Krishnamurti Subtitles home


OJ77DT4 - Als je je identificeert met een groep, neem je maar gedeeltelijk waar
Vierde discussie met leraren en ouders
Ojai, VS
27 maart 1977



0:34 K: Wat zullen we bespreken?
0:44 V: Laten we verdergaan met waar we het over hadden.

K: Doorgaan met wat we gisteren bespraken?
0:49 K: Ja.
0:54 V: Kunnen we het hebben over wat transformatie betekent?
0:59 K: Niet nu...
1:01 V: Binnen het kader van onderwijs.
1:04 K: Laten we het over onderwijs hebben. Dat is een heel ingewikkeld probleem. Waar hadden we het gisteren over?
1:18 V: Over vrije tijd.
1:20 K: Vrije tijd, leren. Vrije tijd is, zoals we zeiden, er vrij van zijn dat de geest met een probleem bezig is, met een gedachte, met het een of ander. Als ik ouder was en jullie waren de leraren, wat is dan mijn houding of verantwoordelijkheid voor de school, de ouders en de kinderen? Zullen we daar op ingaan? Is dat goed? Zou dat de moeite waard zijn?
2:24 V: Zeker.
2:27 K: Als ik een ouder ben, hoe kijk ik dan naar de andere ouders van de school? Wat is mijn verhouding tot de leraren en de andere ouders? Kunnen we op deze vraag ingaan? Mark Lee, denk je dat deze vraag de moeite waard is? Wat zeggen jullie?
3:14 V: Ja.
3:31 K: Ik heb een zekere verantwoordelijkheid als ouder om de kost te verdienen, een baan te hebben, en ik ga vijf dagen per week de deur uit, en ik heb zaterdag en zondag wat vrije tijd en ik kom jullie helpen, ik werk samen met jullie. Is er een relatie tussen jullie en mij, of is het allemaal erg oppervlakkig? Ben ik werkelijk geïnteresseerd, niet alleen in mijn eigen kinderen maar ook in andermans kinderen? Ben ik werkelijk geïnteresseerd in wat de leraren onderwijzen, hoe ze lesgeven? En kan ik de leraren helpen of met ze samenwerken in een totaal andere onderwijsvorm? Dat wil zeggen, wat is lesgeven en wat is leren? Mag ik daar op ingaan? Lesgeven betekent dat ik als opvoeder informatie heb verzameld over wiskunde, of welk ander vak dan ook, en dat ik de leerling probeer te informeren over mijn kennis, mijn kennis over wiskunde. Hoe doe ik dat, als leraar, met de leerling die van me gaat leren? Hoe breng ik wiskunde over of geschiedenis aan de leerling volgens een andere manier van lesgeven? Ik vraag me af of ik nu iets overbreng. Doe ik dat? Dat wil zeggen, ik ben geschiedenisleraar - laten we dat nemen - of wiskundeleraar. Hoe onderwijs ik geschiedenis op een totaal andere manier? Bent u hierin geïnteresseerd? Hoe onderwijs ik wiskunde of geschiedenis? Laten we deze twee voorbeelden nemen. Hoe onderwijs ik die vakken? Ik weet veel over geschiedenis omdat ik dat vak heb gekozen - ik heb een graad behaald, of niet, aan de universiteit of hogeschool - en ik wil de leerling geschiedenis leren op een wereldomvattende manier, niet alleen de Amerikaanse geschiedenis. Ik zou ze Amerikaanse geschiedenis geven, maar van veel groter belang in de geschiedenis is de evolutie van de mens. Kunnen we daarop ingaan? Frits Wilhelm: Ook dat de evolutie niet alleen uiterlijk heeft plaatsgevonden, maar dat die nog steeds doorgaat en ook innerlijk is.
8:20 K: Daar zal ik op ingaan. Ik ben geschiedkundige. Ik wil de leerlingen geschiedenis leren. Vanuit welk standpunt leer ik ze geschiedenis? Als Amerikaan of Engelsman, Duitser of Rus, hoe geef ik les in geschiedenis? Geschiedenis in de zin van wat er met de mens is gebeurd in tienduizend jaar, hoe de man of vrouw - excuses dat ik 'man' gebruik, maar daarmee bedoel ik ook vrouwen, laten we geen ruzie maken over wat ik spontaan zeg. Hoe heeft de mens zich ontwikkeld, of niet? Wat betekent geschiedenis? Wat betekent geschiedenis, meneer? Dat is het bestuderen van de mens op een ander vlak, nietwaar? Zou ik hem lesgeven of helpen de geschiedenis te begrijpen vanuit een Amerikaans standpunt? Hoewel hij de Amerikaanse geschiedenis moet kennen of de Engelse of Franse geschiedenis enzovoort, maar zou ik hem die leren vanuit dat bekrompen, beperkte standpunt, of zou ik de geschiedenis van de mensheid nemen, de mens, of die nu in India, Japan, Rusland, Europa of Amerika leeft, of in Australia of wat dan ook, Japan, laten we alles omvatten. En als ik hem wil onderwijzen, hem wil helpen om geschiedkundig het verhaal van de mens te begrijpen - geschiedenis betekent 'verhaal' - hoe ga ik dat aanpakken? Begrijpt u mijn probleem? Ik wil op een heel andere manier lesgeven, niet alleen de jaartallen van koningen en oorlogen vertellen, en dat soort blabla. Dus hoe zou ik het lesgeven aanpakken of helpen de geschiedenis van de mens te leren, het verhaal van de mens? Ik geloof dat in het Italiaans 'storia' geschiedenis betekent. Begrijpt u mijn probleem? Hoe benader ik het? Hij moet de Amerikaanse geschiedenis kennen, leren, maar ook de geschiedenis van de mens. Hoe pak ik dat aan?
11:47 V: Wilt u doorpraten of mogen wij iets zeggen?
11:50 K: Gaat uw gang, meneer.
11:53 V: Gisteren zei u dat u het antwoord niet wist en dat we er samen aan werken. Neem geschiedenis, als je samenkomt met de kinderen, wil je misschien die dag geschiedenis geven of je hebt een idee, maar het gaat erom dat je moet zien wat de kinderen willen. Jij kunt wel een geschiedenisles willen geven maar dat willen de kinderen op dat moment misschien niet.
12:25 K: Wat willen kinderen het liefst? Zich amuseren, genieten, rondrennen, u weet wel.
12:36 V: Nee, dat denk ik niet. Laten we daarin duiken. Je gaat naar de kinderen. Bij geschiedenisles is het belangrijk dat er situaties ontstaan waarin een paar kinderen heel graag iets van geschiedenis willen leren vanuit de omstandigheden van die dag. En dat lijkt me het geschikte moment om geschiedenisles te geven.
13:03 K: Wilt u zeggen dat de kinderen hun eigen onderwerp moeten kiezen?
13:13 V: Ja.
13:15 K: Meent u dat?

V: Jazeker.
13:19 K: Zoiets als kinderen mogen eten wat ze willen.

V: Nee.
13:25 K: Waarom niet?
13:27 V: Nee, maar ik vind dit een serieuze zaak en u zegt dat dit een dialoog is...
13:33 K: Ik wil u er niet van weerhouden om in dialoog te gaan. Laten we een goede dialoog houden. Integendeel. U zegt: laat de kinderen hun onderwerp kiezen als ze daar zin in hebben. Ja, als ze daar zin in hebben enzovoort.
13:55 V: U zegt dat u wiskunde en geschiedenis wilt geven, gymnastiek en u hebt de hele dag - om terug te komen op het voorval, een kind kan zich druk maken over wat hij eet en het effect dat het op hem heeft, en dat is het tijdstip dat ze meer willen weten over bloed en voeding. Of ze houden hun hand voor een zaklamp en zien het bloed, en andere kinderen zien dat ook, en als je die dag over anatomie wilt vertellen, is dat vanzelfsprekend... Wat ik beweer is dat ergens in de week een paar kinderen de sterke wens hebben om over geschiedenis te leren. Dat is één. Ten tweede, als je geschiedenis onderwijst van een wereldomvattend standpunt, zoals u zegt, ik ken dat soort geschiedenis niet en de meesten hebben het op een specifieke manier geleerd, dus misschien zijn er enkele grote geschiedkundigen met zo'n wereldomvattend standpunt, maar waarschijnlijk niet op deze school, dus als ze het willen leren vanuit een globaal standpunt, weet de leraar dat niet, dus ze moeten het samen op die manier leren.
14:59 K: Ik ben nog niet helemaal klaar met het wereldomvattende standpunt. Daar wil ik graag op ingaan omdat ik onderzoek, wij zijn aan het onderzoeken hoe we lesgeven, niet alleen de Amerikaanse geschiedenis - niet wanneer we lesgeven, niet in een bepaalde periode, of in de morgen, in de middag of als het uitkomt enzovoort, maar we proberen uit te zoeken - geschiedenis is tot dusver gegeven op de Engelse manier, de Russische, Franse, Italiaanse, Amerikaanse, alsof we afzonderlijke mensen zijn. Ik dacht dat als ik geschiedenis moet geven, ik het helemaal niet op die manier zou benaderen. Natuurlijk moeten ze de Amerikaanse geschiedenis kennen, als ik in Amerika was, of in Rusland of Engeland. Maar misschien is er een andere manier om niet alleen Amerikaanse geschiedenis te geven, maar ook de geschiedenis van de mens, de hele mensheid. Nietwaar? We bespreken hier niet wanneer we lesgeven.
16:34 V: Daar ben ik het mee eens. Geef geen geschiedenis vanuit een bepaald gezichtspunt of een bepaald land.
16:40 K: Ja, dat is een erg bekrompen, beperkt standpunt. Hoe ga ik dat aanpakken? Begrijpt u? Ik wil de geschiedenis van de mens omvatten, en dat betekent de Indiase, Europese, Chinese mens. Hoe ga ik dat aanvatten? Want ik heb er genoeg van om geschiedenis te geven als Amerikaan en te zeggen, dit moet je leren. Of Europeaan - dat is zo onbeduidend. Dus hoe ga ik het lesgeven aanvatten, niet alleen de specifieke ontwikkeling van één groep? Ik wil de hele wereld erin opnemen want dan wordt het veel boeiender. Nietwaar? David Moody: Dat hebben we op deze school gedaan. Als eerste hebben we het ontstaan van de planeet bestudeerd, de ontwikkeling van het leven op de planeet, en de ontwikkeling van de mens, eerst als biologische schepsel, dat zich ontwikkelde. Toen kwamen we bij wat ons de eerste cruciale vraag leek, namelijk: welke verandering heeft het begin van de mens gekenschetst? Wat is er in de prehistorie of oude geschiedenis gebeurd dat het ontstaan van de mens heeft gekenschetst? Welke kenmerken van de mens zijn van wezenlijk belang? Het vervaardigen van gereedschappen? De taal? Het denken? De cultuur?
18:45 K: U begrijpt niet wat ik wil zeggen of ik begrijp u niet. Mark Lee: We proberen de kinderen in te voeren in een overzicht van het ontstaan van de mens en dat als geheel te presenteren en ons er zo in te verdiepen, niet vanuit de afzonderlijke delen.
19:08 K: Dat begrijp ik. Hoe brengt u de leerling in contact met de hele geschiedenis? Begrijpt u wat ik wil zeggen? Niet hoe de mens uit de apen is ontstaan enzovoort, maar wat is zijn relatie, de relatie van de leerling tot de hele mensheid, wat geschiedenis is? Begrijpt u? FW: Hoe kan ik de leerling overbrengen dat hij het resultaat is van de geschiedenis en wezenlijk dezelfde ontwikkeling doormaakt, en bij zichzelf dezelfde ontwikkeling kan gadeslaan. die we in de geschiedenis kunnen zien?
19:59 K: We hebben het toch over de mensheid? De mensheid is dat kind. FW: Dat is waar.
20:05 K: De mensheid dat zijn jij en ik. Als geschiedenisleraar wil ik dat de leerling een vertegenwoordiger is van de hele mensheid. Nietwaar? ML : Dus u zegt dat het vooraf gaat aan het veronderstellen van antropologische vooruitgang.

K: Wat we altijd doen. ML: Dat hoort er op een gegeven moment bij. Maar de studie moet zich liever toespitsen op het kind. Op het kind, ja. Dus het gaat van hem uit.
20:47 K: Wat zegt u daarvan? DM: Dat begrijp ik.
20:51 V: Ik heb het niet begrepen.
20:54 DM: Dat is precies wat Mark opmerkte, dat de studie zich niet richt op de oppervlakkige feiten over koningen en oorlogen, en ook niet de belangrijke feiten over het ontstaan van de mens, maar gericht wordt op het kind. omdat hij het product is van de geschiedenis.
21:13 V: Ik begrijp de woorden. Ik begrijp het idee. Gaat het om de onzekerheid van nationalisme en oorlog?
21:19 K: Nee.

V: Dan heb ik er niets van begrepen.
21:22 DM: De studie van de geschiedenis is de studie van de mens.

V: Oké.
21:25 DM: Het kind is de mens.

K: Ja, het kind is de mens. FW: Dat is waar. Maar neem bijvoorbeeld twee kinderen die vechten om speelgoed. Je zegt: kijk, Jullie vechten over dit speelgoed. Waarom vechten jullie daarover? Dat is precies hoe een oorlog ontstaat. En je kunt hem laten zien dat het in het geheel past en hij als kind precies hetzelfde doet.
21:58 K: Is dat begrepen? Geschiedenis is de mensheid. De mensheid is dat kind. Nietwaar? Dus door de mensheid te begrijpen, ga je jezelf begrijpen Is dat zo? Niet 'oké'.
22:35 V: Nee, de vraag is er nog steeds.
22:39 K: Ik peil het alleen nog maar, raak het aan. Met andere woorden, als ik mezelf als menselijk wezen bestudeer, draag ik de hele geschiedenis van de mens bij me. Antropologisch gezien, zoals hij al zei, kan ik erover leren, maar in essentie bestudeer ik de mens als ik mezelf bestudeer, de hele mensheid, omdat ik dat menselijk wezen ben. Is dat zo? DM: Ja.
23:31 K: Dus hoe kan ik, als ik dat weet, dat voel, de waarheid ervan inzie, het kind helpen om zichzelf te begrijpen? Begrijpt u het probleem? Hoe gaan we dat aanpakken, als we hiermee instemmen - nee, niet instemmen - als we zien dat het kind of het 'ik' de geschiedenis van de mensheid is. psychologisch gezien? Antropologisch kunnen we zien hoe de mens is ontstaan. Dat moet ik bestuderen, dat moet ik weten. Maar omdat het de geschiedenis van de mens is, de mensheid, en ik ben die mens en het kind is die mens, hoe kan ik hem als opvoeder helpen zichzelf te begrijpen, hij die de hele belichaming van de mensheid is? Begrijpt u het, meneer? Nietwaar? Hoe zal ik daarmee beginnen? ML: Die studie omvat ook psychologie, sociologie...
25:10 K: Daar komt van alles bij, laten we langzaam beginnen. Ik zie de waarheid ervan dat ik, bij het bestuderen van de mens - dat ben ik en het kind - de hele geschiedenis van de mensheid leer - niet de jaargetallen en oorlogen enzovoort maar de hele psychologische structuur van de mens. Nietwaar? DM: Ja.
25:48 K: Hoe help je het kind om dit te leren, zichzelf te bestuderen? Niet mezelf als tegengesteld aan de rest. Niet mezelf als individu apart van de rest. Want ik ben de mensheid. Ik weet niet of u dat ziet...
26:13 DM: Ja, dat zie ik.
26:17 K: Hoe help ik hem om zichzelf te bestuderen, niet als Joe of Bill, maar als vertegenwoordiger van de mens? Ik hoef niet uit te wijden over dat punt. Hoe zal ik ermee beginnen? Bent u hierin geïnteresseerd?
26:53 V: Ik heb een idee.

K: Hoe dan?
26:56 V: Als je begint vanuit het standpunt van de geschiedenis, kun je beginnen met de monarchie, dus het koningschap, of met iets op het gebied van het begrip van de geschiedenis. Daarna wordt er gezegd of begrepen dat het niet altijd zo geweest is; dat het koningschap een uitvinding is en dat in één persoon zowel het koningschap zit als onderdanigheid, heerszucht of de baas spelen...
27:23 K: Kom daar niet op terug, treed niet in bijzonderheden, laten we eerst het principe te pakken krijgen. Door mezelf te bestuderen, bestudeer ik de mensheid. Ik bestudeer niet mijn 'ik'.

V: Ja.
27:44 K: Ik vraag me af of u dat inziet.
27:48 V: Het gehele heden is overal aanwezig.

K: Nee, luister eerst. Ik heet J.K., maar ik bestudeer niet J.K. Ik bestudeer mezelf die de mensheid is. Alles is dan veranderd. Ik kan dat omdat ik ouder ben, ik kan gewaar zijn, ik weet hoe ik mezelf moet bestuderen. Niet volgens Lloyd, niet Frank Lloyd, maar die andere. Freud en Adler of Jung of een van de nieuwste, Spiller of wie dan ook. Die ga ik niet bestuderen en toepassen, maar ik ga mezelf bestuderen, want ik ben Freud. Ik vraag me af of u dit punt begrijpt. Nu wil ik dat kind helpen dit te begrijpen, het kind dat in wezen de geschiedenis is. Nietwaar? Wat zal ik doen? Hoe zal ik dat aanpakken? Dat hij zichzelf als de mensheid bestudeert en niet als - wat is je voornaam, Bill?
29:40 V: Ja.

K: Bill. Hoe zal ik dat aanpakken? Als je de waarheid ervan ziet, het feit, hoe zal ik beginnen? Dat wordt vast heel bijzonder, denkt u niet? Ik weet niet of u dit inziet.
30:07 V: Kun je niet vragen of zij willen beginnen?
30:09 K: Arme kinderen, dat zouden ze niet weten. Ze zouden het niet weten. Ze zijn te jong.
30:14 V: Als je ziet dat ze Napoleon of Julius Caesar zijn, kun je zeggen: o, jij bent Napoleon, vertel me wie Napoleon was, laat me zien wat je aan het doen bent.
30:24 K: Ik heb dertig leerlingen tegenover me. Ik heb op deze manier over geschiedenis gesproken en ze zeggen tegen mij: ik begrijp wat u bedoelt. Daar heeft u een heel goed punt, het maakt een einde aan de egocentrische activiteit enzovoort. Hij begrijpt er niets van, maar hij zegt: dat is een goed punt. Hoe helpt u mij om mezelf te bestuderen? Dat is het probleem. Ik heb dertig jongens en meisjes in de klas. Wat doe ik dan?
31:04 V: Gaat de hele geschiedenis niet over het verkrijgen van veiligheid?
31:11 K: Nee, geen veiligheid, ik wil hem helpen zichzelf te begrijpen, te bestuderen. naar zichzelf te kijken, over zichzelf te leren.
31:32 V: Kan hij wel leren als hij het antwoord al weet? Moet het niet altijd een echte vraag zijn?
31:38 K: Dat is voor hem een echte vraag.
31:41 V: Als ik het antwoord weet, kan hij niet leren. Als ik het antwoord weet...

K: Nee, alstublieft, ik wil hem onderwijzen of helpen zichzelf te bestuderen. Dat is alles. Wat ga ik doen?
32:05 V: Moet ik dat mezelf niet afvragen?
32:07 K: Ik ben de leraar met dertig studenten tegenover me. Ik geef geschiedenis, ik heb dat antropologisch behandeld, hoe de mens enzovoort, en ik ben op het punt gekomen dat ik zeg: kijk, jij bent de mensheid. Geen Amerikaan of Engelsman, dat is maar een etiket. Jij bent de mensheid. Door jezelf te bestuderen begrijp je de hele ontwikkeling van de mens. Ze zeggen dat ze het inzien. Ze vragen of ik ze wil helpen zichzelf te bestuderen, meer niet. Dat is de eerste vraag die ze me stellen.
33:09 V: Laten we doorgaan en het over bestuderen hebben. Wat betekent het dat hij zichzelf bestudeert, terwijl ik intussen mezelf bestudeer?
33:18 K: Vraagt u soms: wat bedoelt u met bestuderen? Blijf daarbij en ga niet te snel. Wat bedoelt u met mezelf bestuderen? Ik heb geleerd mezelf te bestuderen door een boek te lezen.
33:40 V: Dat is wat ik leer als ik begin te studeren.
33:42 K: Wacht, kijk ernaar. Ik weet hoe ik mezelf kan bestuderen, want dat heeft iemand me laten zien, Freud, Jung en die hele kliek. Dus ik zeg dat het hun interpretatie is, hun conditionering, hun vooroordelen, en jij bent zo ook. Dus als je jezelf bestudeert, moet je Freud en de rest links laten liggen. Ik vraag me af of u dat begrijpt. Een van de jongens vraagt: help me om mezelf te bestuderen. En hij vraagt: wat bedoelt u met bestuderen? Ik weet hoe je een boek bestudeert, het leert, naar de bladzijden kijkt, erop blokt, van buiten leert en onthoudt. Ik weet hoe dat moet, dat heb ik geleerd. Maar u zegt iets heel anders. Mezelf bestuderen, wat betekent dat?
35:00 V: Kan ik mezelf bestuderen? Dat vraag ik me af. Wat kan mijn krachtige brein aan activiteiten ondernemen om mezelf te bestuderen?
35:11 K: Waarom niet, meneer?
35:13 V: Ik heb Freud bekeken en niets geleerd.
35:17 K: Mag ik nog twee minuten, meneer? Ik wil eerst uitzoeken wat het betekent om te studeren, wat leren betekent, leren over mezelf. Nietwaar? Leren over uzelf. Wat betekent het om te leren? ML: Misschien is waarnemen de eerste stap.
35:47 K: Wat betekent het te leren?
35:55 V: Openstaan voor het principe van de dingen. Zoals u daarnet zei: eerst het principe, dan de bijzonderheden.
36:06 K: Meneer, alstublieft, ik zeg tegen de leerling, de jongen of het meisje: leer over jezelf. Hij zegt: wat bedoelt u met leren over mezelf? Wacht even, dat vraagt hij.
36:26 V: Vraagt hij het ook aan mij? Ik ben de leraar.

K: Nee, ik ben de leraar. Er zitten dertig jongens tegenover me. Een van de jongens zegt: wat bedoelt u met leren over mezelf? En hij zegt: wat betekent 'leren'? Ik heb over Napoleon geleerd, de oorlogen die hij heeft gevoerd, enzovoort. Bedoelt u dat ik op dezelfde manier over mezelf moet leren?
37:09 V: U zegt van niet..

K: Luister, meneer.
37:14 Vraagt u me op dezelfde manier te leren als ik geleerd heb over Napoleon? Dat wil zeggen, leren van een boek of van een leraar. Als er geen boeken zijn, geen leraren, hoe kan ik dan over mezelf leren? Ik ben gewend aan dat soort leren. Hier is geen boek. Nietwaar? Hoe moet ik dan leren? Ik weet niet of u de essentie hiervan inziet. Begrijpt u? Wacht, ik ben nog niet klaar. Wat bedoelt u met leren? Hiervóór heb ik uit boeken geleerd. Maar er zijn geen boeken over mij. Over mij zijn er geen boeken, zegt de jongen, want u hebt gezegd dat Freud, Jung, de nieuwste...
38:40 V: R.D. Laing.

K: Ja, de nieuwste psycholoog, u zegt dat ze allemaal in jezelf zitten. Nietwaar? Dus hoe moet ik leren? Ik weet niet of u dit inziet. Als u een jongen was, zou u deze vraag dan niet stellen? Ik vraag het als jongen. En ik zeg: dat soort leren ken je, het betekent onthouden, in het geheugen opslaan wat je hebt geleerd, in het brein, en daarna pas je het toe, kundig of niet, maar hier ga je over jezelf leren, jij die de mensheid bent, de rest van de menselijke strijd, geluk, pijn, angst. Dat alles ben jij. En je gaat leren over jezelf. Hij zegt: sorry, dat begrijp ik niet.
40:01 V: Ik zal mijn dochter zeggen: leer over jezelf, Maar houd niet vast aan wat je ziet, draag het niet met je mee, wees altijd nieuw. Je leert elke keer iets nieuws. Blijf niet doorgaan met dat oude idee over jezelf.
40:14 K: Nee, alstublieft, wilt u luisteren naar wat ik zeg, niet naar wat u denkt? U weet heel goed wat uw eigen gedachten zijn, uw eigen ervaring, uw eigen studie enzovoort, maar u luistert niet naar een ander, dus zet opzij wat u hebt geleerd en zoek uit wat deze man te zeggen heeft. Nietwaar? Dus ik ga hem helpen om te begrijpen wat leren betekent. Wat leren betekent, afgezien van feiten in het geheugen opslaan.
41:05 K: Is dat goed?

V: Ja.
41:09 K: Doet u met ons mee?

V: Ja.
41:12 K: Doet u dat echt? Dus ik ga hem helpen om te leren. Wat te leren? Begrijpt u? Wat gaat hij leren? Kom op, zeg hier iets over.
41:47 V: Het leren waar u over spreekt, vergeleken bij het leren van jaartallen en personen, is leren over geen uitgesproken onderwerp, en dat is het eerste verschil.
41:58 K: Nee, ik weet wat leren is.
42:04 V: Ja, uit het hoofd leren.
42:10 K: Maar hier leert u... waarover?
42:17 V: Jezelf.

K: Jezelf, die de mensheid is.
42:23 V: Waarover geen boeken zijn.

K: Wacht, de mensheid. Dus gaat u wat u uit boeken hebt geleerd, toepassen op uzelf, en zegt: ik ga mezelf bestuderen aan de hand van een boek, of komt u bij mij en zegt: boeken zullen de studie van mezelf niet verduidelijken, dus zet alle boeken, alle vormen van gezag, opzij. Zie het belang ervan in. Ik heb alle boeken, elk gezag, opzijgezet, dus ik ben vrij - om wat te doen?
43:15 V: Om waar te nemen.
43:18 K: Vrij om waar te nemen. Wat neem ik waar?

V: Uzelf.

V: De mensheid.
43:25 K: Niet zo snel, alstublieft.
43:31 V: Oké.

K: Geef alstublieft nog geen antwoord. Ik smeek het u, want dit is enorm gecompliceerd. Wat neemt u waar?
43:48 V: Wat is er waar te nemen?

V: De mensheid.
43:52 K: Nee, meneer. Hij zegt waarnemen. Wat bedoelt hij met waarnemen? We denken al te weten wat dat betekent. Waarnemen, wat betekent het? Wat ga ik waarnemen? Kom op, zeg het me.
44:26 V: Het betekent niet: erop uitgaan en het uit boeken halen. Het betekent niet dat ik mijn ogen en oren gebruik en erop uitga...
44:35 K: Waarom niet?
44:38 V: Omdat ik het nog niet heb over zien...
44:42 K: Ik neem waar. We proberen te begrijpen wat de betekenis van dat woord is. Wat betekent het om waar te nemen?
44:52 V: Kijken.

K: Nee, gebruik geen ander woord. Wat betekent het om waar te nemen - het woord.
45:05 V: Zien zonder de ogen.
45:08 V: Zien wat er is, wat er echt is.
45:10 K: Ik zie met mijn ogen - de bomen...
45:13 V: Nee, ik zei zonder ogen, bestuderen zonder...
45:16 K: Luister, alstublieft. Ik neem waar. Ik observeer alles om me heen, de sneeuw op de bergen, de bomen, de schaduw, de diepte van het licht, ik neem de hele schoonheid van de natuur waar.
45:40 V: Dat is wat u waarnemen noemt.

K: Wacht, ik neem waar.
45:48 V: U kijkt naar één ding.
45:51 K: Ik observeer de hele natuur, de bergen, de bomen, de heuvels, de sinaasappelboomgaarden, het tekort aan water - daarbuiten. Dus neem ik alles om me heen waar, alles afzonderlijk heel duidelijk, of is het een massa, een mengeling? Begrijpt u? Tegen de jongen zeggen we: neem waar, en hij vraagt wat dat woord betekent, waarnemen. Het betekent kijken, zien. Ziet u de hele natuur om u heen? Ziet u, neemt u waar wat er in Europa gebeurt, wat de mens zichzelf aandoet?
46:54 V: Ziet u het echt?

K: Ziet u het echt als u op straat loopt, ziet u wat er gebeurt?
47:07 V: Nee, als ik kijk met een blik die verstoord wordt door alle lawaai om me heen, zie ik niet, al kijk ik misschien.
47:17 K: Nee, we proberen te begrijpen - neem me niet kwalijk - de betekenis van het woord 'waarnemen' te begrijpen. Niet alleen buiten ons, maar ook innerlijk waarnemen. Het omvat allebei. Nietwaar? Neem ik daarbuiten de beweging van die tak in de wind waar? Nee, neemt u die waar? Of zegt u, ja, en bent alweer ergens anders. Of neemt u alles waar? Of is het allemaal een waas? Begrijpt u mijn vraag? Als ik weet hoe ik het kleinste ding om me heen moet observeren, weet ik hoe ik mezelf kan bestuderen. Omdat ik aandacht heb besteed aan de beweging van die boom, die tak in de wind, het heel zorgvuldig heb bekeken, heb ik geleerd te kijken, dus mezelf te bekijken, mijn gedachten, mijn gedrag te bekijken. Nee? Laten we van daaruit verdergaan. Dus ik zeg tegen hem: neem waar. Als je uit het raam kijkt terwijl ik aan het praten ben, kijk heel goed naar elke bijzonderheid. Zeg niet: ik moet naar u luisteren, waardoor tegenstrijdigheid ontstaat, maar als je uit het raam kijkt terwijl ik aan het praten ben, kijk dan goed. Begrijpt u dat? Zie de welving van dat dak, zie hoe de spijkers erin zijn geslagen. Leer waar te nemen, en leer daarna jezelf waar te nemen. Dus hij zegt: goed, wat is 'mezelf'? U zegt dat ik de geschiedenis van de mensheid ben. Ik ben de hele geschiedenis, de hele geschiedenis van de mens, dat is zo, hoe moet ik die enorme dynamiek van mezelf bestuderen?' Begrijpt u? Dat is uw probleem, bespreek het met mij.
50:23 V: Kan ik naar mezelf kijken zoals ik ook uit het raam kijk, en geen bomen zien, geen bloemen, maar kan ik dat hele zelf zien zoals ik die andere dingen zie? Kan ik naar binnen keren, of heb ik me al naar binnen gekeerd, terwijl ik naar buiten kijk.
50:44 K: Ik kan niet zien wat er achter me is, omdat mijn ogen maar tot zover kijken - ik kan niet zien wat achter me is. Nietwaar? Dit is heel belangrijk, dus luister goed. Ik kan alleen zien wat er gebeurt tot dat bepaalde punt, in die halve cirkel buiten mij. En ik vraag: kan ik mezelf helemaal zien of zie ik alleen een gedeelte van mezelf? Fysiek kan ik niet zien wat er achter me gebeurt. Nietwaar? Werkt datzelfde principe ook als ik mezelf bestudeer? Of kan ik mezelf in het geheel zien? Begrijpt u? Ik vraag me af of u snapt wat ik zeg. Is dat zo? Hebt u dit niet gedaan? O ja. Wat zegt u ervan? Begrijpt u het nu?
52:27 DM: Ik begrijp de vraag.

K: U begrijpt de vraag, maar bent u verder gegaan, bent u er dieper op ingegaan?
52:36 DM: Nee.
52:41 K: Waarom niet? U bent mijn leerling, u bent Bill, en ik zeg tegen je: leer over jezelf. En u zegt: wat bedoelt u met leren over mezelf? Nietwaar? Is dat leren hetzelfde als leren uit een boek? Ik zeg: nee, dat is het niet. Tot zover is het duidelijk.
53:11 K: Nietwaar? DM: Ja.
53:13 K: Wat bedoelt u dan met leren, als het niet volgens een boek gaat, wat bedoelt u dan met leren? Leren waarover? Nietwaar? Tot zover is het duidelijk.
53:27 DM: Helemaal.
53:30 K: Leren over mezelf. Over mezelf is er geen boek, dus je kunt niet over jezelf leren zoals je uit boeken hebt geleerd. Nietwaar?
53:52 K: Daarvoor heb je een nieuwe manier van leren. Wat is die nieuwe manier?
54:05 DM: Observeren.
54:06 K: U zegt: observeren. Wat ga je observeren?
54:14 DM: Eerst wat er buiten me is.
54:17 K: Dat eerst. Ik zie die auto, ik zie die heuvel, het golvende dak, de deuropening, jullie - ik observeer. Dat is slechts gedeeltelijke observatie.
54:31 DM: Omdat ik niet achter me kan kijken.
54:34 K: Sommigen kunnen dat. Ik heb het geprobeerd, dat is iets anders. Lach niet, dat is iets heel anders, niet iets grappigs. Dus gebruik je hetzelfde soort gedeeltelijke waarneming voor jezelf? Omdat je jezelf bestudeert. Is het de hele tijd gedeeltelijke waarneming of is het algehele waarneming? Stel me die vraag. Dit soort vragen stelt u me niet. Begrijpt u het tot zover?
55:27 DM: Helemaal.

K: Duidelijk? DM: Duidelijk.

K: Goed. En u zegt tegen mij: ik ben gewend aan dat soort gedeeltelijk leren, omdat ik niet achter me kan kijken, en op dezelfde manier kan ik mezelf niet in het geheel zien. Want het brein is geoefend in het waarnemen van onderdelen.
56:04 DM: Zelfs in het gezichtsveld daarbuiten, zelfs daar observeer ik gedeeltelijk.
56:10 K: Altijd een gedeelte. Ik doe het altijd op die manier, omdat mijn brein zo is gevormd. Nietwaar? Die jongen, Bill, vraagt me: hoe kan ik mezelf in het geheel zien, als ik eeuwenlang geconditioneerd ben om gedeeltelijk te kijken? Begrijpt u?
56:51 K: Kunt u het tot zover volgen?

V: Ja.

K: Goed.
56:56 K: Dus je zegt tegen Bill: dat is de realiteit, je bent op dit punt gekomen. Kun je die conditionering doorbreken van het waarnemen van stukjes, aparte, fragmentarische stukjes? Kunt u dit volgen? Bent u hierin geïnteresseerd? Ik weet het niet. Kun je die conditionering doorbreken? Als je niet verder komt dan het observeren van onderdelen, bestudeer je de geschiedenis volgens de Amerikanen enzovoort.
57:49 K: Volgt u dat?

V: Ja.
57:51 K: Dat betekent dat je geconditioneerd bent door de Amerikaanse geschiedenis, omdat je jezelf hebt geïdentificeerd met dit land dat je Amerika noemt, en in die identificatie voel je je zeker, daarom ben je geconditioneerd om slechts gedeeltelijk te observeren. Nietwaar? En ik zeg dat zolang je geconditioneerd bent, je nooit het leven in zijn volle omvang zult zien. Dus hij vraagt me: hoe moet ik dat doorbreken? Nietwaar? DM: Juist.
58:46 V: Uiterlijk, als ik naar buiten kijk, als ik naar u kijk, kan ik me alleen richten op u. Ik kan niet zien...

K: Ja, dat kunt u wel.
58:59 Ik kijk naar hem en kan die mensen zien.
59:02 V: Maar niet duidelijk.
59:04 K: Daarom is het gedeeltelijk, dat hebben we gezegd.
59:08 V: Maar is het mogelijk voor mij om u en David Moody duidelijk te zien?
59:13 K: Nee, dat kan fysiek onmogelijk zijn. Dat is vanzelfsprekend. Nietwaar? Laten we verdergaan.
59:25 V: Dus het is die conditionering. Wat doe ik daaraan? Ik geloof dat het daarom ging...
59:30 K: Dat is alles. Ik heb dat punt met Bill bereikt. Ik heb gezegd: Bill, kijk wat je hebt gedaan. Je bent een lange weg afgelegd. Eerst keek je nooit naar de geschiedenis vanuit dit standpunt, nu kijk je ernaar alsof je zelf de hele geschiedenis bent. En je gaat die geschiedenis bestuderen, en die ben jijzelf. Dat betekent dat je leert over jezelf. Dat betekent dat je jezelf waarneemt. Maar fysiek kun je niet de hele horizon zien, je ziet alleen een gedeelte ervan, want zo ben je geconditioneerd. Je bent ook geconditioneerd om jezelf te zien als Amerikaan, Rus, Chinees of wat dan ook. Dus je bent geconditioneerd. Kun je die conditionering doorbreken? Hij zegt: door mezelf te bestuderen ben ik zover gekomen. Dat is nogal eenvoudig. Nu zegt hij: kan ik die conditionering afbreken? Nietwaar? Wat is uw antwoord? Ik moet even pauzeren. Hier zijn we al geweest. Ga door, wat is jullie antwoord? Sorry.
1:01:10 V: Er waren twee vragen: afbreken van conditionering, Amerikaan zijn en de geschiedenis vanuit dat standpunt bekijken. Ik kan zien hoe dat doorbroken kan worden. Maar die algehele observatie van jezelf...
1:01:22 K: Nee, meneer, u hebt niet geluisterd. Neem me niet kwalijk. Mijn brein is van jongs af aan geconditioneerd om zich te identificeren met een bepaalde groep, een Amerikaanse, Russische, Chinese of Indiase groep, enzovoort - geconditioneerd. Omdat het zo is geconditioneerd, kan ik het geheel niet zien.
1:02:01 V: U vraagt hoe we er doorheen kunnen breken.
1:02:03 K: Ziet u eerst dat feit zelf?

V: Ja.
1:02:09 K: Als u dat feit ziet, vraagt u vanzelfsprekend: hoe zie ik het geheel, als ik altijd zo ben geconditioneerd? De volgende vraag luidt dan: kunt u die conditionering afbreken, wegspoelen, opheffen?
1:02:32 V: Ja. Maar daarna kwam er die andere kwestie, toen u zei: hoe observeert u zichzelf als geheel?
1:02:40 K: Dat komt nog.
1:02:42 V: Ik zie hoe ik de conditionering van identificatie met een bepaalde natie kan opheffen.
1:02:48 K: Ja.

V: Dat begrijp ik.
1:02:50 K: Hebt u dat gedaan? Ik vraag Bill, heb je dat echt gedaan? Of zeg je gewoon ja, laten we verdergaan. Heb je werkelijk iets hierover geleerd? Bill zegt: ja, ik heb het geleerd, Ik ben niet meer een Tsjech, Bulgaar, niets meer. Als het buiten is, zie ik dat. Maar ik heb die conditionering. Kan ik daar doorheen breken, kan ik die opheffen? Het is best makkelijk om te zeggen: ik ben geen Amerikaan meer - dat is nogal eenvoudig. Maar het identificatieproces met een groep, een persoon, is het principe dat het gedeeltelijk maakt.
1:03:55 DM: U zegt: het zich identificeren met een groep.
1:03:57 K: Met een groep, met een idee, met een kerk, katholiek, protestant...
1:04:02 DM: Dat legt de basis voor fragmentarische waarneming.
1:04:07 K: Dat klopt. Want je zoekt veiligheid, je zoekt zekerheid in het katholicisme, het protestantisme, in een groep, een idee, in een land, een natie. Nietwaar?
1:04:29 DM: En in het geloof dat ik één ben met die groep...
1:04:36 K: Geen geloof - het is zo. Want je zoekt zekerheid. Daarom identificeer je je. Daardoor handel je fragmentarisch, denk je fragmentarisch, leef je fragmentarisch. Nietwaar? DM: Ja.
1:05:12 K: Ik ga niet verder voordat jullie dit inzien, anders is het zinloos om door te gaan.
1:05:16 V: Als iemand zichzelf tot iets maakt via een groep, zet hij dat dan achter zich, zogezegd, buiten zijn gezichtsveld?
1:05:23 K: Nee, als ik me identificeer met een groep Indiërs, hindoes, geeft me dat veel zekerheid.
1:05:35 V: Ik zie het verband niet tussen de zekerheid die het geeft en vervolgens niet in staat zijn om het geheel te zien.
1:05:42 K: Ik laat het u zien. Zoals ik niet de hele horizon kan zien, zo kan ik ook mezelf niet helemaal zien, want mijn brein is eeuwenlang geconditioneerd om ergens bij te horen - als hindoe, brahmaan, Amerikaan enzovoort. Kan die conditionering doorbroken worden, kun je die conditionering achter je laten? Dat is alleen mogelijk als je het zelf ziet - je bent aan het leren, Bill - als je leert dat je niet het geheel kunt zien omdat je je hebt geïdentificeerd met een groep, met een bepaalde kerk, katholiek, protestant of zoiets. Nietwaar? En je identificeert jezelf omdat het je zekerheid geeft. Dit is een overduidelijk feit. Als je naar Italië gaat, naar een communistisch land gaat, maar zelf geen communist bent, wordt het leven moeilijk. Je wordt gedwongen je te identificeren. Nietwaar? Je identificeert je omdat je veilig wilt zijn, zowel fysiek, door een baan te krijgen, als psychologisch, het geeft veiligheid, je voelt je veilig. Zolang je je identificeert met een groep die je voldoening geeft, die je zekerheid geeft, zal je altijd gedeeltelijk zien. Dat is simpel, logisch. DM: Ja.
1:08:02 K: Nietwaar? En ik vraag: Bill, zie je dat, niet dat je verbaal instemt, maar zie je werkelijk wat je aan het doen bent? Hij zegt: nee, ik houd van de vlag, want die helpt me. Als ik zeg dat ik geen Amerikaan ben, zullen de jongens me een trap geven. Dus ik ben bang. Nietwaar? Weten jullie dit niet, in godsnaam? Dus ik zal daarop ingaan. Bill wordt even intelligent als ik. Volgt u dat? Ik wil dat Bill uiterst intelligent wordt, in staat om te argumenteren, logisch te redeneren, en om de waarheid hiervan in te zien, waaruit logica voortkomt. Daar komen we later op terug. Dus ik zeg tegen Bill: weet je heel zeker dat je je niet met een groep wilt identificeren? En hij beseft voor het eerst hoe bang hij is als hij zich nergens mee heeft geïdentificeerd. Dat is een onderdeel van de geschiedenis. Dus ik zeg: Bill, je hebt een lange weg afgelegd om bij een simpel feit te komen, bij die angst. Nietwaar? DM: Ja.
1:10:08 K: Dat is de geschiedenis van de mensheid. Dus Bill vraagt: hoe kan ik over die angst heen komen? Ik wil met al die jongens spelen die zichzelf Amerikaan noemen, die fier met vlaggen zwaaien en dat soort dingen. Ik zie dat het waar is wat u zegt, maar dat andere is te verleidelijk. Ik kan het niet. Ik ben te zwak. Ik wil met hen spelen. Als ik zeg dat het verdorven is, dan geven ze me een trap. Dus wat moet ik doen? Ja, meneer. Dat zegt Bill tegen mij. Het betekent dat hij niet de energie, de vitaliteit, de kracht heeft om te zeggen: het kan me niet schelen. Nietwaar? Alleen staan. Dat kun je toch niet van een leerling vragen? Die arme jongen wil met de anderen spelen. Dus wat doe je? Hoe help je hem om te zien dat de waarheid van de waarneming veel sterker is. Dat betekent dat er geen angst is. Er is angst bij die ander. Begrijpt u?

V: Ja.
1:12:08 K: Hoe help je hem om dat te doen? Kom op, dit is jullie werk.
1:12:19 V: Ik ben met hem, Bill, op het punt gekomen dat we zo zijn, geconditioneerd. Je hebt die angst. Je identificeert je ermee. Wat ik zou zeggen, niet alleen tegen hem, maar samen met hem,
1:12:34 is: wat betekent die identificatie werkelijk, dat je je hiermee identificeert? Is het iets afzonderlijks dat zich identificeert?
1:12:46 K: Identificatie omdat dat veel sterker en prettiger is. Zoals ik al heb gezegd, als ik geen communist ben en ik praat tegen een communist in Rusland, word ik eruit gegooid, word ik heel ellendig, ga ik naar de gevangenis enzovoort. Dat weet u allemaal. Dus zeg ik dat ik communist ben. En dan vraagt u van die jongen of dat meisje om alleen te staan? Begrijpt u?
1:13:23 V: Ik vraag hem niet om alleen te staan, maar ik vraag hem om ernaar te kijken.
1:13:28 K: Hij heeft ernaar gekeken. Hij zegt: ik wil met die jongens spelen. Ik kan niet alleen spelen.
1:13:40 V: Is de essentie niet dat je angst zult hebben als je je bij een groep aansluit? Dat is wat er is gezegd: door mee te doen met de groep, zal degene die dat doet, angst krijgen.
1:13:56 K: Geen angst.

V: Als je meedoet met de groep.
1:13:59 K: Natuurlijk heb je geen angst.
1:14:00 V: Mag ik even. Door mee te doen met de groep, je te identificeren, hoewel het op korte termijn makkelijker is of lijkt, is het zo dat die activiteit angst opwekt. Terwijl je geen angst hebt als je je niet identificeert. Dat is er gezegd.
1:14:20 K: Nee, dat is er niet gezegd. Het spijt me, maar dat is niet zo gezegd. Zolang je je identificeert met de groep, is er geen angst.
1:14:35 V: Nee, je identificeert je omdat je...
1:14:37 K: Nee, u snapt niet wat ik bedoel.
1:14:40 V: Oké.
1:14:42 K: Hemel, ik moet helemaal opnieuw beginnen.
1:14:51 V: Wees duidelijk.
1:14:54 K: We zullen het volkomen duidelijk maken, want ik wil dat u dit begrijpt.
1:15:00 V: En ik wil het begrijpen.
1:15:02 K: Omdat je jezelf bestudeert. U bent Bill. Ik wil dat Bill een ander mens wordt. Dus ik praat met hem, u bent Bill. Ik zeg: Bill, je kunt het niet zien. Je brein is geconditioneerd om slechts gedeeltelijk te zien, als Amerikaan. Ik ben niet tegen Amerikanen, beter gezegd ik ben niet tegen Amerika, het land, de schoonheid van het land, maar de mensen, dat is iets heel anders. Ik zeg: Bill, zoals je niet de hele horizon kunt zien, is je brein geconditioneerd om altijd gedeelten te zien, fragmenten. Je bent geconditioneerd om fragmenten te zien omdat - luister goed - omdat je je in die kleine groep veilig voelt.
1:16:19 V: Oké.
1:16:21 K: Als je je veilig voelt is er geen angst. Als ik zeg: ik ben Amerikaan, is er geen angst. Er zijn andere soorten angst. Heel even nog - er zijn andere soorten angst.
1:16:35 V: Maar die uitspraak is verwarrend. Is er dan tijdelijk geen angst?
1:16:40 K: Als ik in Tsjecho-Slowakije woon of Hongarije of in Rusland, ben ik doodsbang als ik me niet bij de hele groep aansluit.
1:16:54 V: Oké.
1:16:56 K: Maar als je zegt: ik denk hetzelfde als jij, voel ik me veilig, hoewel ik innerlijk misschien beef. Begrijpt u? Dat is iets anders. Ik voel me veilig, in elk geval fysiek. Dus als je je met een groep identificeert, voel je je veilig en daarom roept dat geen angst op. Angst ontstaat alleen als je uit de groep stapt. Dat is eenvoudig. Of niet?
1:17:29 V: Nee, meneer. U hebt het over die innerlijke...
1:17:37 K: Ik praat niet over het innerlijke.
1:17:39 V: Er zijn twee angsten. Als je je identificeert met een groep, voel je je veilig.
1:17:44 K: Dat is een feit.
1:17:49 V: Identificatie met een groep. Laten we voorzichtig zijn over feiten. Als je je met groepen identificeert, voel je je tijdelijk beter. 'Veilig' is te sterk uitgedrukt.
1:18:00 K: Oké, je voelt je beter, gerustgesteld.
1:18:03 V: Juist. Je zult op dat moment geen trap krijgen.
1:18:07 K: Pas als je eruit stapt, voel je je onbehaaglijk, voel je je onzeker, en dat is angst enzovoort. Goed. Asha Lee: Identificeer je je met een groep uit angst?
1:18:23 K: Daar wil ik niet op ingaan. Dat heb ik al uitgelegd. Ik ben moe. Jullie draaien de hele tijd rond, maar ik wil verdergaan. En Bill, die 10, 9 of 5 is, zegt: oké, ik heb dit tot nu toe begrepen, maar ik wil ik met die jongens gaan spelen. Wat betekent dat? Ik identificeer mezelf met die jongens. Maar u vertelt me: als je je met een groep identificeert, is je waarneming gedeeltelijk. Toch wil ik met ze spelen. U ziet dat niet. Arme jongens, geen wonder dat... als u het niet ziet, hoe kunt u in hemelsnaam zorgen dat die jongens, uw kinderen, dit wel zien?
1:19:40 V: Dat kan ik niet, totdat ik het inzie.
1:19:52 K: Begrijpt u dat?
1:19:54 DM: Ik begrijpt wat u zegt, maar ik begrijp ook waarom hij het niet snapt.
1:19:58 K: Zo dom ben ik ook niet, maar ik vraag iets anders: zien jullie dit?
1:20:05 DM: Ik zie wat u bedoelt.
1:20:06 K: Hoe gaat u dan die jongen helpen, Bill, die zegt dat hij moet... Begrijpt u mijn vraag?

V: Ja.
1:20:19 K: Wat gaat u met hem doen? Hoe pakt u dit probleem aan? Als hij buiten met de andere jongens wil spelen, naar de winkel, ijs kopen, en later drank, drugs - begrijpt u? Het hele proces van identificatie met een groep, achter de vlag aan, hetzelfde doen als de buurman, dat hele proces. Dit is het begin ervan. Nietwaar? DM: Ja.
1:20:56 K: Hoe ga je die jongen helpen, die een jaar of 9, 10 is, die zegt dat hij dat allemaal wil doen, ook al ziet hij wat u bedoelt. Begrijpt u? En u wilt niet dat hij een conflict heeft. Zodra hij een conflict heeft, bent u hem kwijt. Want door een conflict zal hij juist eerder die kant uitgaan. Ik vraag me af of u dat begrijpt. Kom in beweging, heren.
1:21:34 V: Het enige wat ik kan doen is niet zeggen, of tegen mezelf zeggen: ik weet het niet.
1:21:44 K: Daar is Bill, voor u.
1:21:45 V: Ja, ik zal iets doen. Maar ik zeg niet: ga maar spelen. Ik heb het tot nu toe met hem samen gedaan, zijn aandacht was erbij.
1:21:56 K: Nee, wat doet u als Bill zegt: ik wil met die jongens spelen, met ze mee om een ijsje te kopen?
1:22:06 V: Hem de kracht geven om op zichzelf te staan.
1:22:09 K: Hoe helpt u de jongen om op zichzelf te staan?
1:22:12 V: Vergeving.

K: Waar hebben jullie het allemaal over?
1:22:15 V: Dat is toch het doel van deze school? Je creëert een school, je schept een omgeving waarin dat kind...
1:22:23 K: Betekent dat dat je hem omheind met prikkeldraad?
1:22:27 V: Nee, ik heb het over de school.
1:22:30 K: U geeft geen antwoord op mijn vraag. Als ouder, opvoeder hebt u een jongen die dit heeft begrepen.
1:22:40 V: Het lijkt alsof je het niet bij angst kunt laten.
1:22:43 K: Ik geeft het op.

V: Nee, geeft u het niet op.
1:22:50 K: Want u ziet dit zelf niet in. Niet u persoonlijk, ik heb het over jullie allemaal. Zeg niet: ik ben niet bang. Ik zeg iets, luister alstublieft. U hebt die jongen van 10, of dat meisje. Ze willen met de anderen meedoen.
1:23:18 V: Hoe pakt u dat aan?
1:23:20 K: Vraag het niet aan mij, maar verplaats je eerst in die jongen, voel met hem mee.
1:23:35 V: Je kunt hem niet met de anderen laten spelen - geen sprake van.
1:23:40 K: Isoleert u hem dan? Wat vreselijk. Ziet u het probleem? Jullie krijgen dit probleem. Jullie hebben het al. ML: We hebben het al.
1:24:05 K: Dus wat gaan jullie doen?
1:24:11 V: We zijn tot zover met hem gekomen, tot deze overeenstemming...
1:24:21 K: U bent Bill. Wacht even. U bent Bill, en wilt u niet meedoen met de anderen?
1:24:34 V: Misschien wel. Misschien wil ik buitenspelen met de anderen.
1:24:38 K: Wilt u niet...
1:24:40 V: Sorry, ik begrijp de vraag niet.
1:24:41 K: Wilt u niet een heleboel doen wat anderen doen? Drinken en al die dingen die er om u heen gebeuren? Niet alles, maar sommige dingen. Natuurlijk. Dus wat gaat u met die jongen doen?
1:25:06 V: Dat wilde ik juist gaan vertellen.
1:25:07 K: Wat dan?
1:25:09 V: In dat geval, in die omstandigheden zou ik niets doen, maar met begrip voor die situatie, die zich ontwikkeld heeft tot dat punt, namelijk dat de jongen begrijpt waar we over gesproken hebben, zou ik - waar we het een paar dagen geleden over hadden - mijn liefde en intelligentie het handelen laten bepalen.
1:25:36 K: Nee, meneer, u begrijpt niet wat ik bedoel. U hebt die jongens en meisjes. U ziet ze maandagochtend. Morgenochtend komen ze hier weer bij elkaar. U hebt hun dit in de loop der tijd heel zorgvuldig uitgelegd. Ze zijn zover gekomen dat ze zeggen: ik zie heel goed wat u bedoelt, maar ik wil daarheen. Hij is in tweestrijd, want hij wil doen wat u wilt, wat hij zou moeten doen, maar ook met de anderen spelen, met de anderen meegaan. Weet u dat niet?
1:26:20 V: En als je de groep als geheel ziet?
1:26:23 K: Dus hoe kan ik de hele groep overtuigen?
1:26:25 V: Maar ik bedoel de school. Dit is nu een school. Bill zit met zes andere kinderen in de klas, of twintig, of u zegt dertig. Hoe zou het zijn om de hele groep bij elkaar te halen...
1:26:38 K: Dat zijn er 100. U begrijpt het niet.
1:26:48 V: Moeten wij alleen kunnen staan? Moeten wij dat punt bereiken? Is dat niet nodig? Wij als leraren?
1:26:56 K: Wat doet u? U bent Bill, een volwassen Bill.
1:26:59 V: Zo voel ik me feitelijk ook. De beschrijving van Bill is precies waar ik sta.
1:27:04 K: Wat ga je doen?

V: Met mezelf?
1:27:07 K: Bill. Jij bent Bill.
1:27:10 V: Als ik Bill ben en ik ben bang om alleen te staan? Dat weet ik zo gauw niet Zo staat het er met mij voor.
1:27:16 K: U heeft niet begrepen wat ik wil zeggen. U bent Bill.

V: Ik ben Bill.
1:27:22 K: U wordt met dit feit geconfronteerd. U wilt dit doen én u wilt dat doen.
1:27:28 V: Ja, ik ben verdeeld.

K: Verdeeld.
1:27:31 K: Wat gaat u daaraan doen?
1:27:37 V: Je gaat waarschijnlijk doen wat het gemakkelijkst is.
1:27:40 K: Als u zo in tweestrijd bent, wat gebeurt er met u? U wordt verscheurd, u bent in conflict. U wordt neurotisch.
1:27:56 K: Dus wat gaat u doen?

V: Afgezien van neurotisch worden?
1:28:03 K: Wat gaat u doen?
1:28:06 V: Je kunt niets doen. Er is niets wat je kunt doen.
1:28:13 K: Ik zal het u laten zien. Is dat echt zo? Begrijpt u? Bill is verdeeld. Het arme kind. Hij is nog jong, maar al verdeeld, al in tweestrijd door zijn ouders. Begrijpt u?

V: Ja.
1:28:42 K: U zegt: ik kan niets doen, hij moet dit doen, ik laat hem met rust, ik ben vol medeleven. Morgen heeft u die jongens weer in de klas. Wat gaat u doen? U bent een van de opvoeders hier; wat gaat u doen? U weet dat dit gebroken, verdeelde leven een afschuwelijke manier van leven is, die tot allerlei misdragingen leidt, geweld en wat er allemaal gaande is. Nietwaar? Als opvoeder hebt u tien jongens in de klas. Wat gaat u doen? Mark Lee, wat ga je doen? Morgenochtend word je hiermee geconfronteerd. En, meneer?
1:30:13 V: U hebt gezegd dat we van Bill niet mogen verwachten dat hij alleen staat.
1:30:19 K: Arme Bill, hij is 10, in godsnaam!
1:30:23 V: Misschien om te beginnen geen verwachtingen hebben. Omdat we dat niet mogen verwachten.
1:30:31 K: Ik wil niet dat hij een verbrokkeld, verdeeld leven krijg. Wat gaat u doen?
1:30:41 V: De verdeeldheid als feit beschouwen.

K: Daar zijn we het al over eens.
1:30:46 V: Daar zijn we het vaak niet over eens. Dat is niet het geval. Dat gebeurt pas laat in ons leven. Dat kan pas vanmorgen gebeuren. Met andere woorden, wat u over verwachting zei.
1:30:56 K: Ik verwacht helemaal niets.
1:30:59 V: Mijn hemel! Ik dicht u ook geen verwachting toe. Ik zei dat u zei dat men niet van het kind mag verwachten dat het alleen staat, omdat hij te jong is, het arme kind.

K: Ja.
1:31:13 V: Maar dat is juist wat we vaak verwachten. Dus misschien is het de eerste stap om geen verwachtingen te hebben.
1:31:21 K: Nee, we zijn al een stukje verder gekomen.
1:31:26 V: Reken mij dan niet mee met 'wij'.
1:31:29 K: Bill leidt een verbrokkeld, verdeeld leven, en ik zie de gevaren ervan.

V: Ja.
1:31:40 K: De echte gevaren, serieuze gevaren. En ik wil voorkomen dat hij dat mee moet maken, die ellende. En als opvoeder hebt u morgen die jongens bij u in de klas, u beseft dat en wat gaat u doen?
1:32:05 V: Is het anders dan andere conflicten in ons leven, als je boos bent of iets anders? Als je iets voelt, het echt voelt en je zegt: ik mag niet zo voelen of of probeer ermee op te houden. Het is altijd hetzelfde conflict.
1:32:20 K: Je voelt het ene en doet het andere.
1:32:30 V: Of je voelt dat je dat niet zou moeten voelen...
1:32:33 K: Dat is hetzelfde - verdeeldheid. Hoe voorkom je dat als opvoeder op deze school?
1:32:42 V: Ik weet het niet. Het lijkt wel alsof het nu eenmaal zo gaat. Ik weet niet wat we zouden moeten doen...
1:32:50 K: U heeft dit probleem niet onder ogen gezien. Niemand van jullie heeft het onder ogen gezien.
1:33:01 V: Dat is waar.
1:33:02 V: Dat betekent dat we het niet weten.
1:33:06 K: Je hebt het niet onder ogen gezien.
1:33:09 V: Maar ik weet niet... Ik heb het verkeerd...
1:33:11 K: Niet verkeerd of goed. U hebt dit probleem niet wezenlijk, fundamenteel onder ogen gezien. Dit is de eerste keer dat u daartoe gedwongen wordt. Misschien zei u dat het fout is om het leven te verdelen, en gaat door, maar u zegt nooit: hier is het voor mijn neus. Het is mijn leven. Als u dat onder ogen ziet, wat gaat u dan doen? Gaat u door op de oude manier?
1:33:52 V: Nee.

K: Geef alstublieft geen antwoord, want u weet niet wat dit allemaal betekent. Sorry, ik ben niet geïrriteerd, maar ik wil verdergaan. Wat zal ik doen? Mark Lee, kom. Je hebt het probleem toch onder ogen gezien? Nietwaar? ML: Nu wel.
1:34:21 K: Wat ga je eraan doen? Aan dit willen en dat willen, het verbrokkelde leven van Bill. Verdeelde leven, niet verbrokkeld. Een verbrokkeld leven is verdeeld. Dus wat gaan jullie doen?
1:34:45 V: Als je dat werkelijk onder ogen ziet...
1:34:48 K: Ik vraag u om dat nu te doen!
1:34:51 V: Dat doe ik. En ik heb het antwoord. Als ik het onder ogen zie, geef ik toe dat ik het niet weet. Daar is het antwoord, meneer.
1:34:59 K: Wat is het antwoord?

V: Niet iets in woorden, maar het probleem zelf verdwijnt zodra men het ziet.
1:35:09 K: Mag ik er iets verder in duiken? Over vijf minuten stop ik, want we kunnen niet eindeloos doorgaan. Als volwassenen kunnen we die kwestie onderzoeken. Waarom is het leven verdeeld? Nietwaar? Waarom is er die verdeeldheid in ons leven? ML: Omdat we zekerheid willen.

K: Waarom is er die verdeeldheid? Verdeeldheid bestaat alleen als je het beginsel niet begriipt. Nietwaar? Verdeeldheid bestaat als A en B verdeeld zijn. Verdeeldheid is A en B. B bestaat als je A niet volledig begrijpt. Nietwaar? Zie de logica daarvan. Als ik A volledig begrijp is er geen B. B bestaat alleen als ik niet volledig naar A heb gekeken. Als ik niet weet wat ik met A moet doen, ga ik naar B. Hebben jullie dat gesnapt.

V: Ja.

K: Weet u dat zeker?
1:36:49 K: De redenering, logica?

V: Ja.
1:36:58 K: Dus het tegengestelde ontstaat als er geen begrip is van A. Als u A begrijpt, kijk ernaar, denk niet in tegenstellingen, er is geen tegenstelling, alleen A. Neem bijvoorbeeld: ik wil gaan golfen, dat heb ik gedaan en ik was er erg goed in, als ik dat mag zeggen. Maar ik heb het zonder tweestrijd opgegeven, omdat het andere veel belangrijker was, het andere interesseerde me veel meer dan golf. Ik vraag me af of jullie er iets van begrijpen. Daarom was er geen conflict. Dus hoe moet ik Bill overtuigen - niet alleen staan en niet spelen - hem overtuigen dat er maar één ding is, niet het tegengestelde? Begrijpt u? Begrijpt u werkelijk wat ik zeg? Een feit heeft geen tegenstelling. Goedheid kent geen tegenstelling, daarom komt het tot bloei. Dus ik vertel Bill: ga buiten spelen, maar leer dat er geen tegenstelling is. Begrijpt u dat? Ik moet ophouden. Het probleem van de kuisheid: kuisheid is niet het tegengestelde van iets anders. Ik vraag me af of u dit alles begrijpt. Dus ik heb dat probleem, ik heb het heel duidelijk voor mezelf dat er geen tegenstelling is. Als ik daarom wil drinken, drink ik. Nietwaar? Alcohol. Maar ik zie het hele proces dat ermee is gemoeid en daarom is het klaar. Daarom is er geen strijd. Dus wat doe ik met de jongen, met Bill? Voor volwassenen is het heel moeilijk dit te begrijpen, hoe ga ik dat overbrengen op de jongen? Begrijpt u? De jongen is gewend aan goed en kwaad, doe dit, doe dat niet, dit is juist, dat is verkeerd, je wordt gestraft of beloond. Volgt u dat? Beloning en straf, beloning en straf, dat is het enige wat hij kent. Dus ik zou die beloning en straf uit zijn geest verwijderen, en zeggen: weg ermee. Hemel en hel, de hele geschiedenis ervan, de religies, alles. Er is geen beloning of straf. Nietwaar? Ziet u hoe u daarmee de relatie met die jongen hebt veranderd, met Bill. Als u zelf geen gevoel van beloning en straf hebt en je vertelt dat de jongen, kijk eens wat er gebeurt. Nietwaar? Als u dat idee van beloning en straf hebt weggehaald, welke handeling volgt daaruit? O, ik wil daar niet allemaal op ingaan. Als er geen links en rechts is, wandelt u in een rechte lijn. Dat is alles Nietwaar? Dat ga ik aan de jongen overbrengen. Ik ga de rest van mijn leven besteden aan het overbrengen daarvan. Ik heb mijn leven daaraan besteed, maar weinig mensen begrijpen het. Ik zal hierover vanaf de ochtend spreken, totdat hij het snapt - er is geen rechts of links, alleen dat, daarom is dat de juiste handeling. Ik moet ophouden want het is tien uur.
1:44:24 V: Mag ik nog iets zeggen voordat u weggaat? Waar we vandaag over spraken, heb ik een week geleden met mijn zoon gedaan, toen heb ik het gewoon weggevaagd, dat gedoe met beloning en straf, en ik zag een enorme verandering bij hem en mezelf, er kwam een soort rust over hem. Ik denk dat het hem een gevoel van ontspanning gaf.
1:44:54 K: Ziet u wat een enorme verandering er dan plaatsvindt?
1:44:59 V: Ja.
1:45:02 K: Nee, er komt nog veel meer bij kijken, meneer. Zie alleen maar wat er in het brein heeft plaatsgevonden als er geen links of rechts is, terwijl ik altijd in termen als links en rechts heb gedacht, van goed en kwaad, hel of hemel, beloning of straf. Als je dat allemaal weghaalt, wat is er dan innerlijk veranderd?