Krishnamurti Subtitles home


OJBR80CB9 - Seniliteit en de hersencellen
9e Dialoog met David Bohm
Brockwood Park, UK
1 juni 1980



0:23 Krishnamurti: Ik zou graag met u willen praten, en misschien ook met Narayan, over wat er met het menselijk brein gebeurt. Ik zal hier wat op ingaan.
0:42 U heeft een hoog ontwikkelde beschaving met tegelijkertijd barbaarsheid, enorme zelfzucht, gehuld in allerlei spirituele gewaden heilige geest, heilige ziel, enzovoort, maar diep binnenin een steeds meer angstaanjagende zelfzucht. Het menselijk brein heeft zich millennia lang ontwikkeld en is op dit punt aangekomen: verdeeld, destructief, enzovoort, wat we allemaal weten. Dus ik vroeg me af of het menselijk brein, niet een bepaald brein, maar het menselijk brein, bezig is te ontaarden. Of het in staat is weer op te leven, te vernieuwen, of is het een langzame, gestage achteruitgang? En of het mogelijk is om tijdens je leven, een totale vernieuwing van dit alles teweeg te brengen, een vernieuwing die oorspronkelijk zal zijn, origineel, niet bezoedeld. Ik heb me dit afgevraagd, en ik denk dat we hierover moeten discussiëren.
3:04 Met het menselijk brein bedoel ik niet een speciaal brein, het is niet van mij of van iemand anders, het is het menselijk brein dat zich in tien miljoen, vijf miljoen of drie miljoen jaar heeft ontwikkeld. En in die evolutie heeft het enorme ervaring opgedaan, kennis, en alle wreedheid, grofheden en beestachtigheden van zelfzucht. Is er een mogelijkheid dit af te werpen, dit allemaal af te gooien en iets anders te worden. Omdat het blijkbaar in patronen functioneert, of dit nu een religieus patroon is of een wetenschappelijk patroon of een zakelijk patroon of een familiepatroon, het opereert, functioneert altijd in een heel kleine, enge cirkel. En deze cirkels botsen met elkaar. En hier schijnt geen einde aan te komen!
4:50 Dus wat kan dit vormen van patronen doorbreken, niet door in andere nieuwe patronen te vervallen, maar het hele systeem van patronen af te breken, of die nu aangenaam of onaangenaam zijn? Het brein heeft tenslotte al zo veel schokken opgelopen, zo veel uitdagingen, zo veel druk doorstaan en als het brein zelf niet in staat is zich te vernieuwen, zichzelf te verjongen, dan is er erg weinig hoop.
5:58 B: Een moeilijkheid is dat als je aan de structuur van het brein denkt, we fysiek niet binnenin die structuur kunnen komen.
6:11 K: Fysiek kun je dat niet. Dat weet ik. We hebben dit al besproken. Dus wat kun je doen? De hersenspecialisten kunnen ernaar kijken, het dode brein van een mens nemen en het onderzoeken, maar dat lost het probleem niet op. Akkoord?

B: Nee.
6:34 K: Dus wat moet een mens doen, wetende dat het van buitenaf niet veranderd kan worden. De wetenschapper, hersenspecialist, de zenuwspecialist, neuroloog, zij verklaren het verschijnsel, maar het is er en hun verklaring, hun onderzoek, zal dit niet oplossen. Akkoord?
7:02 B: Er is geen bewijs dat dit kan.
7:05 K: Oké. Ik zal het wat... gemakkelijker stellen.
7:11 B: Sommige mensen denken van wel.
7:14 Sommige mensen die aan bio-feedback doen denken dat zij het brein kunnen beïnvloeden door een instrument te verbinden met de elektrische potentialen in de schedel en het resultaat te bekijken. En je kunt je hartslag en je bloeddruk veranderen, enzovoort. Dus zij hebben de hoop doen rijzen dat er iets gedaan kan worden.
7:35 K: Maar zij slagen er niet in.
7:36 B: Zij komen niet erg ver.
7:39 K: Maar wij kunnen niet wachten op deze wetenschappers en bio-feedbackers, het spijt me dat ik het zo stel, om het probleem op te lossen. Dus wat kunnen we doen?
7:54 B: De vraag is of het brein zich gewaar kan zijn van zijn eigen structuur.
7:59 K: Ja, dat is de eerste vraag. Kan het brein zich gewaar zijn van zijn eigen beweging? En de andere vraag is: kan het brein, dat zich niet alleen gewaar is van zijn eigen beweging, kan het brein zelf genoeg energie hebben om alle patronen af te breken en er uit te breken?
8:40 B: Je moet je afvragen of het brein dat kan. In hoeverre is het brein vrij om uit patronen te breken?
8:49 K: Wat bedoelt u?
8:52 B: Als het brein gevangen zit in een patroon, dan zou het niet vrij zijn.
8:57 K: Blijkbaar is dat zo, blijkbaar.

B: Voor zover wij kunnen zien. Het zou niet de vrijheid hebben om uit te breken. Het zou de kracht niet hebben.
9:06 K: Dat is wat ik zei, niet genoeg energie, niet genoeg kracht.
9:12 B: Het zou niet in staat zijn de nodige aktie te ondernemen om uit te breken, wat dat dan ook betekent.
9:17 K: Dus is het zijn eigen gevangene geworden. Wat dan?
9:24 B: Dan is dat het einde.

K: Is dat het einde?
9:27 B: Als dat waar is, is dat het einde. Als het brein niet kan uitbreken zoeken mensen misschien een andere manier om het probleem op te lossen.
9:38 Narayan: Als we spreken over het brein, in die zin dat het brein is verbonden met de zintuigen en het zenuwstelsel, dan is er feedback. Is er nog een ander instrument waarmee het brein is verbonden, dat een ander effect op het brein heeft?
9:58 K: Wat bedoelt u daarmee? Een andere factor?
10:02 N: Een mogelijk andere factor in het menselijk systeem zelf. Omdat het duidelijk is dat het brein wordt gevoed door de zintuigen - het zien, verschillende factoren - maar dat is nog niet genoeg. Is er een andere interne factor die het brein van energie voorziet?
10:31 K: Ik denk dat dit een patroon is. Daar wil ik over praten. Het brein is voortdurend bezig: met zorgen, problemen, vasthouden. gehechtheid, enzovoort, het bevindt zich dus voortdurend in een staat van bezig-zijn. Dat zou de centrale factor kunnen zijn. En als het niet bezig is, wordt het dan traag? Dat is een factor. Als het niet bezig is kan het dan de energie vasthouden die nodig is om de patronen af te breken? Ik weet niet of ik duidelijk ben.
11:24 B: Het eerste punt is, dat als het niet bezig is, iemand kan denken dat je de zaken gemakkelijk opneemt
11:33 K: Nee, dan wordt het lui. Dat bedoel ik niet.
11:37 B: Als u bedoelt niet bezig maar toch nog actief... dan moeten we het hebben over de aard van de activiteit.
11:44 K: Dat is waar ik het over wil hebben. Ik bedoel, als het brein zo bezig is met conflicten, strijd, gehechtheden, angsten, pleziertjes, enzovoort, dan geeft dit bezig-zijn het brein zijn eigen energie. Als het niet bezig is, wordt het dan lui, verdoofd, en verliest het als het ware zijn elasticiteit, of, als het niet lui wordt, geeft dan die staat van leegte het brein de vereiste energie om uit te breken?
12:47 B: Op grond waarvan zegt u dat dit kan gebeuren? Het zegt iets over het brein. We hadden het erover dat, wanneer het brein bezig is met intellectuele activiteiten en denken, het niet in verval raakt en verschrompelt.
13:04 K: Zolang het denkt, beweegt, leeft.
13:07 B: Denkt op een rationele manier, dan blijft het sterk.
13:12 K: Dat is waar ik ook achter wil komen. Zolang het functioneert, beweegt, rationeel denkt...
13:20 B: Blijft het sterk. Als het op een irrationele manier gaat bewegen, dan degenereert het. En ook als het gevangen raakt in een routine sterft het af.
13:29 K: Dat is het. Als het brein gevangen raakt in een routine, of dat nu de routine van meditatie is, of de routine van priesters...
13:40 B: Of het dagelijks leven van de boer.
13:42 K: ...de boer, enzovoort, moet het langzamerhand afgestompt raken.
13:50 B: Niet alleen dat, maar het schijnt ook fysiek te verschrompelen. Misschien sterven sommige cellen af.
13:57 K: Dat is wat we besproken hebben. Fysiek verschrompelen. En het tegenovergestelde daarvan is het eindeloos bezig zijn met zaken, als advocaat, dokter, als wetenschapper, denken, denken, denken. En we denken ook dat dat het verschrompelen voorkomt.
14:24 B: Dat doet het ook. De ervaring laat dat zien door metingen die verricht zijn.
14:31 K: Dat doet het. Dat is zo. Mijn excuses voor het woord "boer", we zijn niet...
14:38 B: Maar ook de routine van een kantoormedewerker, iedereen die routinewerk doet. Zijn brein begint na een bepaalde leeftijd te verschrompelen. Dat heeft men ontdekt, precies zoals het lichaam waarvan de spieren verslappen als ze niet meer worden gebruikt.
14:55 K: ...dus neem veel beweging!
15:00 B: Men zegt dat je het lichaam en het brein moet oefenen.
15:10 K: Als het gevangen raakt in een patroon, een routine, en ook in een richtlijn, dan moet het wel verschrompelen.
15:23 B: Maar het is niet duideljk waarom. Kunnen we bespreken hoe het komt dat het verschrompelt?
15:27 K: Ah, dat is vrij eenvoudig. Het is de herhaling.
15:32 B: Herhaling is mechanisch en gebruikt niet echt de volle capaciteit van het brein.
15:38 K: Ik heb opgemerkt dat mensen die jarenlang gemediteerd hebben, de saaiste mensen op aarde zijn! En ook die advocaten en professoren, zoals je kunt zien, zijn er een goed voorbeeld van.
16:00 N: Het enige dat in dat artikel wordt gezegd is dat rationeel denken seniliteit uitstelt. Maar rationeel denken op zichzelf wordt te zijner tijd een patroon.
16:11 B: Dat zou kunnen. Zover gingen zij niet, maar wel dat rationeel denken op een eng gebied ook misschien deel van het patroon kan worden. Maar als u zegt dat er een andere manier is laten we eerst de lichamelijke zaken duidelijk maken. Als iemand het lichaam veel oefent blijft het sterk, maar het kan mechanisch worden en daarom heeft het misschien een slechte uitwerking.
16:46 K: Ziet u, yoga...
16:51 N: Daar wilde ik het over hebben. Wat vindt u van de verschillende - als ik het woord mag gebruiken - religieuze instrumenten, de traditionele religieuze instrumenten, yoga, tantra, kundalini, enzovoort.
17:06 K: Die moeten onbelangrijk worden. Omdat je kunt zien wat er gebeurt. Neem nu bijvoorbeeld yoga, dat was... Het werd niet ordinair gemaakt, als ik dat woord mag gebruiken. Het was strikt voorbehouden aan de zeer weinigen die niet geïntereseerd waren in kundalini en dat allemaal, maar die gericht waren op het leiden van een moreel, ethisch, zogenaamd spiritueel leven, met gewone oefeningen, maar niet deze wonderbaarlijke gymnastiek. Weet u, ik wil tot aan de wortel hiervan doordringen.
18:02 B: Ik geloof dat hiermee iets in verband staat. Het lijkt me dat voordat de mens zich organiseerde tot georganiseerde samenlevingen, hij dicht bij de natuur leefde en toen was het niet mogelijk volgens een routine te leven. Maar het was onveilig, compleet onveilig.
18:17 K: Dus zeggen we - daar wil ik naar toe - zeggen we dat het brein buitengewoon... als het niet gevangen zit in een patroon, als het brein zelf in een staat van onzekerheid leeft, zonder neurotisch te worden.
18:43 B: Dat moet wat verduidelijkt worden - niet neurotisch worden - want onzekerheid wordt een vorm van neurose. Ik zou liever zeggen dat het brein leeft zonder zekerheid, zonder zekerheid te eisen. Zonder bepaalde kennis te eisen.
19:04 K: Dus zeggen we, dat kennis het brein ook doet verschrompelen?
19:14 B: Als het op herhaling berust en mechanisch wordt, ja.
19:18 K: Maar kennis op zich?

B: We moeten hier voorzichtig mee zijn. Ik denk dat kennis de neiging heeft mechanisch te worden, dat wil zeggen, gefixeerd te worden. Maar we kunnen altijd blijven leren.
19:37 K: Leren vanuit een centrum, leren als een proces van steeds meer kennis verzamelen.
19:45 B: Leren met iets wat gefixeerd is. Je accepteert dat iets gefixeerd is en van daaruit leer je. Maar als we zouden leren zonder iets steeds gefixeerd te houden...
19:57 K: Dat betekent leren en niets toevoegen. Kun je dat?
20:03 B: Ik denk dat we tot op zekere hoogte onze kennis moeten loslaten. Kennis kan tot op een bepaald punt nuttig zijn en daarna niet meer, dan staat het in de weg. We zouden kunnen zeggen dat onze beschaving op instorten staat door te veel kennis.
20:22 We geven niet op wat in de weg staat.
20:26 N: Veel vormen van kennis voegen alleen maar toe. Als je het voorgaande niet kent, kun je het volgende niet doen. Wilt u zeggen dat dit soort kennis op herhaling berust?
20:36 B: Nee, niet zolang je leert. Maar als je vasthoudt aan een principe en zegt dat het niet kan veranderen, als je je vasthoudt aan het centrum of aan iets of iemand, gefixeerd, dan wordt die kennis mechanisch. Je zegt dat je moet blijven leren.
20:57 K: Wat leren?

B: Dat wat je ook aan het doen bent.
20:59 B: Veronderstel bijvoorbeeld dat je in je onderhoud moet voorzien. Mensen moeten de maatschappij organiseren en allerlei dingen doen, zij hebben kennis nodig.
21:09 K: Dat is kennis. Maar je voegt er steeds meer aan toe.
21:11 B: Dat is zo, maar je kunt er ook iets van weggooien. Als je het niet meer nodig hebt. Dan staat het in de weg. Dus het is constant in beweging, oké?
21:20 Maar los daarvan, kennis op zich.
21:28 B: U bedoelt kennis zonder die inhoud.
21:33 K: Ja, de wetende geest.
21:35 B: De geest die alleen kennis wil terwille van zichzelf?
21:47 K: Ik zou dat graag willen onderzoeken, dat hele idee van het hebben van kennis.
21:56 B: Ja, maar het is nog niet erg duidelijk, omdat u accepteert dat we kennis nodig hebben.
22:00 K: Natuurlijk, tot op zekere hoogte.
22:01 B: Welke soort kennis wilt u onderzoeken?
22:08 Ik onderzoek de ervaring die kennis achterlaat, die een spoor achterlaat.
22:17 B: De ervaring van het autorijden - we moeten duidelijk maken... U bedoelt dat dat een psychologisch spoor nalaat?
22:26 K: Psychologisch, natuurlijk.
22:27 B: Veel meer dan kennis van techniek en materie. Als u "kennis" op zichzelf gebruikt, dan bestaat de neiging het als geheel te zien.
22:37 K: We hebben gezegd dat kennis tot op zekere hoogte essentieel is, je kunt wat toevoegen en wegnemen en het blijven veranderen, blijven bewegen. Maar ik vraag me af of psychologische kennis op zichzelf een factor is bij het verschrompelen van het brein.
22:59 B: Wat bedoelt u met psychologische kennis? Kennis omtrent de geest, kennis omtrent mezelf?
23:05 K: Ja. Kennis omtrent mijzelf en leven met die kennis en die kennis uitbreiden.
23:14 B: Ja. Dus als u die kennis blijft uitbreiden omtrent uzelf of omtrent uw relaties...
23:21 K: Ja, omtrent relaties. Dat is het, meneer. Bedoelt u dat zulke kennis het brein een beetje traag maakt, het brein laat verschrompelen?
23:43 B: Dat het in een sleur vervalt. Maar je moet je afvragen waarom, hoe komt het dat deze kennis zoveel moeilijkheden oplevert?
23:54 K: Hoe komt het dat deze kennis zoveel moeilijkheden oplevert? In een relatie veroorzaakt deze kennis moeilijkheden.
24:04 B: Ze staat in de weg, omdat ze gefixeerd is.
24:09 K. Als ik een beeld van hem heb en ik heb een relatie met hem dan belet die kennis duidelijk onze... het wordt een patroon.
24:21 B: De kennis omtrent hem en mijzelf en hoe wij in relatie staan, veroorzaakt een patroon.
24:28 K: En daarom wordt het een sleur en verliest zo haar...
24:34 B: Het lijkt me dat sleur op dat gebied gevaarlijker is dan sleur op het gebied van dagelijks werk. Als sleur in het gewone werk het brein kan doen verschrompelen, dan zou het op dat gebied nog gevaarlijker zijn omdat het een groter effect heeft.
24:51 K: Dus kan het brein, op psychologisch gebied, totaal vrij zijn van kennis, van dit soort kennis? Kijk, ik ben zakenman en ik stap in de auto, in de bus, de taxi of in de metro, en ik bedenk wat ik ga doen, wie ik ga ontmoeten, een zakengesprek, en mijn geest leeft steeds in dat gebied. Ik kom thuis en daar zijn mijn vrouw en mijn kinderen, seks en dat allemaal, en dat wordt ook psychologische kennis van waaruit ik handel. Dus is er kennis van mijn zaken en mijn contacten, en er is ook de kennis met betrekking tot mijn vrouw en tot mijzelf en mijn reacties: dus deze twee zijn met elkaar in tegenspraak. Of ik ben me hier niet van bewust en ga gewoon door. Als ik me van deze twee wel bewust ben, wordt het een storende factor.
26:16 B: Mensen vinden het ook een sleur en zij raken verveeld en zij gaan
26:21 scheiden en dan begint het hele circus opnieuw.
26:25 B: Misschien hopen zij dat als zij door iets anders in beslag genomen worden, zij kunnen uitbreken uit...
26:30 K: Naar de kerk gaan, enzovoort. Elke vlucht is een bezigheid. Dus vraag ik me af of deze psychologische kennis niet een factor is van het verschrompelen van het brein. Sorry!
26:50 B: Het zou een factor kunnen zijn. Blijkbaar is dat zo.

K: Het is zo.

B: Als kennis van je beroep al een factor is, dan is psychologische kennis nog sterker.

K: Natuurlijk, veel sterker.
27:02 N: U maakt een onderscheid tussen psychologische kennis... en laten we zeggen, feitelijke of wetenschappelijke kennis.
27:12 K: Natuurlijk, daar hebben we het over.
27:17 N: Maar ik heb nog wat bedenkingen bij dit gedeelte en het feit dat wetenschappelijke kennis en andere vormen van feitelijke kennis het brein kunnen uitbreiden of groter maken. Op zichzelf leidt dat nergens toe.
27:34 K: Wat bedoelt u?

N: Het stelt seniliteit uit.
27:37 K: Wat?

N: Wel, het oefenen van rationeel denken.
27:43 K: Nee, zoals Dr. Bohm al duidelijk heeft uitgelegd, wordt rationeel denken overwegend routine: ik denk logisch, dus ik heb dat kunstje geleerd en blijf het herhalen.
27:58 N: Dat gebeurt met de meeste vormen van rationeel denken.
28:03 B: Ik denk dat het te maken heeft met het steeds maar geconfronteerd worden met onverwachte problemen. Men zegt dat het brein van juristen langer meegaat omdat zij steeds met verschillende problemen worden geconfronteerd en daarom wordt het nooit helemaal routine. Misschien later wel, maar dat duurt wel even.
28:27 K: Een ogenblikje. Zij kunnen verschillende cliënten met verschillende problemen hebben, maar zij handelen vanuit kennis!
28:42 B: Niet helemaal, zou ik zeggen, zij moeten nieuwe feiten vinden, enzovoort.
28:48 K: Natuurlijk, niet helemaal, maar de basis is kennis: precendenten en kennis uit boeken, en verschillende ervaringen met verschillende clienten.
28:59 B: Dan zou je moeten zeggen dat er een subtielere vorm van degeneratie van het brein plaatsvindt, niet alleen maar verschrompeling.
29:08 K: Dat klopt. Daar wil ik naar toe.
29:18 B: Bij een pasgeboren baby hebben de hersencellen heel weinig kruisverbindingen, die langzaam in aantal toenemen, en als iemand seniel wordt, nemen zij weer af. De kwaliteit van die kruisverbindingen kan dus afnemen. Een ander voorbeeld, - te subtiel om in metingen aan te tonen - maar als voorbeeld: als je ze te vaak herhaalt, komen ze te veel vast te zitten.
29:50 N: Zijn alle functies van het brein beperkt tot rationele vormen, of bestaan er ook functies met een andere kwaliteit?
30:04 B: Het is bijvoorbeeld bekend dat een groot deel van het brein zich bezighoudt met de beweging van het lichaam, etc. met de spieren en met de verschillende organen, en dit deel verschrompelt niet als je ouder wordt, maar het deel dat zich bezighoudt met het rationele denken, verschrompelt als het niet wordt gebruikt. Er zijn misschien nog andere, totaal onbekende functies, er is nog maar heel weinig echt bekend van het brein.
30:29 N: En daar komen we niet mee in aanraking. Maar bestaat er een mogelijkheid daartoe?
30:33 K: Narayan, wat ik probeer uit te leggen is dat we maar één deel, of maar heel gedeeltelijk het brein gebruiken, en die gedeeltelijke activiteit is het bezig zijn, rationeel, irrationeel of logisch en daarom steeds maar alleen dit deel gebruiken. En zolang het brein zich ergens mee bezighoudt moet dat wel in dat beperkte gebied zijn. Bedoelt u dat?
31:17 B: Wat gebeurt er dan als het niet ergens mee bezig is?
31:21 K: We gaan daar straks op in.
31:24 B: Maar je kunt zeggen dat het ertoe neigt alleen maar bezig te zijn op het gebied van die beperkte functies die mechanisch zijn en dat zal een subtiele achteruitgang van het hersenweefsel veroorzaken, omdat zoiets het hersenweefsel zal aantasten.
31:46 K: Zeggen we nu dat seniliteit het resultaat is van een mechanische levenwijze, mechanische kennis en het brein daarom geen vrijheid heeft, geen ruimte, geen gevoel van..
32:13 B: Dat wordt wel geopperd. Het wordt niet door iedereen die met het brein werkt noodzakelijkerwijs geaccepteerd. Zij hebben aangetoond dat de hersencellen beginnen af sterven rond de leeftijd van dertig of veertig en dat in een gestaag tempo...

K: Wees voorzichtig, luisteraars!
32:29 B: Dit zou een factor kunnen zijn. Ik denk niet dat hun metingen zo goed zijn dat die ook het effect kunnen testen van de manier waarop het brein wordt gebruikt. Het zijn slechts ruwe, statistische metingen. U wilt dus voorstellen dat dit afsterven van de hersencellen, of de aftakeling, veroorzaakt wordt door een verkeerd gebruik van het brein.
32:53 K: Dat is waar ik naar toe wil.
32:55 B: Er is wel enig positief bewijs vanuit de wetenschap.

K: Godzijdank!
33:02 De hersenwetenschappers weten er echter nog niet veel van.
33:09 K: Wetenschappers, hersenspecialisten zijn, als ik het wat eenvoudig mag zeggen, zij gaan uit van de buitenkant, onderzoeken de dingen van buitenaf, maar zij nemen zichzelf niet als proefkonijn en bestuderen dat.
33:37 B: Meestal niet, behalve als ze aan bio-feedback doen, zij proberen aan zichzelf te werken op een heel indirecte manier.
33:45 K: Ik heb het gevoel dat we voor al dit gedoe geen tijd hebben.
33:48 B: Nee, dat gaat te langzaam en het is niet erg diep.
33:52 K: Dus laten we naar het uitgangspunt teruggaan. Ik realiseer me dat elke activiteit die herhaald wordt, elke actie die wordt gestuurd - in engere zin - elke methode, elke routine, logisch of onlogisch, het brein beïnvloedt. We hebben dat goed begrepen. En kennis is tot op zekere hoogte essentieel, en ook de psychologische kennis over jezelf, je ervaringen en dat allemaal, is ook sleur geworden. De beelden die ik van mezelf heb worden duidelijk routine, en dat werkt mee aan het verschrompelen van het brein. Ik heb dat heel goed begrepen. En bezigheden, allerlei bezigheden. Natuurlijk, daar hebben we het over gehad. Alle soorten bezigheden, afgezien van de mechanische fysieke bezigheden, het bezig zijn met jezelf, brengt duidelijk verschrompeling van het brein teweeg. Hoe moet dit proces nu gestopt worden? En als het stopt, zal dat dan een vernieuwing teweegbrengen?
35:40 B: Ik denk, nogmaals, dat sommige hersenspecialisten betwijfelen of de hersencellen wel vernieuwd kunnen worden, maar ik weet niet of zowel het één als het ander is bewezen.
35:50 K: Ik denk dat ze vernieuwd kunnen worden. Dat is wat ik wil bespreken.
35:55 B: Daar moeten we dus over praten.
36:02 N: Ik wil op deze vraag ingaan, omdat u tijdens een discussie in Ojai heeft gesteld dat de geest iets anders is dan het brein, de geest staat los van het brein.
36:17 K: Niet echt. Zei ik dat?

N: Ja, de mogelijkheid dat de geest gescheiden is van het brein.
36:25 B: U sprak over de universele geest.
36:27 N: Geest in die zin dat men toegang heeft tot die geest en het is niet het brein. Ziet u dat als mogelijkheid?
36:40 K: Ik volg dit niet helemaal. Ik zou zeggen dat de geest alles insluit. Als het alles insluit - het brein, emoties, enzovoort - als het volkomen heel is, niet in zichzelf verdeeld, dan is er een hoedanigheid die universeel is.
37:12 N: Ja. En daar heb je toegang toe.
37:18 K: Je kunt het niet bereiken. Je kunt niet zeggen "Ik heb er toegang toe."
37:22 N: Nee, ik zeg niet dat je het kunt bezitten, maar dat je er toegang toe hebt.
37:27 K: Je kunt de hemel niet bezitten!
37:29 N: Nee, mijn enige punt is: is er een manier om er open voor te staan, en is er een functie van de geest, de gehele geest, zodat deze door leren toegankelijk wordt?
37:48 K: Ik denk dat die er is. Daar komen we zo aan toe als we dit punt vasthouden. We hebben een bepaald punt in onze discussie bereikt. We zullen niet teruggaan om het nog eens te herhalen. We vragen ons nu af, nu we dit alles begrepen hebben, - na deze discussie - of het brein zichzelf kan vernieuwen, verjongen, weer jong worden, zonder enige verschrompeling? Ik denk dat het dat kan. Ik wil een nieuw hoofdstuk beginnen en hierover praten. Psychologische kennis die men heeft verworven verminkt het brein. De aanhangers van Freud, van Jung, of van de modernste psycholoog, de modernste psychotherapeut, werken er allemaal aan mee dat het brein verschrompelt. Sorry! Ik hoop dat zij hier niet aanwezig zijn.
39:28 N: Is er dan een manier om al die kennis te vergeten?
39:31 K: Nee, niet vergeten. Ik zie wat zij doen en ik zie de verspilling, ik zie wat er gebeurt als ik die lijn volg. Ik zie het duidelijk. En dus volg ik die weg niet meer. Ik wijs al dat analyseren van de hand. Dat is een patroon dat we hebben geleerd, niet alleen van de laatste psychologen en psychotherapeuten, maar het is ook een miljoen jaar oude traditie om te analyseren, aan zelfonderzoek te doen, zeggen: "ik moet" en "ik moet niet", "dit is goed, dit is slecht", dat hele proces. Ik persoonlijk doe dit niet en dus wijs ik die hele methode van de hand.
40:39 We komen nu op het punt van directe waarneming en onmiddellijke handeling. Want onze waarneming wordt gestuurd door kennis. Waarneming vanuit het verleden, dus het verleden, hetgeen kennis is, neemt waar en handelt van daaruit, en is een oorzaak van de verschrompeling van het brein, van seniliteit - om dat woord te gebruiken.
41:38 Dus is er een waarneming die niet aan tijd is gebonden? En dus onmiddellijke handeling? Ik bedoel dat een brein zich in de loop van de tijd heeft ontwikkeld en het tijdspatroon in het handelen heeft aangebracht. En zolang het brein op die manier actief is, handelt het nog steeds in een tijdspatroon en wordt daarom seniel. Als we dat tijdspatroon konden doorbreken dan is het brein uit dit patroon losgebroken en daarom gebeurt er iets anders. Ik weet niet of dit duidelijk is.
42:50 N: Hoe breekt het los uit het patroon?
42:54 K: Daar kom ik nog op, maar laten we eerst kijken of dit zo is.
43:01 B: U zegt dat dit patroon het patroon van de tijd is misschien moeten we dit duidelijker maken. Wat u bedoelt met analyse is een bepaald proces dat gebaseerd is op kennis uit het verleden en je waarneming bepaalt en door het nemen van een aantal stappen probeer je kennis toe te voegen aan het geheel. U zegt nu dat dit een patroon van de tijd is en dat je daar uit moet breken.
43:33 K: Als we het hier mee eens zijn, als we zeggen dat dit zo is: het brein functioneert in een tijdspatroon.
43:39 B: Dan denk ik dat de meeste mensen zullen vragen: welk ander patroon is mogelijk? Welke andere beweging is mogelijk?
43:47 K: Nee! Laten we dit eerst goed begrijpen. Niet alleen woordelijk, maar werkelijk zien dat dit gebeurt. Dat onze handelingen, onze manier van leven, ons denken, gebonden zijn aan tijd. Of ontstaan door de kennis van tijd.
44:09 B: Ons denken over onszelf elke poging onszelf te analyseren, denken over jezelf, heeft zeker te maken met dit proces.

K: Een proces van de tijd.
44:19 N: Dat is het probleem: kennis en ervaring hebben een bepaalde samenhangende energie, kracht, het bindt je.
44:28 K: En wat betekent dat? Tijdgebonden... en daardoor wordt het patroon van eeuwen, millennia, weer herhaald.
44:40 N: Wat ik wil zeggen is dat dit een bepaalde samenhangende kracht heeft. Je kunt er niet van weglopen.
44:46 K: Nee, alle illusies hebben een buitengewone vitaliteit.
44:52 N: Maar heel weinigen breken uit.

K: Kijk naar alle kerken, naar de immense vitaliteit die zij hebben.
45:01 N: Afgezien van deze kerken, heeft ook iemands persoonlijk leven een bepaalde samenhang... het houdt je tegen. Je kunt er niet uit losbreken.
45:10 K: Wat bedoelt u met: het houdt je tegen?
45:15 N: Het heeft een magnetische aantrekkingskracht, het trekt je op de een andere manier terug. Je kunt jezelf er niet van bevrijden tenzij je een instrument hebt dat je kunt gebruiken.
45:25 K: We zullen onderzoeken of er een andere benadering van dit probleem is.
45:33 B: Als je het over een instrument hebt, heb je weer met tijd te maken. Het hele idee van een instrument houdt tijd in, omdat je een instrument gebruikt om... elk instrument is een proces waarvoor je een plan maakt.
45:50 N: Daarom gebruik ik het woord "instrument", ik bedoel dat het effectief is.
45:56 K: Dit is niet effectief. Integendeel, het is destructief. Zien we dus de waarheid in van deze destructiviteit? Niet alleen maar theorieën, ideeën, maar de werkelijkheid ervan. Zo ja, wat gebeurt er dan? Het brein, dat zich in de loop van de tijd heeft ontwikkeld, en heeft gefunctioneerd, geleefd, gehandeld, geloofd en dat allemaal op basis van het proces van tijd, en als je je dan realiseert dat dit het brein seniel maakt - Ik ga hier niet verder op in. Als je nu ziet dat dit waar is, wat dan? Wat is de volgende stap?
47:02 Wilt u zeggen dat alleen al zien dat het destructief is, een bevrijdendende factor is?

K: Ja.
47:09 N: En dan er is geen extra imstrument nodig?
47:12 K: Nee. Gebruik dat woord "instrument" niet. Hij blijft maar het woord "instrument" herhalen.
47:21 Er is geen andere factor. Ik ben bezorgd - ik gebruik dit woord niet persoonlijk - ik wil graag deze verschrompeling en seniliteit beëindigen en vraag me af of het brein zelf, de cellen, dat alles, zich kan losmaken van de tijd. Geen onsterfelijkheid, daar heb ik het niet over. Zich geheel losmaken van de tijd. Anders zullen degeneratie, verschrompeling en seniliteit onvermijdelijk zijn. Seniliteit hoeft niet zichtbaar te zijn, maar de hersencellen worden zwakker.
48:29 N: Omdat hersencellen stoffelijk en fysiek zijn, verschrompelen zij in de loop van de tijd, daar kun je niets aan doen. De hersencellen, die uit weefsel bestaan, kunnen fysiek gezien niet onsterfelijk zijn.
48:47 B: Maar misschien kan de snelheid van de verschrompeling aanzienlijk teruggebracht worden. Als iemand een bepaald aantal jaren heeft geleefd en zijn brein verschrompelt lang voordat hij sterft, dan wordt hij seniel. Als je dit nu zou vertragen, dan...
49:06 K: Niet alleen maar vertragen.

B: ...wel, vernieuwen
49:09 K: In een staat - even snel gezegd - zich in een staat van niet bezig zijn bevinden.
49:16 B: Ik denk dat Narayan wil zeggen dat het onmogelijk is dat welk stoffelijk systeem ook voor altijd blijft bestaan.
49:23 K: Ik heb het niet over voor altijd blijven bestaan. Ik ben er niet zeker van of het niet voor altijd kan bestaan. Nee, dit is serieus, ik hou niemand voor de gek.
49:44 B: Als alle cellen zich perfect zouden vernieuwen, in het lichaam en in het brein, dan zou alles eindeloos kunnen doorgaan.
49:52 K: Kijk, we zijn nu bezig het lichaam te vernietigen, door drinken, roken, een overmaat aan seks, en al dat soort dingen. We leven erg ongezond. Als het lichaam volkomen gezond was, altijd goed onderhouden, wat betekent geen hevige emoties, geen stress, geen gevoel van aftakeling in het lichaam, het hart functioneert gezond, normaal - waarom niet? En dat betekent? Niet reizen! Geen gereis... Als het lichaam steeds op een rustige plaats zou verblijven ben ik er zeker van dat het veel langer mee kan dan nu het geval is.
51:00 B: Ik denk dat dat waar is, er zijn gevallen bekend van mensen op rustige plaatsen die honderdvijftig jaar zijn geworden. Maar ik denk dat u het alleen maar hier over heeft. U heeft het niet echt over eeuwig leven.

K: Nee, nee! Het lichaam kan dus gezond gehouden worden. En omdat het lichaam invloed heeft op de geest, de zenuwen, het gevoel, enzovoort, kunnen we die ook gezond houden.
51:30 B: En als het brein in de juiste staat wordt gehouden...
51:34 K: Ja, zonder enige spanning.
51:37 B: Het brein heeft een enorm effect op de toestand in het lichaam. De hypofyse controleert het hele kliersysteem in het lichaam en ook alle organen worden door het brein beheerst. Als het brein degenereert, begint het lichaam af te takelen. Het werkt samen.

K: Zij werken samen. Dus kan dit brein, niet mijn brein, maar het brein dat zich in miljoenen jaren heeft ontwikkeld, dat allerlei verderfelijke maar ook plezierige ervaringen heeft gehad - kan dat brein...
52:18 B: U bedoelt dat het een karakeristiek brein is, niet een speciaal brein, eigen aan een bepaald individu. Als u zegt "niet mijn", bedoelt u elk brein behorend tot de mensheid.
52:27 K: Elk brein.

B: Zij zijn in wezen gelijk.
52:30 K: Zij zijn gelijk, dat zei ik. Kan het brein vrij zijn van dit alles, van tijd? Ik geloof het wel.
52:47 B: Misschien kunnen we praten over wat het betekent vrij van tijd te zijn. Op het eerste gezicht klinkt dit dwaas, omdat we allemaal weten dat u niet bedoelt dat de klok stopt.
53:02 K: Science fiction en al die onzin.
53:05 B: Maar wat betekent het werkelijk psychologisch vrij van tijd te zijn?
53:12 K: Dat er geen morgen is.
53:14 B: Maar je weet dat er een morgen is.

K: Psychologisch gezien.
53:19 B: Kunt u wat duidelijker uitleggen wat het betekent: "geen morgen"?
53:24 K: Wat betekent het in de tijd te leven? Laten we eerst deze kant bespreken, de andere kant komt later. Wat betekent het in de tijd te leven? Hoop, denken, leven in het verleden, en handelen vanuit de kennis van het verleden, de beelden, de illusies, de vooroordelen, zij komen voort uit het verleden, dat is allemaal tijd. En dat veroorzaakt de chaos in de wereld.
54:09 B: Stel dat je psychologisch niet in de tijd leeft, dan kun je nog steeds je handelingen volgens je horloge ordenen maar het is een beetje verwarrend; stel dat iemand zegt, "Ik leef niet in de tijd, maar ik moet een afspraak maken."
54:27 K: We kunnen hier niet eeuwig blijven zitten, het is bijna vijf uur!
54:30 B: Dus ik kijk op mijn horloge, maar psychologisch ben ik niet uitvoerig bezig met hoe ik me over een uur zal voelen als er een verlangen is vervuld of zoiets.
54:41 K: Dus onze huidige manier van leven ligt in het gebied van de tijd. En daar hebben we allerlei problemen en lijden veroorzaakt, akkoord?
54:56 B: Waarom veroorzaakt dit noodzakelijkerwijs het lijden? Als je in het gebied van de tijd leeft, dan zegt u dat lijden onvermijdelijk is. Maar kunt u duidelijk en eenvoudig uitleggen waarom dit zo is?
55:11 K: Dat is eenvoudig. Tijd heeft het ego, het "ik", opgebouwd, het beeld van mezelf, ondersteund door de maatschappij, door ouders, door onderwijs, het is in miljoenen jaren opgebouwd, het is het resultaat van tijd. En van daaruit handel ik.
55:36 B: Met het oog op de toekomst. In de richting van de toekomst, psychologisch, wat betekent met het oog op een toekomstige staat van zijn.
55:44 K: Ja, dat betekent dat het centrum altijd bezig is met worden.
55:49 B: Probeert beter te worden.
55:50 K: Beter, nobeler, of andersom. Dus dit steeds maar streven om iets te worden, psychologisch gezien, is een factor van tijd.
56:05 B: Bedoelt u dat dit het lijden veroorzaakt?
56:07 K: Klaarblijkelijk. Waarom? Oh, mijn God, waarom? Omdat het - simpelweg - verdeeldheid is. Het scheidt mij af, dus bent u anders dan ik. En als ik van iemand afhankelijk ben en diegene is er niet meer, voel ik mij eenzaam, ellendig, ongelukkig met verdriet, lijden. Dat gaat maar door.. We zeggen dus dat elke vorm van verdeeldheid, wat de ware aard van het zelf is, onvermijdelijk lijden veroorzaakt.
57:09 B: Zegt u dus dat het zelf door de tijd is opgebouwd, georganiseerd werd en dat dit zelf verdeeldheid, conflict voortbrengt? Maar als er geen psychologische tijd zou zijn, zou dit hele bouwwerk misschien instorten en zou iets geheel nieuws kunnen gebeuren.
57:29 K: En daarom is het brein zelf verbrokkeld.
57:33 B: De volgende stap zou zijn om te zeggen dat het brein uit die sleur is gebroken en zich misschien zou kunnen verjongen. Het is geen logisch gevolg, maar het zou kunnen.
57:42 K: Ik denk dat het wel een rationeel, logisch gevolg is.
57:45 B: Logischerwijs zou het niet meer degeneren. En u voegt er nog aan toe dat het zich dan zou verjongen.
58:00 K: U kijkt sceptisch.
58:02 N: Ja, omdat de gehele menselijke problematiek aan tijd gebonden is.
58:11 K: Ja, dat weten we.
58:12 N: Samenlevingen, individuen, de hele structuur. En het is zo krachtig dat iets dat zwak is, hier niet werkt.
58:30 K: Wat bedoelt u met "zwak"?
58:32 N: Deze kracht is zo enorm, dat iets dat daar doorheen wil breken, een reusachtige energie moet hebben. En geen enkel individu schijnt deze energie op te kunnen brengen om er doorheen te kunnen breken. Dat is een van de moeilijkheden.
58:51 K: U heeft het verkeerde eind van de stok te pakken, als ik het zeggen mag. Als u het woord "individu" gebruikt...

N: Een mens.
59:00 K:...maar u heeft zich verwijderd van het feit dat ons brein universeel is.
59:06 N: Ja, dat geef ik toe.

K: Er is geen individualiteit.
59:10 N: Dat brein is op deze manier geconditioneerd.
59:14 K: Ja, dat hebben we allemaal al besproken. Het is op deze manier door tijd geconditioneerd. Tijd is conditionering! Het betekent niet dat tijd de conditionering heeft gecreërd,
59:30 N: De structuur van de tijd zelf is hier inherent aan.
59:33 K: Tijd op zich is de conditionerende factor. Dus kan dat element tijd dan níet bestaan? De psychologische tijd, niet de gewone fysieke tijd. Ik denk dat dat kan. En we hebben gezegd dat het lijden pas ophoudt wanneer het zelf, dat door tijd is opgebouwd, niet langer bestaat. Iemand die op dit moment ondraaglijk lijdt, door een verschrikkelijke tijd gaat, zou dit allemaal afwijzen, hij moet het wel afwijzen, maar als hij deze schok te boven komt en iemand wijst hem op wat er gebeurt, en als hij wil luisteren, als hij de redelijkheid hiervan wil inzien, er geen muur tegen optrekt, het gezonde verstand gebruikt, dan is hij er uit, dan is het brein weg uit die tijdgebonden situatie.
1:01:06 N: Tijdelijk.
1:01:08 K: Ah! Nogmaals, als je het woord "tijdelijk" gebruikt, betekent dat tijd.
1:01:17 N: Nee, hij valt weer terug in de tijd.
1:01:18 K: Nee, dat kan niet. Je kunt niet terugvallen, iets gevaarlijks zien en er dan naar teruggaan? Dat kun je niet. Zoals naar een cobra, of naar welk gevaar ook, je kunt dat niet!
1:01:36 N: De analogie is wat moeilijk, omdat de structuur dat is. Je valt er ongewild in terug.
1:01:45 K: Kijk, Narayan, als je een gevaarlijk dier ziet is er een onmiddellijke handeling. Dat kan het resultaat van vroegere kennis of ervaring zijn, maar er is onmiddelijke actie uit zelfbescherming. Psychologisch zijn we ons niet bewust van de gevaren. En als we ons net zo bewust worden van die gevaren als van de fysieke gevaren, dan is er een handeling die niet tijdgebonden is.
1:02:27 B: Ik denk dat je zou kunnen zeggen, dat zolang je dit gevaar waarneemt, je onmiddellijk zou reageren. Maar als we bij deze analogie van het dier blijven dan zou er een dier kunnen zijn waarvan je denkt dat het gevaarlijk is, maar het neemt misschien een andere vorm aan die je niet als gevaarlijk ziet.
1:02:44 K: Ja, dat zag ik ook.
1:02:47 B: Daarom bestaat het gevaar dat je terugvalt als je niet ziet dat de illusie zich in een andere vorm zou kunnen voordoen. Maar het belangrijkste dat u wilt zeggen is dat het brein niet aan een individu toebehoort.
1:03:10 K: Absoluut. Daar ben ik duidelijk over.
1:03:13 B: Daarom heeft het geen zin te zeggen dat het individu terug zal vallen. Omdat het ontkent wat u zegt. Het gevaar is eerder dat het brein terug zou kunnen vallen.
1:03:27 K: Het brein zou terug kunnen vallen, omdat het het gevaar niet heeft gezien.
1:03:34 B: Het heeft de andere vormen van illusie niet gezien.
1:03:37 K: De Heilige Geest die verschillende vormen aanneemt.
1:03:51 B: Ik denk dat dat het punt is.
1:03:55 K: Dat is de werkelijke wortel ervan - tijd.
1:04:05 B: Tijd en afscheiding als individualiteit hebben fundamenteel dezelfde structuur. Hoewel dat in het begin niet helder is.
1:04:15 K: Ik vraag me af of u dat ziet.
1:04:17 B: Waarom is tijd dezelfde illusie en heeft dezelfde strucuur als individualiteit? - ik bedoel de psychologische tijd. Individualiteit is het gevoel een persoon te zijn die zich ergens bevindt.
1:04:33 K: Zich ergens bevindt en afgescheiden is.

B: Gescheiden van de anderen.

B: Zijn gebied strekt zich uit over een bepaald oppervlak, en ook heeft hij een identiteit die zich over tijd uitstrekt. Hij zou zichzelf niet als individu zien als hij geen identiteit had. Als hij vandaag een bepaald persoon was en morgen weer een ander zou hij geen individu genoemd worden. Met "individu" bedoelen we dus iemand die in de tijd leeft.
1:04:58 K: Ik denk dat dit idee van individualiteit zo'n misvatting is.
1:05:06 B: Aan de andere kant kunnen veel mensen maar moeilijk overtuigd worden dat het een misvatting is.
1:05:12 K: Veel mensen vinden alles erg moeilijk.
1:05:15 B: Maar er bestaat een algemeen gevoel dat ik als individu tenminste al vanaf mijn geboorte besta en wellicht al daarvoor, en blijf bestaan tot aan de dood en misschien langer. Het hele idee van een individu te zijn is in de tijd leven in de psychologische tijd zijn.
1:05:32 K: Dat is wat we zeggen.

B: Niet alleen in de klokkentijd.
1:05:35 K: Nee. dus als die illusie doorbroken kan worden, tijd heeft individualiteit geschapen, wat niet klopt.
1:05:52 B: Het besef van individualiteit is door tijd is ontstaan. U zegt dat door psychologische tijd het idee van individualiteit is ontstaan.
1:06:08 K: Kan het brein dat begrijpen?
1:06:11 B: Zoals Narayan al zei, bevindt zich in elk brein een grote drang, die het hele verleden steeds laat doorgaan, bewegen.
1:06:25 K: Kan die drang eens een minuut ophouden - niet een minuut. Kan het ophouden? Niet alleen maar voor een minuut.
1:06:37 N: De moeilijkheid ligt eigenlijk hierin: de genetische codering is intrinsiek met iemand verbonden en je schijnt min of meer onbewust te functioneren, je wordt gedreven door dit soort drang. En plotseling zie je, als het ware in een flits, iets dat waar is. Maar de moeilijkheid is dat het maar enige tijd werkt - misschien maar voor een dag, en dan zit je weer gevangen in die oude drang. Dat is een menselijke ervaring.
1:07:18 K: Dat weet ik. Maar ik zeg dat het niet meer gevangen wordt.
1:07:23 N: Dat is waarom ik zeg dat het geen zwak ding kan zijn.
1:07:27 K: Gebruik die woorden "zwak" en "sterk" niet. Als de geest, het brein, zich eenmaal bewust is van dit feit, kan het niet meer terug. Hoe zou het dat kunnen!
1:07:45 N: Daarom zeg ik dat er een andere manier moet zijn om te beletten dat het terugvalt.
1:07:53 K: Niet beletten, dat betekent ook tijd. Ziet u, u denkt nog steeds in termen van beletten.
1:08:00 N: Beletten als menselijke factor.
1:08:06 K: De mens is onredelijk. Akkoord? En zolang hij onredelijk blijft functioneren, zal hij bij elke redelijke factor zeggen: "ik weiger het te zien".
1:08:25 N: U suggereert dus dat het zien zelf voorkomt dat je terugvalt. Maar zo zit de mens in elkaar.
1:08:38 B: Ik vraag me af of we op deze vraag over beletten moeten ingaan. Het kan van belang zijn.
1:08:45 N: Het heeft twee kanten, je ziet het bedrog van iets in en juist dit zien voorkomt dat je terugvalt. Omdat je het gevaar ervan ziet.
1:08:59 Er is niets dat je belet. U zegt dus eigenlijk dat er geen verleiding is om terug te vallen en daarom hoeft dat niet belet te worden. Als je dat werkelijk ziet, hoef je nergens voor belet te worden...
1:09:08 N: Dat begrijp ik ja, je wordt niet verleid terug te vallen.
1:09:12 K: Ik kan niet terug. Als ik het bedrog zie van al die religieuze onzin, dan is het klaar!
1:09:19 B: De enige vraag die ik te berde breng is dat je het misschien niet ziet als het zich in een andere vorm voordoet.
1:09:25 N: het kan zich in verschillende vormen voordoen.
1:09:27 en dan word je weer verleid.
1:09:30 K: De geest is bewust, hij zit niet gevangen. En u zegt dat hij dat wel is?
1:09:35 N: In andere modellen en vormen die je kunt doorzien.
1:09:38 K: Dat is het.
1:09:39 N: Er is nog iets anders dat ik wil vragen: heeft het menselijk systeem een vermogen dat als het ware deze functie heeft om een verandering in het brein te bewerkstelligen?
1:10:03 K: Dat hebben we gezegd.

N: Nee, dat hebben we niet gezegd...
1:10:07 K: Wacht meneer. We hebben gezegd dat waarneming zich buiten de tijd bevindt en onmiddellijk de hele aard van tijd ziet. En dat betekent, - om maar eens een goed oud woord te gebruiken - dat je inzicht hebt in de aard van de tijd. Als je inzicht hebt in de aard van de tijd, dan zullen de hersencellen, die deel uitmaken van tijd, het opgeven. De hersencellen muteren, zij veranderen zichzelf. Dat is wat ik hier zeg. U bent het hiermee misschien oneens, misschien zegt u: "bewijs het". Maar dit is geen zaak van bewijs, het is een kwestie van handelen. Doe het, onderzoek het, test het uit.
1:11:26 N: Pas geleden zei u ook dat als het bewustzijn leeg is, zonder inhoud...
1:11:40 K: De inhoud is tijd.
1:11:42 N: U zei dat dit de transformatie van de hersencellen teweegbrengt. Als u zegt dat het bewustzijn leeg is, zonder inhoud...
1:11:52 K: ... er is geen bewustzijn zoals wij dat kennen.

N: Ja, en weer gebruikt u het woord "inzicht".
1:11:59 Welk verband bestaat er tussen de twee? Er is duidelijk een verband.
1:12:06 B: Tussen wat? Bewustzijn en inzicht?
1:12:08 N: Bewustzijn. Als u suggereert dat bewustzijn wordt ontdaan van zijn inhoud...
1:12:18 K: Voorzichtig! Bewustzijn wordt gevormd door zijn inhoud. De inhoud is het resultaat van tijd.
1:12:33 B: De inhoud ís ook tijd. Het heeft te maken met tijd. Het wordt eigenlijk door tijd samengesteld.
1:12:43 K: Feitelijk door tijd samengesteld en ís ook tijd, zoals hij aangaf. Als je daar nu inzicht in hebt verdwijnt het hele patroon, het is verbroken. Inzicht, wat geen tijd is, geen herinnering, niet bestaat uit kennis, enzovoort.
1:13:07 N: Wie heeft dit inzicht?
1:13:10 K: Niet wie. Er is alleen inzicht.
1:13:14 N: Er is een inzicht en het woord "inzicht" heeft een positieve klank - je hebt "inzicht", maar "het bewustzijn is ontdaan van zijn inhoud" heeft een negatief soort...

K: Nee.
1:13:33 U bedoelt te zeggen dat het leegmaken van inhoud, het leeg zijn van de inhoud, inzicht is.
1:13:42 K: Nee. We zeggen dat tijd een factor is die de inhoud heeft samengesteld. Tijd heeft de inhoud samengesteld en denkt er ook over. Dat allemaal is een bundel, het resultaat van tijd. Welnu, inzicht in deze hele beweging. Het is niet mijn inzicht.

N: Nee, het is inzicht.
1:14:16 K: Inzicht brengt een transformatie van het brein teweeg. Omdat dat inzicht niet aan tijd gebonden is.
1:14:30 B: Als je zegt dat deze inhoud, de psychologische inhoud, een bepaalde fysieke structuur in het brein is, kun je zeggen dat deze psychologische inhoud tot stand wordt gebracht omdat het brein in de loop van jaren veel verbindingen tussen de cellen heeft gemaakt, wat deze inhoud vorm geeft. En dan is er een flits van inzicht die dit allemaal ziet en inziet dat het niet nodig is en daarom begint dit alles te verdwijnen. En als het verdwenen is, is er geen inhoud, dan is wat het brein doet iets heel anders.
1:15:08 K: Dan is er totale leegte. We zullen hier niet op ingaan. Dat hebben we pas geleden gedaan.
1:15:21 B: Leegte van die inhoud. Maar als u het heeft over totale leegte dan bedoelt u niet dat je de kamer niet ziet maar u bedoelt leegte van de innerlijke inhoud.
1:15:31 K: Dat is juist. Die leegte heeft een enorme energie. Het is energie.
1:15:46 B: Zou je dus kunnen zeggen dat het brein, omdat het verstrikt zit in al die verbindingen een enorme energie vasthoudt?
1:15:53 K: Dat klopt. Verspilling van energie.
1:15:55 B: Als ze dan beginnen te verdwijnen, komt er energie vrij.

K: Verdwijnen, dat is juist.

B: Wilt u nu zeggen dat dit fysieke energie is, net als elke andere energie, zenuwimpulsen?
1:16:07 K: Natuurlijk. Nu heb je dit allemaal gehoord, Narayan. We kunnen er dieper op ingaan, maar je hebt het principe gehoord, het principe, de wortel ervan: is het een idee of een feit?
1:17:06 N: Een idee ervan heeft geen...
1:17:08 K: Nee, ik vraag het u, ga het niet uit de weg. Is het een idee of een feit? Ik hoor dit allemaal. Ik heb het met mijn oren gehoord, dus ik maak er een idee van, maar als ik het hoor, niet alleen met mijn oren, maar als ik met mijn hele wezen, met de hele structuur van mezelf deze bewering hoor, wat gebeurt er dan? Als dit niet plaatsvindt, wordt het alleen maar een idee en we gaan door met ons leven, spelend met ideeën. Maar dat gevoel van "Ja, ik heb het..." - weet u? We zijn dus min of meer, u en ik, aandachtige luisteraars, een aandachtig publiek. Zou een wetenschapper, bio-feedbacker of een hersenspecialist, dit allemaal accepteren? Zouden zij hier zelfs naar willen luisteren?
1:19:01 B: Sommigen misschien wel, maar de meerderheid duidelijk niet.
1:19:03 K: Nee. Dus wat nu? Hoe beïnvloeden we - ik gebruik het woord "beïnvloeden" - hoe beroeren we het menselijk brein?
1:19:25 B: Het zal de meeste wetenschappers nogal abstract in de oren klinken. Ze zullen zeggen dat het wel zo kan zijn, dat het een aardige theorie is.
1:19:33 K: Beste man, fijn u zo te horen.
1:19:36 B: We hebben geen bewijs. Daarom zeggen zij misschien: Oké, ik ben niet erg onder de indruk omdat ik geen enkel bewijs kan zien. Ik denk dat dat de manier is...

K:...waarop zij te werk gaan.
1:19:50 B: Zij die enigszins positief zijn, kijken er misschien op deze manier naar. En als u meer bewijs heeft dan...
1:19:56 K: Komen we wel eens terug.

B:..dan zijn we zeer geïnteresseerd. Je hebt dus geen enkel bewijs, omdat wat er gebeurt niet voor het blote oog zichtbaar is.
1:20:14 K: Natuurlijk. Ik begrijp dat. Maar ik vraag wat we dan zullen doen? Onze geest, ons brein, het is niet mijn brein, het is het menselijk brein dat zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld. Een excentriekeling, of een biologische excentriekeling, kan eruit breken - of doet dat al. Hoe bereik je de menselijke geest zodat hij dit inziet?
1:20:57 B: Ik denk dat je de noodzaak van wat je zegt moet overbrengen. Dat is onvermijdelijk. Je moet de noodzaak overbrengen van wat je zegt, dat is onvermijdelijk. Als je het aan iemand uitlegt en hij ziet het voor zijn ogen gebeuren, zegt hij: "Dat is zo".
1:21:18 K: Maar dat vereist iemand die luistert. Iemand die zegt: "ik wil dit bevatten, ik wil dit begrijpen, ik wil het onderzoeken." Blijkbaar is dit een van de moeilijkste dingen in het leven.
1:21:38 B: Dat is de functie van dit belaste brein, dat het steeds bezig is met zichzelf en daarom niet luistert.
1:21:47 N: Een van de dingen is dat deze belasting in feite al heel vroeg begint. Als je jong bent is het erg krachtig en het gaat je hele leven lang door. Hoe kun je door onderwijs...
1:22:05 K: Oh, dat is een heel andere zaak. Ik zou het anders willen benaderen, en als u vraagt hoe dit aan te pakken, zal ik u dat vertellen. Op het moment dat je ziet hoe belangrijk het is om niet bezig te zijn, je zelf de enorme waarheid hiervan ziet, zul je wegen en manieren vinden om hen te helpen. Dat is creatief, het kan je niet verteld worden, je kunt het niet nadoen en imiteren, dan ben je verloren.
1:22:48 B: Welnu, dan is de vraag: hoe je met het brein kunt communiceren, terwijl het afwijst en niet luistert?
1:22:55 K: Dat is wat ik vraag.

B: Is er een manier?
1:23:00 K: Nee. Als ik weiger te luisteren... Ga naar de paus en vertel hem dit allemaal en hij zal zeggen - Ik denk dat we beter kunnen stoppen, vindt u ook niet? Ik denk dat meditatie een grote factor in dit alles is. Ik heb het gevoel dat we hebben gemediteerd. Gewone mensen zouden dit niet als meditatie accepteren.
1:23:59 B: Zij hebben dit woord zo vaak op een routinematige manier gebruikt.
1:24:01 K: Het is echt verdwenen, dat is een van die dingen... iets werkelijks wordt tot iets alledaags gemaakt en verdwijnt. Yoga, zoals ik al aangaf, was iets heel bijzonders, alleen voor, als ik het woord mag gebruiken, de enkeling. Nu is het gewoon geworden, een manier om je brood te verdienen. Het is verdwenen! Echte meditatie is het leegmaken van het bewustzijn.
1:24:48 B: Ja, maar laten we duidelijk zijn, omdat u hiervoor zei dat dit zou gebeuren door inzicht. Zegt u nu dat meditatie tot inzicht leidt?
1:24:57 K: Meditatie is inzicht.

B: Het is al inzicht. Is het dan een soort werk dat je doet. Gewoonlijk denken we aan inzicht als een flits.
1:25:06 K: Ja, inzicht is een flits.
1:25:07 B: Maar meditatie is meer constant...
1:25:13 K: We moeten voorzichtig zijn met wat we bedoelen met meditatie.

B: Dat is de vraag, ja.
1:25:22 K: We kunnen al die systemen afwijzen, de methodes, de autoriteiten, het erkende zen, Tibetaans, hindoestaans, boeddhistisch, dat kunnen we allemaal afwijzen, omdat dit duidelijk alleen maar traditie is, herhaling en tijdgebonden onzin.
1:25:41 N: Denkt u niet dat sommigen hiervan origineel zijn geweest, dat sommigen hiervan werkelijk inzicht hebben gehad?
1:25:52 K: Als dat zo was, dan zouden zij geen deel uitmaken van het christendom, hindoeïsme, boeddhisme, zij zouden niets zijn.
1:25:59 N: In het verleden.
1:26:01 K: Chi lo sa... wie weet? Ik ben hier ook goed in. Is meditatie nu doordringen? Ik weet niet of ik het juiste woord gebruik. Het is dit gevoel van bewegen zonder een verleden.
1:26:46 B: Het enige dat we moeten verduidelijken is, dat als u het woord meditatie gebruikt, u iets meer bedoelt dan inzicht. Het lijkt iets meer te betekenen.
1:26:57 K: Niet iets meer, maar veel meer. Omdat inzicht het brein heeft bevrijd van het verleden, van tijd. Dat is een geweldige bewering. Meditatie zoals wij dat kennen, is worden, en elk gevoel van worden is nog steeds tijd, daarom is er geen gevoel van worden.
1:27:34 B: Maar dat zou betekenen dat je inzicht moet hebben als je gaat mediteren. Je kunt niet mediteren zonder inzicht.
1:27:43 K: Natuurlijk.
1:27:44 B: Je kunt het niet beschouwen als een procedure waardoor je tot inzicht zult komen.

K: Nee! Dat betekent onmiddellijk tijd. Een procedure, een systeem, een methode om inzicht te verwerven klinkt zo onzinnig. Inzicht in hebzucht, in angst enzovoort, bevrijdt de geest van dat alles. Dan heeft meditatie een totaal andere hoedanigheid. Het heeft niets te maken met de meditaties van al die goeroes. Akkoord? Dus wat is dat dan? Zouden we kunnen zeggen - eigenlijk de verkeerde woorden - dat er stilte moet zijn om inzicht te hebben.
1:28:53 B: Dat is hetzelfde, we lijken in een kringetje rond te draaien.
1:28:55 K: Nee, alleen op dit moment.
1:28:57 B: Op dit moment. Mijn geest is stil.
1:28:59 K: Stilte. De stilte van inzicht heeft dat alles gereinigd, gezuiverd.
1:29:12 B: De structuur van bezig zijn.
1:29:18 K: En dan meditatie - oh God, wat is het? Er is geen beweging zoals wij die kennen. Beweging is tijd. Het is niet dat soort beweging.
1:29:44 B: Is er nog een ander soort beweging?
1:29:53 K: Ik weet niet hoe we dit met woorden kunnen weergeven. Dat gevoel van een grenzeloze toestand.
1:30:15 B: Maar in Ojai heeft u gezegd dat het niettemin toch noodzakelijk is er woorden voor te vinden. In Ojai zei u dat het noodzakelijk is de woorden te vinden, hoewel het onzegbaar is.
1:30:26 K: Ja. We zullen de woorden vinden. We kunnen nu beter stoppen, het is al laat. Zullen we aanstaande zondag doorgaan? Akkoord?