niet hoe ik mijn kinderen moet aanpakken zolang ik deze problemen niet zelf heb opgelost.
34:33 K: Wacht even. Heeft u het nog niet opgelost?

V: Nee.
34:36 K: Wat bedoelt u met nee?
34:43 V: Ik heb het gevoel dat als ik mezelf begrijp, de manier waarop ik met de kinderen omga, vanzelfsprekend en goed zal zijn.
34:51 K: Uzelf, dat is een erg ingewikkeld probleem. Voorlopig hebben we het niet over het geheel van uzelf. maar een bepaald aspect van uzelf, namelijk het zoeken naar tijdelijke zekerheid. Ziet u in dat tijdelijke zekerheid angst veroorzaakt?
35:14 V: Ja.

K: U ziet dat.
35:17 Het is werkelijk een feit, geen conclusie. Het is zo.
35:24 V: Ja.
35:25 K: Er ligt sneeuw op de Topatopa. Dat is zo. De lucht is blauw.
35:32 V: Ik begrijp wat u zegt.
35:34 K: Oké? Dus het is een feit.

V: Die man daar zegt dat er orde moet zijn - we gaan nu even niet in op de sfeer - er moet orde zijn. Hoe gaat u het kind helpen om ordelijk te zijn zonder dwang - want dat betekent angst. Zonder hun te vertellen dat het verkeerd is - dat geeft angst. Zonder hen te dwingen. Dus hoe gaat u om met dit feit? U bent een ouder, u bent opvoeder, dit is uw probleem. Of geeft u het op?
36:25 V: Nee, met de ervaring van gisteren bij het avondeten, ons kind Rene zei dat zijn poep rood werd als hij bietjes at. Ik raakte meteen geïrriteerd. 'Dat woord mag je niet zeggen,' want het maakte me misselijk tijdens het eten. Maar dat zag ik en ik kon het op de een of andere manier loslaten, ik ging er niet in mee, ik gaf niet toe aan mijn boosheid of zo, en het ging prima. Daarna hebben we erover gepraat, want hij wilde daarover praten waarom maken bietjes mijn poep rood, dus hij wilde weten hoe het zat met bloed en de spijsvertering, en daar gingen we op in, en we waren aan het eten en het ging heel goed. Dus wat gebeurde er? Ik weet niet wat er gebeurde. Ik weet alleen dat het is waar u over spreekt. Maar ik weet niet hoe ik het moet uitleggen.
37:20 K: Wie is het belangrijkste in het leven?
37:27 V: Wie het belangrijkste is?

K: In uw leven.

V: Ik.
37:31 K: En dat betekent? U bent niet geïnteresseerd in uw kinderen?
37:35 V: Jawel, ik ben geïnteresseerd.
37:37 K: Maar zijn ze het belangrijkste in uw leven?
37:40 V: U stelt echt moeilijke vragen.
37:44 K: U speelt ermee, meneer. De school is alleen geïnteresseerd in de kinderen.
37:57 Is dat zo?

V: Dat is zo.
38:00 K: En dus is het de taak van de school om ze geen angst bij te brengen.
38:05 V: Oké.
38:08 K: Angst bestaat, de leraar ziet dat er verschillende soorten angsten zijn als er gezocht wordt naar tijdelijke zekerheid, wat u heeft betoogd, wat u heeft bevestigd en ingezien. Hoe wilt u voorkomen dat ze die angst voelen?
38:28 V: Ik weet het niet.

K: U weet het niet.
38:33 Is dat zo?

V: Dat is zo.
38:36 K: Wat zeggen jullie ervan? De andere leraren en ouders. De ene ouder zegt: 'Hier heb ik echt niet over nagedacht, ik ben er niet ingedoken, geen tijd voor gehad, het is nooit nodig geweest, ik heb die drang nooit gehad, want de kinderen zijn voor mij niet zo belangrijk. Ik ben belangrijker dan mijn kind.' Sorry, niet u persoonlijk. Altijd met uitzondering van dit gezelschap. Dus als de school zich bekommert om de kinderen, en dat is hun werk, hun taak, hoe gaat u dan dit soort angst voorkomen? U zegt dat u het niet weet. En wat zegt Mark Lee ervan, en jullie, jullie zijn de leraren, hoe gaan jullie met dit probleem om?
39:35 V: Zou men zich niet slechts in die vraag verdiepen als de leerling dit soort dingen werkelijk zou vragen?
39:44 K: Nee, ik vraag het jullie, niet de kinderen, want die arme kinderen weten niet dat ze bang zijn, ze zijn al geconditioneerd om bang te zijn, thuis, met hun vrienden. Michael, luister alleen maar. Hoe ga jij als leraar die geïnteresseerd is in de leerling, niet in je eigen roem, en de rest, wat ga je doen om die angst te voorkomen? Zeggen jullie allemaal dat je het niet weet? Mary Zimbalist: Moet er niet allereerst gezorgd worden, door de ouder of de leraar, dat er een relatie is van vertrouwen en van zekerheid, zodat, als je iets moet uitleggen of hem iets moet vertellen of vragen, dat er geen angst wordt opgewekt.
40:49 K: Kijk, je bouwt een relatie op met de leerling als de leerling het enige belangrijke is op school. Dat heb je die relatie al. Nee? Dat volgt vanzelf. Als het kind belangrijk is, ben je heel serieus met hem begaan, niet met je eigenaardigheden, je overtuigingen, waarom ze iets niet mogen doen, je bent met hem begaan omdat hij de toekomstige generatie is, je wilt dat hij heel anders wordt dan deze afschuwelijke mensheid. Dus hoe gaat u daarmee om? Als jullie allemaal zeggen dat jullie het echt niet weten, kunnen we verdergaan. Nietwaar? Als jullie werkelijk zeggen: 'Ik weet het echt niet. Dit is een enorm groot probleem, ik weet het niet,' dan kunnen we erop ingaan. Maar als u zegt: 'Ik heb een idee, ik denk dat we dit kunnen doen, er moet orde zijn...'
42:08 V: Ik begrijp het.

K: Nietwaar?
42:11 Zoals een wetenschapper zegt: 'Ik weet het niet,' en hij onderzoekt het.
42:15 V: Oké.
42:19 K: Bent u daartoe bereid? Om werkelijk te zeggen: 'Ik ben verbijsterd, ik heb geen idee, ik weet het echt niet.' Of heb je het idee dat je het weet, dat het dit moet zijn en dat niet, dan is er tussen jou en mij geen contact en kunnen we het niet bespreken. Ik weet het niet, maar ik ga het uitzoeken. Begrijpt u dat? Want dit interesseert mij. Al mijn hartstocht, interesse, energie gaat ernaar uit om dat te ontdekken, hoe we met dit feit moeten omgaan. Nietwaar? Bent u daartoe bereid? Dat betekent dat we beginnen vanuit het niet-weten. Akkoord? We beginnen, en omdat je het niet weet ben je vrij om het te onderzoeken. Nietwaar? Je bent vrij om het te onderzoeken. Als je zegt: 'Ik weet het niet,' kan ik verdergaan, vragen stellen, onderzoeken, grondig bekijken.
43:42 V: Ik heb al gezegd dat ik het niet weet. Het gaat erom, het kind en ik - u vroeg me wat belangrijker was. Ik zie niet hoe ik het kind kan helpen. Ik dacht alleen, toen ik zei dat ik het niet wist, ik weet niet hoe ik mijn kinderen of wie dan ook moet helpen zolang ik mezelf niet begrijp.
44:03 K: Ik zei, ja, dat is belangrijkk.
44:05 V: Dus of ik mijn of een ander kind help of mezelf komt op hetzelfde neer. Als ik het begrijp, kan ik helpen, maar als ik het niet begrijp...
44:13 K: Wacht even. Begrijpt u het gevaar en de gevolgen van tijdelijke zekerheid? U zei ja. Dat het angst veroorzaakt. Dat ene feit heeft u begrepen.
44:28 V: Oké.
44:30 K: En dat is: elke vorm van tijdelijke zekerheid veroorzaakt angst, in u en in het kind. En de wereld is tijdelijke angst en tijdelijke zekerheid. In de wereld is alles tijdelijke zekerheid. De Amerikaanse economie kan instorten en al je geld gaat in rook op. Er kan een uitzonderlijke oorlog komen. Ben ik tegen iets heel simpels aan het strijden? Hoe gaat u het kind helpen om niet bang te zijn? Want het is schadelijk voor het kind om angst te hebben. Als je zegt: 'Ik weet het niet,' en ik weet het ook niet, kunnen we beiden op onderzoek uitgaan. Maar als ik zeg: 'Dit moet gebeuren, dat moet gebeuren...' kunnen we niet met elkaar praten. Omdat ik het niet weet. Maat ik ga het uitzoeken. Ik laat het niet met rust. Nietwaar?
45:55 Wat is de moeilijkheid?

V: Weet u het echt niet?
46:01 K: Als ik zeg dat ik het niet weet, meen ik dat ik niet weet hoe we dit probleem met het kind moeten aanpakken, maar ik ga het uitzoeken.
46:12 V: Het is niet gewoon een geestesgesteldheid die je aanneemt voor het kind.
46:17 K: Ik weet het niet omdat ik nooit een groep kinderen zie, hoe ik met hen moet omgaan. Ik weet hoe ik met volwassenen moet omgaan, met kinderen weet ik het niet. Oké? Weet u het?
46:35 V: Ik moet toegeven dat ik er ideeën over heb.
46:37 K: Kijk, dan gaan we de mist in. Dan discussieer je over ideeën. Hij zegt: 'Ik weet het niet,' dus met hem kan ik praten omdat ik het echt niet weet - en ik meen het dat ik het niet weet. U denkt dat ik het weet maar dat probeer te verbergen om u van iets te overtuigen. Ik weet het werkelijk niet. U moet aannemen dat ik eerlijk ben. Als ik zeg dat ik het niet weet, meen ik dat. Oké?

V: Ja.
47:06 K: Is het met u ook zo gesteld?

V: Nee.
47:08 K: Waarom niet? Omdat u ideeën, conclusies heeft, hoe u ermee moet omgaan.
47:18 V: Ja, en het is me niet duidelijk. Ik ben bijna geneigd te zeggen dat het geen ideeën zijn, dat het feiten zijn.

K: Wat zijn de feiten?
47:30 V: Ten eerste, zoals Mary Zimbalist zei, begint men met een relatie van vertrouwen, openheid.
47:38 K: Wacht even. Een relatie van vertrouwen Heeft het kind vertrouwen in u?
47:44 V: Ik denk van wel.

K: U denk het. Is het een feit? Vertrouwen, weet u wat dat betekent? Dat u hem zal beschermen, dat u voor hem zorgt, dat u oplet of hij gezond eet, de juiste verzorging en kleding krijgt - vertrouwen in u.
48:08 V: Ja.
48:11 K: Dat u wezenlijk begaan met hem bent, dat u zich geen zorgen maakt over uw eigen problemen, dat u die achterlaat en hier komt met wezenlijke interesse in hem. Dus u heeft vertrouwen, dan heeft hij vertrouwen in u. Maar als u zegt: 'Doe dit, doe dat', - zus en zo en nog meer, vraag hij: 'Waar is uw vertrouwen? U beveelt mij.'
48:39 V: Dat begrijp ik.
48:41 K: Nee, het gaat om feiten. Om een relatie met de leerling te hebben, moet er respect zijn. Respect komt voort uit vertrouwen. Nietwaar? Natuurlijk. Als ik vertrouwen in u heb, heb ik respect en liefde voor u. Is dit allemaal nieuw?
49:15 V: De leerlingen met wie ik werk, hebben respect en vertrouwen in me en toch moet ik ze soms dingen vertellen.
49:21 K: Nee, ik wil hem niets vertellen. Zodra ik hem zeg dat hij me moet vertrouwen, vraagt hij waarom.
49:29 V: Ik heb het ook niet over vertrouwen, maar ik zeg dat hij zijn schoenen aan moet trekken.
49:34 K: Daar gaat mijn vraag niet over, trek je schoenen aan. Laat de details even rusten. Die komen later. Maar we bespreken het meest fundamentele. Als we de fundamentele zaken niet begrijpen, en jij zegt dat hij zijn schoenen moet uittrekken, begint hij het vertrouwen in jou te verliezen. Dat is een duidelijk feit.
50:01 V: Een fundamentele vraag is dan hoe je een kind laat zien wat hij moet doen?
50:07 K: Ik maak me niet druk over wat hij moet doen. Het gaat er mij om dat we voorkomen dat hij bang wordt.
50:14 V: Dat bedoel ik. Hoe tonen we het kind...
50:16 K: Dat laat ik u zien. We gaan dat bespreken. U kunt niets bespreken. Als beiden zeggen: 'Ik weet het niet, laten we het onbevangen benaderen, laten we er onbevangen naar kijken.' Nietwaar?

V: Ja.
50:33 K: Laten we er onbevangen naar kijken. Om te beginnen, begrijp ik de logica, de zinnigheid van de bewering dat elke vorm van tijdelijke zekerheid onvermijdelijk angst veroorzaakt? Nietwaar? Ik zie dat de wereld om me heen tijdelijk is. Akkoord? Dus er is geen zekerheid. Dat begrijp ik. Tijdelijke zekerheid is geen zekerheid en dat veroorzaakt angst. Dus hoe ga ik dit overbrengen op die knaap die al bang is in de familie; de leerlingen, de wereld, de kranten, televisie, alles bevordert die angst. Hoe ga ik hem helpen? Dat is voorlopig het enige probleem. Mevrouw Zimbalist zegt: 'Wat is om te beginnen uw relatie met de leerling?' Je wilt dat de leerling geen angst kent - dat hebben we begrepen. Wat is dan uw relatie met de leerling? Wat is uw relatie, feitelijk? Heeft u wel een relatie met de leerling, met uw zoon, uw dochter, als ouder of als leraar, heeft u een echte relatie, is het een feit?
52:15 V: Van mens tot mens.
52:19 K: Nee, wat is de relatie? Wat is de relatie van de ouder tot het kind, van de opvoeder tot de leerling, wat is de werkelijke relatie? Zit de ouder op een voetstuk om het hem te vertellen, of heeft de ouder, vanwege zijn relatie, die een van genegenheid is, respect, vertrouwen, liefde, zorg, als dat bestaat, is er vanzelf respect, nietwaar? Wat is de moeilijkheid, meneer?
53:09 V: Maar dat kan alleen bestaan als er geen angst is.
53:14 K: Alstublieft, luister gewoon. Ik heb het hele probleem van angst niet onderzocht, het is een enorm probleem, ik heb er maar één aspect van genomen, namelijk de tijdelijke zoektocht naar zekerheid en daarom veroorzaakt het angst. Dat is begrepen. Vervolgens ben ik echt begaan met het kind, de leerling. En ik vraag: wat is mijn relatie met hem?
53:42 V: En dan kan ik alleen maar zeggen wat feitelijk is, namelijk dat ik ideeën heb over het kind, ik wil hem veranderen, ik wil hem naar school sturen, dat wordt allemaal feitelijk, en nog veel meer...
54:00 K: Maar ik graaf iets dieper dan dat. Ik vraag u wat de feitelijke relatie is.
54:09 V: Dat zie ik. Ik moet zeggen: geen enkele.
54:13 K: U heeft geen relatie, dat is alles. Laten we dat eerst onder ogen zien. Wacht, we komen nog bij de volgende vraag. De ouder, de vader, de moeder hebben het druk met hun eigen problemen, ze gaan weg om geld te verdienen, komen 's avonds bij elkaar, zijn moe enzovoort, en het kind wordt snel naar bed gebracht, was je handen, of naar school gestuurd. Dus je hebt geen relatie. Nietwaar? Erken eerst dat dit een feit is. We denken dat we van onze kinderen houden, maar het echte feit is - dat weet u wel. Denkt u dat als u van uw kinderen zou houden, de wereld er zo uit zou zien? Dus ik erken dat ik geen relatie heb met mijn kinderen. Dat is een afschuwelijk feit, begrijpt u? Als u beseft dat u twee kinderen hebt met wie u geen relatie heeft. Dat is een grote schok voor mij. Dus ik zeg dat ik een relatie moet krijgen. Dat moet, als ik begaan ben met het kind. Hoe ga ik dat doen?

V: Zoals ik al eerder zei. Eerst moeten we beseffen dat dit kind als menselijk wezen even belangrijk is als wij zijn.
56:05 K: Hij is mijn kind. Ik hoef niet te beseffen dat hij een menselijk wezen is.
56:10 V: Wel degene die weggaat om geld te verdienen en zich geen zorgen maakt, omdat zijn kind pas vijf is en niet belangrijk.
56:17 K: Ik heb beseft dat het mijn kind is, hij is mijn verantwoordelijkheid. Hij is van mij. Ik heb hem voortgebracht enzovoort. Wat moet ik doen? Nee, meneer, ik vraag: wat is mijn relatie met hem? En ik zie er werkelijk geen. Dan komt het feit, als ik besef dat ik, zoals ik ben, geen enkele relatie met hem heb, hoe ga ik die relatie tot stand brengen? Daar gaat het mij om. Hoe ga ik een relatie met mijn zoon tot stand brengen, die ik vijf minuten per dag zie. Begrijpt u dat? Wat ga ik doen, hoe ga ik zoiets tot stand brengen? Jullie zijn de opvoeders, dus hoe brengen jullie die relatie tot stand?
57:23 V: Dat is precies het punt. We moeten het opgeven en zeggen dat we het echt niet weten, en ik zie dat ik het niet weet. Door te zien dat we het niet weten, zien we het ineens, weten we het.
57:35 K: Om een goede relatie met iemand tot stand te brengen, moet je weten wat het betekent om van iemand te houden.
57:43 V: Ja.

K: Oké? Begrijpt u dat? Wat het betekent om van iemand te houden. Niet de herinnering... Daar duik ik niet in, de verschrikking ervan.
58:00 V: Ik denk dat het betekent dat je van iedereen moet houden.
58:03 K: Dat is zelfs nog meer. Laten we met iets kleins beginnen, met mijn kind, mijn zoon, mijn dochter. Niet met: ik ga uitzoeken wat het betekent om van iedereen te houden, maar ik moet daar beginnen. Het dichtst bij mij staan mijn kind en mijn vrouw. Als ik dat begrijp, omvat dat alles. Dus ik vraag mezelf af: heb ik geen relatie? Ik heb geen enkele relatie. Dat betekent dat ik echt niet weet wat het betekent om lief te hebben. Ik weet het echt niet. Beseft u wel wat het betekent om te zeggen: 'Ik weet niet wat liefde is?' Ik ben getrouwd, ik heb van die vrouw gehouden, ik heb met haar geslapen, heb van alles gedaan. Ik zeg: 'Ik houd van je, schat,' maar ik weet het niet. Dat is een enorme schok voor mensen. Vooruit, ik heb niet lief. Dus ik moet uitzoeken wat het betekent om iemand lief te hebben. Geen theorieën, bloemenslingers, communes. Ik heb lief, liefde is mooi enzovoort. Ik weet niet wat het betekent om lief te hebben. Dus wat is liefde? Kom op, het is jullie probleem. Niet mijn probleem, maar jullie probleem.
1:00:14 V: Waarom begint u niet met het zien van wat het niet is? Bijvoorbeeld, het is niet de kinderen manipuleren, het is niet mijn doel om te proberen mijn kind te onderwijzen...
1:00:26 K: Ik zei: ik moet een goede relatie krijgen met mijn zoon, mijn dochter. De opvoeder moet dat tot stand brengen. Anders vindt hij alles wat je zegt onzinnig. Of hij komt tegen je in opstand of hij is onbeleefd en onverschillig. Dat is er gaande in deze wereld. Dus ik moet zelf uitzoeken wat het betekent om iemand lief te hebben met je hart, niet met dat vervloekte brein. Neem me niet kwalijk. Dit raakt me heel erg. Dus ik zeg tegen mezelf: wat betekent liefde? Dat kan mogelijk voorkomen dat het kind bang wordt als ik weet hoe ik het kind lief moet hebben, kan angst misschien voorkomen worden. Als ik hem vanuit die liefde iets vertel, zal hij naar me luisteren. Begrijpt u dat?
1:01:48 V: Het werkwoord 'weten'...

K: Vergeet dat woord. Goed, als er liefde is, weet hij dat hij me kan vertrouwen, dat weet hij, hij heeft vertrouwen in mij. Waarom luistert u allemaal naar mij?
1:02:18 V: Als dat liefde is, en ik vind het moeilijk een welomschreven...
1:02:22 K: Alstublieft, dit is zoiets teers. Het is als de geur van een bloem, je kunt niet zeggen: 'Laat het me ruiken.'
1:02:36 V: Dat zei ik. Ik kan het niet definiëren. Ik kan geen woorden vinden om het te beschrijven.
1:02:48 K: Ik heb lief. Ik weet niet wat liefde is, maar ik heb twee kinderen. Denk eens aan een ouder die zegt: 'Ik weet niet wat liefde is, maar ik heb twee kinderen.' Begrijpt u wat dat betekent, wat een bekentenis dat is?
1:03:12 V: Is er een relatie of overeenkomst tussen liefde en genegenheid?
1:03:16 K: Haal de woorden nu niet uit elkaar, houd het hierbij. Beseft u wel wat een afschuwelijk besef dat is, dat de ouders zeggen dat ze niet weten wat liefde is, maar ik heb twee kinderen en een vrouw. Begrijpt u wat dat betekent?

V: Ja.
1:03:44 K: Dus wat is liefde? Als ik dat niet heb, zal hij zich verzetten, wat ik ook zeg. Of hij zal het accepteren, maar u heimelijk minachten. Nietwaar? Dus wat zal ik doen? Ik moet uitzoeken wat het betekent. Houd ik van mijn vrouw? Ik heb haar schat genoemd, heb met haar geslapen. Houd ik van haar? Ik weet drommels goed dat het niet zo is. Nietwaar? Uitgezonderd het huidige gezelschap.
1:04:46 V: Er is genegenheid.
1:04:49 K: Genegenheid. Wat bedoelt u daarmee? Genegenheid betekent dat die persoon belangrijker is dan u. Het kind is veel belangrijker dan u. Daarom kunt u hem niet verwennen. U kunt niet zeggen: 'Doe dit, laat dat, dit moet je doen en sta op.' Begrijpt u? Aangezien dat vreemde iets in uw leven niet bestaat, en omdat het niet bestaat, is alles verwarrend geworden. Nietwaar? Alles. Alles wat we aanraken is verwarrend geworden, brengt verwarring teweeg. Ik ga uitzoeken wat dat betekent. Ik moet het meteen doen, omdat ik de verantwoordelijkheid voor die kinderen heb. Ik kan niet zeggen: ik denk erover, ik peins er de rest van mijn leven over. Ik heb geen tijd. Begrijpt u dat? Want zij zijn er. Ik zie ze elke ochtend, eet met hen, praat met hen. Dus ik moet het ogenblikkelijk oplossen. Zie alstublieft de logica hiervan in. Akkoord? Ik heb twee kinderen en ik besef dat ik niet van ze hou. Ik praat over liefde in de juiste betekenis van het woord. Als ik maar één dag voorbij laat gaan, wordt het steeds moeilijker. Dus ik moet dit onmiddellijk hebben. Ik moet het uitzoeken. Als ik kanker heb, moet ik naar de arts en geopereerd worden, dat kan hij niet uitstellen. Als u het zo voelt, begrijpt u, dan gebeuren er dingen. Maar als u zegt: 'Het spijt me, ik neem de tijd, ik begrijp het niet goed ik moet naar kantoor, ik moet geld verdienen, ik heb mijn seks, ik heb mijn idealen,' volgt u dat? Het kind is er, dus u heeft geen tijd. Begrijpt u wat ik wil zeggen? Als er geen tijd is, is er geen denken. Denken is tijd, daarom heeft u iets anders. Begrijpt u? Nee? Het is het denken dat liefde vernietigd. Dus als jullie allemaal geïnteresseerd zijn in een nieuwe generatie, een nieuwe wereld, een nieuwe maatschappij en u heeft kinderen, en zij zijn de toekomst, moet u alle energie waarover u beschikt, uw geld, alles hieraan besteden. In godsnaam, kom op. Nietwaar, meneer?
1:09:12 V: De vraag is of je ook je gedachten hieraan besteed, zoals de rest.

K: U heeft niet geluisterd. Als het kind het allerbelangrijkste is, educatie, niet alleen voor de kleine kinderen maar ook voor de volwassenen en alles, zult u uw geld, uw vastberadenheid, uw hartstocht, alles hierin steken. Maar we zeiden: 'Ik besef met een enorme schok dat ik niet van mijn kinderen hou. Ik besef met een enorme schok dat, hoewel ik met mijn vrouw heb geslapen en de rest, kom ik op de eerste plaats en de anderen daarna.' Dat is een klap voor mij, psychologisch gezien. Ik reageer niet op die klap, want ik zie de waarheid ervan in. Als je de waarheid ziet, komt er geen reactie. Begrijpt u dat? En ik heb die kinderen, ik kan geen dag voorbij laten gaan zonder die vlam, zonder die liefde. Ik kan geen dag voorbij laten gaan. Als ik dat laat gebeuren, wordt de verdeeldheid almaar groter. Begrijpt u dat? Als ik niet van mijn vrouw hou en ik slaap met haar, loopt het uit op een scheiding. Dus ik moet dat buitengewone iets hebben, nu, niet morgen. Nietwaar? Zie zelf de logica ervan in, dan zult u het accepteren, want u wilt alles klip-en-klaar. Zwart en wit. Maar niet alles is zwart en wit. Dus ik moet het vandaag hebben, nu. Wat is de belemmering? Het denken, nietwaar? Nee? Omdat voor ons het denken enorm belangrijk is geworden. Ik denk dat ik van mijn vrouw hou. Ik denk dat de kinderen zo zouden moeten zijn. En zo verder. Ik heb geen tijd daar allemaal op in te gaan, - we zullen het een andere keer bespreken - met andere woorden, denken is tijd. En liefde kent geen tijd. Als ik daar de waarheid van inzie, heb ik meteen dat andere. Oké? Dus ik heb dit probleem. Ik zie de waarheid in dat tijdelijke zekerheid angst veroorzaakt, en ik heb de verantwoordelijkheid mijn kinderen te laten zien of te helpen om geen tijdelijke zekerheid te zoeken, waardoor angst wordt veroorzaakt. Dus ze zullen me vragen, omdat ik wil dat ze intelligent zijn en vragen stellen, zullen ze me vragen: 'Is er blijvende zekerheid?' Begrijpt u mijn vraag? Als tijdelijke zekerheid angst veroorzaakt, is er dan zekerheid zonder enige angst? Begrijpt u mijn vraag? Ik zeg dat die er is. Met andere woorden, ik zie dat tijdelijke zekerheid angst veroorzaakt. Als u zegt: 'Ik zie het,' ziet u het dan door middel van logica, woorden, redeneren, of heeft u er inzicht in? Wat is het?

V: Het is inzicht.
1:14:30 K: En dat betekent?

V: Het is totaal.
1:14:33 K: Verklaar het nog niet, kijk er zorgvuldig naar. Wat betekent dat? Als u inzicht hebt in iets is er geen tijd, is er geen gedachte, is het geen conclusie, geen redenering, is het niet iets wat geconstrueerd is. U heeft een inzicht. En dat inzicht is de allerhoogste intelligentie. In die intelligentie is er daarom zekerheid. Die intelligentie is op zichzelf zonder angst en daarom zoekt ze geen zekerheid. Dus vertel ik hem, als ik leraar was of tegen mijn kinderen, ik zeg: 'Kijk naar wat er in de wereld gebeurt.' Ik zal over de geschiedenis vertellen, hoe de wereld is verdeeld, nationaliteiten, idealen, ideologische verklaringen, de communisten, katholieken, protestanten en nationaliteiten. Ik zou hem laten zien dat ieder mens tijdelijke zekerheid zoekt, zonder te weten dat het angst veroorzaakt. Dat weten ze niet, maar ze zeggen dat het voor vandaag genoeg is. Het maakt hun niet uit wat er morgen gebeurt. Geef me tijdelijke zekerheid, dat is genoeg. Dat vraagt de wereld, nietwaar? Maar ze beseffen niet dat het hevige angst veroorzaakt. Dus ik zou op tien verschillende manieren met het kind praten. Ik zou hem hierop wijzen, de familie, de vader, de moeder - begrijpt u dat? Ik zou er stap voor stap op ingaan. Hij zou me begrijpen, omdat ik wil dat hij het begrijpt, want ik vind angst het ergste wat een kind kan hebben, of een mens. Begrijpt u? Dus ik zou de eerste maand of zoiets hieraan besteden, ik zou zeggen: dit moet je begrijpen. Vergeet je lessen. Dat komt nog, want dan zal je geest, zijn geest heel helder zijn. Dus daar zou ik over praten, totdat hij het zelf heel duidelijk ziet. Omdat ik van mijn kind hou. Hij heeft vertrouwen in mij omdat ik van hem houd. Dus school komt van het woord 'vrije tijd'. Begrijpt u? Vrije tijd. Vrije tijd betekent tijd om te leren. Nietwaar? Dus ik zeg tegen mijn kinderen dat ze vrije tijd moeten hebben. Ik zou uitleggen wat vrije tijd betekent: niet zomaar weggaan, in bomen klimmen. Vrije tijd hebben. Leren. Dus eerst zou ik over vrije tijd praten, hoe belangrijk het is om tijd te hebben om naar de bergen te kijken, er niet aan voorbij te gaan. Alleen maar naar de bergen kijken, naar de sneeuw, de schoonheid, de diepe schaduwen en de contouren - praten over vrije tijd. Want alleen door vrijheid zal hij leren, niet onder dwang. En ik zou met hem praten over angst, over geen angst hebben. 'Dat betekent niet dat je kunt doen wat je wilt, knul, maar laten we het over angst hebben.' Niet van: 'Als ik niet bang zou zijn, zou ik niet naar de les gaan.' Ik zeg: 'Het gaat niet over wat je doet als je geen angst hebt, maar laten we erover praten.' Kunt u dat volgen? Want hij wil vrij zijn van angst, en dat betekent dat hij precies wil doen waar hij zin in heeft, maar dat is wanorde, hij is gewend aan wanorde. Dus ik praat met hem. Omdat ik met hem praat, weet hij dat ik dat doe uit genegenheid, zorg, liefde. Daarom zal hij naar me luisteren. Terwijl hij naar me luistert, kijkt hij uit het raam. Nietwaar? Ik zeg: 'Kijk uit het raam, maar kijk goed naar alles wat je ziet - begrijpt u dat? Wees niet bang dat ik je een standje geef omdat je niet oplet. Begrijpt u? Dus ik zegt tegen hem: 'Kijk uit het raam. dat is wat je wilt, wat je wilt zien, dus kijk. Kijk naar de schoonheid van de boom, de schaduwen,' zodat hij leert door te kijken. Door zich niet tegen me te verzetten, maar ik help hem om te kijken. Zo leert hij wat aandacht is waarbij geen dwang komt kijken. Ik ga daar niet op in. Begint het allemaal te vermoeiend te worden?
1:21:05 V: Mag ik een vraag stellen?

K: Natuurlijk, meneer.
1:21:09 V: Het afgelopen jaar heb ik in mijn eigen leven buitengewoon veel tijd gehad, waardoor ik kan begrijpen waarover u vandaag spreekt - bijzonder veel tijd en bijzonder veel energie. Maar ik denk dat de meeste mensen de vrije tijd niet hebben om dat te doen. Terwijl u hierover met de kinderen praat, denk ik aan de leraar die ik gisteren sprak, die de afgelopen week vijf middagen heeft vergaderd, zes uur per dag met de kinderen omgaat, en dan nog twee uur heeft voor zijn vermoeidheid, zijn huiswerk en de rest van ons. Ik voel me zo gefrustreerd omdat ik geen manier weet waarop ze vrije tijd kunnen hebben, zoals ik die heb.
1:22:08 K: Op school moet de leraar vrije tijd hebben en het kind ook - niet alleen de kinderen. Ik moet vrije tijd hebben, ik moet kunnen wandelen, kunnen kijken. Vrije tijd betekent dat je niet de hele tijd bezig bent. Bezig met mijn problemen, mijn jaloezie, of met de activiteit van mijn kinderen. Ik heb vrije tijd nodig om te kijken. Daarom moet ik zorgen dat er op school dit soort vrije tijd is.
1:22:48 V: Ja.
1:22:49 K: Dat moet omdat het kind belangrijk is.
1:22:53 V: Maar vrije tijd is beslist meer dan alleen tijd reserveren, het is ook een duidelijke houding, het is een duidelijke zijnstoestand...
1:23:06 K: Nee. Wat betekent het om vrije tijd te hebben? Ik heb het woord niet opgezocht. Misschien kan dr. Bohm ons de betekenis van dat woord vertellen. Ik heb het niet opgezocht: 'leisure', vrije tijd hebben. Wat is het in het Frans, Italiaans? Avoir... In het Italiaans, signora? Il tempo? Wat is het in het Frans? Loisir. Dat is 'leisure'. Ik zoek het op, de oorsprong ervan. Ik ben het vergeten. Ik heb het eens opgezocht, maar ben het vergeten.
1:24:00 DB: Hetzelfde met 'empty' - leeg - dat betekent vrije tijd.
1:24:03 K: Dat is waar. Leeg. Dus vrije tijd betekent: niet bezet zijn.
1:24:14 V: Geen druk hebben.
1:24:17 K: Nee, niet bezig zijn. Dat is veel belangrijker dan geen druk hebben. Niet bezig zijn met koken, met de afwas, met boeken, met niets, niet bezig zijn.
1:24:31 V: Dat houdt orde in.

K: Nee, niet bezig zijn. Alleen dan leer ik. Door gade te slaan. Alleen als de geest leeg is, leer ik, heb ik inzicht. Dus om terug te komen op de school, ik ben daar leraar, dus ik praat met hem over vrije tijd. Begrijpt u? Het is een erg moeilijke taak, want ze zijn geoefend in het bezig zijn, om de hele tijd iets te doen, rond te rennen, fietsen, want dat is hun vlucht. Nietwaar? Dus ik moet geduldig beginnen. Zeggen: 'Kijk, zit stil.' In India is dat erg makkelijk, want ze hebben hun vader en moeder gezien, generaties lang, in wat ze meditatie noemen, wat stilzitten is. Dus als je op school, ik ga in India naar twee of drie scholen van de Foundation, als ik zeg: 'Laten we stilzitten,' dan zijn ze onmiddellijk, echt waar, onmiddellijk stil. Ze zitten niet te draaien of te friemelen. Dat komt door hun traditie. Dus ik zou met hen over vrije tijd praten, wat betekent, als je even vrij hebt, dat je dan niet op je fiets stapt en weg racet. Nietwaar? Ik zou erop ingaan omdat het me interesseert, omdat ik wil dat ze vrije tijd hebben, ik wil dat ze leren. Niet van mij, van boeken en zo, maar leren door mensen gade te slaan. Daarom zou ik daar met ze over praten. Daarna zou ik zeggen: 'Laten we praten over liefde, zekerheid.' Ik zou er met mijn hele hart op ingaan, omdat ik wil dat ze anders zijn. Niet volgens een patroon dat ik heb ontworpen. Ik wil dat ze opgroeien zonder angst. Weet u wat dat betekent? Daardoor zou de wereld veranderen, denkt u niet? Dus kunnen we, op deze school hier in Ojai, dit tot stand brengen? Nietwaar, meneer? Als u dat niet kunt, is het niet de moeite waard. Maar als u zegt: 'Dit is het enige in mijn leven.' Nietwaar? Het enige, het is mijn door God gegeven verantwoordelijkheid, door God gegeven tussen aanhalingstekens. Als we allemaal hetzelfde voelen, zullen we het morgen tot stand brengen. Begrijpt u, meneer? Geld, we zouden gaan bedelen, lenen, alles om zo'n school tot stand te brengen. Dat wil zeggen, niet alleen de school voor jonge kinderen, maar ook voor de oudere generatie, om al die dingen samen met hen te bespreken. Begrijpt u? De ouderen en de jongeren, we hebben hier genoeg ruimte. Er zal een centrum zijn waar volwassenen deze zaken regelmatig bespreken, drie weken achter elkaar, regelmatig - om hier je leven aan te wijden. De kinderen zullen dan de oudere mensen ontmoeten, en dat geeft een buitengewoon gevoel.
1:29:13 Ik heb genoeg gepraat. Niemand van jullie zegt iets, wat moet ik doen? Ik denk dat we beter kunnen ophouden, nietwaar? Genoeg gezegd voor vanochtend? Nietwaar, meneer?