Krishnamurti Subtitles home


RV84DS2 - Het brein is altijd bezig met vastleggen
2e discussie met studenten
Rishi Valley, India
18 december 1984 



0:24 K: Waar zullen we het over hebben? Waar willen jullie het over hebben?

S: De dood.
0:41 K: Wil je het over de dood hebben? Ben je niet te jong om het over de dood te hebben?
0:56 S: Laten we doorgaan met waar we het de vorige keer over hebben gehad.
1:02 K: Waar hebben we het de vorige keer over gehad?

S: We hadden het over vooroordeel en onzekerheid.

K: O, ja
1:18 Hebben jullie veel vooroordelen? Die heb je, nietwaar? Een heleboel! Is het prettig die te hebben? Ben je'r op gesteld? Wil je horen wat een vooroordeel aanricht? Stel ik ben bevooroordeeld tegen, tegen wie? Tegen wie willen jullie dat ik vooroordelen heb? Wie stellen jullie voor? Stel ik heb vooroordelen tegen Rajesh, daar is hij, hij lette op me. Weet je wat er gebeurt, als ik vooroordelen heb tegen hem? Ik heb geen begrip voor hem. Mijn vooroordelen staan het begrijpen van Rajesh in de weg.
2:35 S: Vooroordelen vóór hem?
2:39 K: Kom maar hierheen. Vooruit.
2:51 S: Vooroordelen vóór hem?

K: Nee, tegen hem! Of ik mag hem en ik heb dus vooroordelen in me ten gunste van hem of ik mag hem niet en ik heb vooroordelen tegen hem. Akkoord? Wat gebeurt er als ik vooroordelen heb?
3:12 S: Je hebt geen begrip voor hem.

K: Ik heb geen begrip voor hem, ik begrijp niet echt, wat hij zegt. Ik wil hem niet begrijpen. Het is net als donker glas, begrijp je? Heb ik donker glas in het raam, dan kan ik de zon niet goed zien, nietwaar?
3:36 S: Nee

K: Vooroordelen hebben dat effect. Ik heb vooroordelen tegen hem en die gaan een belemmering vormen. Akkoord? Ik begrijp hem dus niet. Wel, willen jullie je vooroordelen loslaten, als ik de mijne loslaat? Neem je tijd om erover na te denken. Willen jullie allemaal je vooroordelen loslaten en pogen iemand te begrijpen? Heb je vooroordelen ten gunste van mij, dan zul je me niet begrijpen, niet? Heb je ze tegen me, dan ook niet. Willen jullie dus je vooroordelen loslaten?
4:31 S: Als je allebei vooroordelen tegen elkaar hebt hoe weten we dan dat... [onhoorbaar]
4:37 K: Begin eerst met geen vooroordelen te hebben en leer dan, wat er gebeurt. Wil je 't leren? Of ben je te jong?
4:54 S: Maar het is moeilijk opvattingen los te laten, als je ze al gevormd hebt.
5:01 K: Maar je kunt ze loslaten, nietwaar?
5:05 S: Hoe?
5:12 K: Heb je opvattingen, die tegen me gericht zijn, of ten gunste van mij? Heb je er?
5:21 S: Als we iets van U verwachten, hebben we dan een opvatting over U?
5:26 K: Nee,nee Maar als je verwacht, dat ik je een hoog cijfer zal geven omdat ik je mag, dan is dat een vooroordeel.
5:37 S: Stel dat ik van u verwacht dat u geen enkel uur vervelend maakt. Is dat dan een vooroordeel?
5:46 K: Ik begrijp dat laatste niet. Kalm aan.
5:49 S: Stel dat ik van U verwacht geen enkel uur vervelend te maken. Veronderstellen we, ik heb een uur met u. En ik wil niet dat het iets vervelends wordt.
6:01 K: Aha, je wilt niet dat het iets vervelends wordt, en verder?
6:06 S: Is het een vooroordeel, als ik verwacht, dat het niet vervelend wordt?
6:11 K: Dat is geen vooroordeel, beste jongen!
6:14 S: Maar als ik vooraf over iets oordeel...

K: Vooraf oordelen is geen vooroordeel. Maar het is wel bijna een vooroordeel. Heb ik vooraf een oordeel over jou, kan ik je niet zonder belemmering zien.
6:30 S: Is het een vooroordeel, als ik verwacht, dat de les interessant zal zijn?
6:37 K: Kom maar hierheen. Dat is je straf!
6:48 S: Is het niet een vooroordeel als ik verwacht dat de les interessant zal zijn en ik merk, dat het niet zo is?
6:54 K: Ik heb je gisteren ook al hier gezien, niet?
6:57 S: Ja

K: Ja,
7:01 Maar wat zei je?

S: Is het geen vooroordeel als ik verwacht dat de les interessant zal zijn en ik ervaar ze als saai.
7:09 K: Dat is geen vooroordeel. Ik wil je iets leren over bloemen. Kijk eens naar al die bloemen, prachtig, nietwaar? Ik wil het met je daarover hebben en jij vindt dat misschien saai. Dat is geen vooroordeel.
7:24 S: Maar ik heb wel vooraf een oordeel over de les.
7:26 K: Nee. Ik wil tegen je zeggen: Kijk naar die prachtige bloemen, hoe mooi het groene gras, de groene haag, ik wil ze je tonen.
7:39 S: Maar ik verwacht niets van ze....
7:42 K: Ik vraag je te kijken en je kijkt niet eens! Dat is geen vooroordeel. Ik vraag je: kijk naar al die bloemen en naar het groen, de verschillende soorten groen en de gele bloemen. En dan zeg ik, Kijk naar al die mensen om je heen al die jongens en meisjes, kijk goed naar ze. Naar ze allemaal, die jongens, die verderop zitten en niets willen zeggen en al die mensen, die hier zitten, let op ze allemaal. Is dat een vooroordeel? Of je wilt niet naar ze kijken zodat je kan zeggen: Het is stomvervelend.
8:24 S: Nee, ik weet er niets van af en dus...
8:26 K: Kijk er naar! Je weet niets van die bloemen af, nietwaar?

S: Nee
8:33 K: Zie de pracht van dit alles. Zie je de pracht ervan?
8:41 Het groen, de soorten bloemen, de kleuren. Betekent kleur iets voor je?
8:51 S: Het is prachtig op bomen, bloemen.
8:55 K: Nee, ik zei kleur. Niet de bloem, die bijzonder mooi is, maar alleen kleur. Wie heeft er hier de helderste kleur? Dat meisje met de rode trui. Betekent kleur iets voor je?
9:16 S: Het betekent zo veel dingen.
9:19 K: Ik vraag je maar één ding, beste meid. Ik vraag jullie, heren, ginds dit: Betekenen al die kleuren in deze vallei en die rots op die heuvel ik weet niet hoe jullie die heuvel daar noemen, die rots vroeg in de morgen met het zonlicht erop, betekent dat iets voor jullie? Als je kijkt naar al die pracht om je heen, betekent dat iets voor jullie? Waarderen jullie allemaal deze bijzondere vallei?

S: (onhoorbaar)

K: Kom maar hierheen, er is plaats genoeg. Ga daar maar zitten. Kom, beste meid, wees maar niet verlegen. Goed zo.
10:40 S: Je ziet ze elke morgen, je voelt je gelukkig als je iets moois ziet vroeg in de morgen. Het betekent echt iets voor je, je bent gelukkig.
10:49 K: Maar raak je er aan gewend?

S: Ja, je raakt er aan gewend dingen te zien.
10:54 K: Waarom raak je er aan gewend?

S: Omdat je het dagelijks ziet.
10:59 K: Ik weet het.
11:00 Luister eens, Als je aan mij gewend raakt en ik aan jou, wat gebeurt er dan? Ik luister niet naar waar jij het over hebt en jij luistert niet naar waar ik het over heb.
11:13 Nietwaar?

S: Dit begrijp ik niet. Je kunt toch altijd naar iemand luisteren. Als je elke dag met iemand omgaat en zo dan leer je diegene gauw kennen, het betekent niet echt kennen, maar...
11:24 K: Ja, natuurlijk, maar raak nergens aan gewend. Dan blijf je echt leven. Als je naar die bloemen kijkt, kijk er naar draai je om en kijk er naar, kijk er goed naar. Kijk naar Kabir die daar zit en naar mevr. Jayakar en Radhikaji daar achterin. Is dat niet mooi? En daar raak je aan gewend?

S: Ja.
12:02 K: Ja, waarom?

S: Omdat ik het dagelijks zie!
12:07 K: Nee, schoonheid is niet iets dagelijks zien...
12:11 Later op de dag is het helemaal anders, nietwaar?
12:18 S: Ja.
12:19 K: 's Middags is het veel helderder. En tegen de avond zijn er weer heel andere kleuren. Kun je daaraan gewend raken; dat kan immers, niet? Raak dus nergens aan gewend! Raak niet gewend aan je vader, je moeder en aan je leraren....
12:47 S: Maar we hebben een schoolroutine daar raken we aan gewend! Wat is er anders in een dagelijkse routine?
12:53 K: Je geest wordt dan ook routine je geest gaat ronddraaien als een grammofoon.
13:00 S: Dat betekent niet, dat ik elke dag op de zelfde manier denk maar het is de routine, dat wat we doen. We staan op om half zes we gaan ontbijten en dan naar de lessen. Dat is de routine!
13:12 K: Wacht eens even. Waarom noem je het routine?
13:16 S: Omdat het elke dag gebeurt.
13:18 K: Luister naar waar ik het over heb, geef niet zo vlug antwoord. Waarom noem je het routine?

S: Omdat we het elke dag doen.
13:31 K: Doe je alles elke dag en noem je dat routine of
13:36 ben je je bewust, wat je elke dag doet? Weet je wat je doet? Opstaan om half zes wassen, enz., ben je je bewust, dat je het doet? Schenk je aandacht aan wat je aan het doen bent? Of doe je het allemaal maar nonchalant en dan er vandoor?

S: Ja, nonchalant.
14:04 S: Ja, maar niet altijd.
14:06 K: Ik vraag je: Doe je het zo elke dag? Bewust, gewaar, weten wat je doet. Als je je tanden poetst weet je dan dat je je tanden poetst? Let je er zorgvuldig op?
14:21 K: Waarom?
14:23 Als je zorgvuldig oplet, dan wordt het nooit routine. Begrijp je wat ik zeg? Ben je er nog? Goed! Let je zorgvuldig op alles, wat je elke dag doet? Waarom? Als je let op alles, wat je dagelijks doet, dan leef je veel meer bewust. Je let dan op alles. Je let op die tamarinde bomen met hun vruchten en op die rots daar. Het is iets buitengewoons op te letten!

S: Ja
15:14 K: Zul je het doen?

S: Ja, ik zal het doen.
15:18 K: Nu, elke dag, elke minuut, niet terloops eens een dag.
15:23 Let steeds op, let steeds op de andere mensen, wat ze zeggen hoe ze zich kleden, op al de rotsen hier en de bomen. Je leert veel meer door op te letten! Zul je het doen? Als je tegen me zegt, dat je het zult doen dan moet je je belofte houden. Beloof niet zomaar. Akkoord? Beloof niet, als je het niet kunt doen. Beloof je het? Pas op!

S: Nee.
16:07 K: Heel juist! Als je dus niet goed oplet bij alles wat je doet wat je zegt, hoe je je kleedt hoe je je tanden poetst enz., dan wordt je geest routine, mechanisch. Begrijp je? Als je geest oplettend wordt dan is alles wat je doet veel leuker.
16:47 S: Maar is het niet toch soms mechanisch, zelfs als je oplet?
16:55 K: Nee, het hangt er van af hoe je oplet. Niets wordt mechanisch, als je weet hoe op te letten.
17:05 S: Hoe moet je opletten?

K: Dat ga ik je vertellen. Maar eerst: Zul je het doen?

S: Ik zal het proberen.
17:16 K: Niet proberen, doen!

S: Dat is gemakkelijk gezegd.
17:21 K: Ik weet het. Jullie willen het allemaal geriefelijk hebben, niet? Gemakkelijk. Maar ik zal je vertellen hoe je moet opletten, niet hoe je moet opletten... Ik zal je vertellen wat het is op te letten. Zullen jullie er goed naar luisteren?
17:50 S: Wordt opletten dan geen routine?
17:58 K: Natuurlijk niet. Maar ik heb je nog niet verteld wat opletten inhoudt. Dan kun je het al of niet routine noemen. Goed? Zul je leren van wat ik ga zeggen? Leer ervan, ontdek. Zul je het doen? Ik heb jullie gevraagd: Kijk naar die bloemen zie de pracht, de kleur ervan. Geniet ervan, heb er plezier in. Kwets ze niet. Weet je ervan? Ik zal 't je vertellen. Geleerden, biologen hebben ontdekt, dat bomen met elkaar in contact staan. Als een boom ziek wordt dan zegt hij tegen de anderen: Pas op! Bescherm jezelf tegen mij. Begrijp je? In bepaalde opzichten zijn ze veel intelligenter dan mensen want als jullie ziek zijn, dan zeg je niet: Blijf van me vandaan!
19:19 S: Natuurlijk doe je dat.

K: doe je dat?
19:23 S: Als anderen kans lopen....

K: Wacht even. Ik ga je nu laten zien, hoe je moet opletten. Zul je het leren?
19:37 S: Ja, meneer.

K: Ja? Heel goed. In de eerste plaats let je op met je ogen, nietwaar? Kijk, kijk naar die tamarinde bomen, kijk ernaar. Zie je ze?

S: Ja.
20:00 K: Wacht even, let er op. Zie je de rotsen er achter?

S: Ja
20:08 K: Hoe let je nu op?
20:11 Denk je, terwijl je oplet?
20:15 S: Nee.
20:17 K: Je hebt wat geleerd, nietwaar? Dat je niet denkt, als je oplet.
20:26 S: Mee eens.

K: Mee eens? En dan: Let je alleen op met je ogen? Of let je helemaal op? Niet alleen maar met je ogen, maar ook hoe je het beleeft, de kleur ervan de diepte in de bomen, de schaduwen, de kleine schaduwplekken, zie je ze? Zie je die waterjuffers vliegen?

S: Ja.
20:57 K: Je ziet dus alles, als je oplet. Mee eens? Dan, als je heel goed let op wat ik je heb laten zien let daarna op mij of op iemand anders, heel zorgvuldig. Wat gebeurt er? Je hebt hier een vriend, nietwaar?

S: Ja.
21:26 K: Let op hem.

S: Ja.
21:31 K: Wie is je vriend, die jongen?

S: Ja, meneer.
21:35 K: Juist. Ik dacht het al...
21:38 Ik dacht al dat dat je vriend was. Jullie zaten daar en lachten samen. Let op hem of let op iemand anders. Let goed op ze, hoe ze zitten, hoe ze kijken.
21:55 S: Ze lachen, ik kan niet op ze letten!
22:00 K: Lachen ze? Zie ze dan lachen! Dus als je heel goed oplet dan begin je dingen te zien, die je nooit tevoren hebt gezien. Akkoord? Als je zo nauwkeurig hebt opgelet, dan heb je al die waterjuffers gezien en die diepe schaduwen. Er gaat een man op de fiets voorbij, zie je hem?
22:33 S: Ja.
22:34 K: Dus als je oplet, dan begin je veel meer te leren. De volgende stap is, Je let niet alleen op met je ogen maar je luistert ook naar alle geluiden, die er zijn. Luister goed. Mensen, die hoesten, die bewegen, nooit stilzitten. Mee eens? Let op en luister. Ja? Let dus op, luister en leer!
23:23 S: Is het leren, als je oplet en luistert?
23:26 K: Ho, ho, ik ben nog niet klaar, beste jongen. Ontdek wat leren is. Let nu op en luister goed. Als je oplet en luistert, dan ben je aan het leren, niet slechts memoriseren, je leert alle dingen te zien, die om je heen gebeuren. Mee eens? Ben je 't aan het doen? Ben je bezig? Kijk, je leert uit boeken, nietwaar? Je leert wiskunde.
24:13 S: Ja.

K: Wat leer je nog meer?
24:16 S: Geschiedenis, biologie, scheikunde, aardrijkskunde.
24:24 K: Zo veel al? Engels, wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, scheikunde.
24:32 S: Biologie.

K: Biologie.
24:36 S: Natuurkunde.

K: Je moet een groot man zijn!
24:42 Ik maak maar een grapje, nietwaar?

K: Ja, meneer.
24:49 K: Als je aan het leren bent, wat gebeurt er dan? Je hebt een boek, je mentor legt uit, je leraar onderwijst je en je memoriseert, nietwaar?

S: Ja.
25:02 K: Memoriseren, wat is dat? Je registreert, zoals ze iets opnemen op een grammofoonplaat. Akkoord? Je begrijpt, wat ik bedoel?

S: Ja.
25:15 K: Je hebt toch een grammofoon op school?
25:19 S: Ja.
25:20 Je zet een plaat op en die herhaalt, herhaalt maar. Akkoord?

S: Akkoord.
25:27 K: Doe jij dat ook?

S: Als ik leer, ik bedoel als ik studeer, ja.
25:32 K: Je bent aan het memoriseren, niet aan het leren. Je memoriseert. Omdat aan het eind van de school of aan het eind van de schoolperiode je examen moet doen. En je moet dan vlug antwoorden, dus memoriseer je. Memoriseren is net als een grammofoonplaat herhalen, herhalen, herhalen.
25:57 Nietwaar?

S: Ja.

K: Is dat leren?

S: Als je begint te memoriseren, dan is dat leren.
26:09 K: Nee. Ja, in het begin, daarna herhaal je.
26:14 S: Ja, daarna is het geen leren.
26:17 K: Tenslotte.
26:18 K: Begrepen? Heb je het geleerd? Begrijp je iets, namelijk het volgende: Neem, ik ken een taal niet. Duits. ik ken geen Duits, ik spreek Italiaans en Frans, wat Engels een beetje Frans, wat Italiaans. Als ik nu Duits wil leren, dan moet ik het gaan studeren, nietwaar? Ik moet naar de woorden kijken hoe ze worden uitgesproken, wat ze betekenen de onregelmatige werkwoorden, enz. Dat alles bestudeer ik, memoriseer ik. Akkoord? Mijn brein registreert alles, al de Duitse woorden, de grammatica, de onregelmatige werkwoorden het memoriseert, d.w.z. het registreert. De hersenen registreren. En dan, na vier maanden of drie maanden of wat het ook is, begin je Duits te spreken. Akkoord? Als je zo de hele tijd registreert dan is dat net als een grammofoon, die opneemt.
27:41 S: Het is dus alleen maar memoriseren, geen leren.
27:44 K: Dat is alles, wat ik zeg. Memoriseren is geen leren.
27:50 S: Dus door op te letten is het leren.

K: Wacht, begrijp dit eerst. Begrijp eerst: Memoriseren is geen leren.
27:58 S: Tot het einde...

K: Wacht! Je bent te snel. Zie je het feit, dat memoriseren geen leren is? Memoriseren is herhaling, omdat je een examen moet halen omdat je een baan moet krijgen. Niet? Dus leren is niet memoriseren. Maar wat is leren dan?
28:34 S: Betekent het, dat elke keer dat je oplet, je leert?
28:43 K: Zo is het. Je hebt iets waars gezegd. Elke keer, dat je oplet, ben je aan het leren, omdat de dingen veranderen. Begrijp je het? Als je op die bomen let vroeg in de morgen... dan hebben ze immers een heel ander licht... en later op de dag is er weer een ander licht, er is een andere beweging, er zijn andere tinten, een andere kleur. Je bent aan 't leren!
29:16 S: Telkens je...

K: Kom naar hier!
29:27 Ik krijg de hele klas hier. Maak wat plaats voor haar.
29:40 S: Als je mensen ziet, zoals je ze dagelijks ziet...
29:44 K: Raak er niet aan gewend mensen elke dag te zien, let op ze!
29:48 S: Maar er is niet telkens iets nieuws aan hen.
29:51 K: Hoe weet je dat?

S: Ik denk van niet. Elke keer als ik iemand zie...

K: Weet je, je lichaamscellen veranderen en dus veranderen mensen ook. Ik ben niet dezelfde, die je gisteren hebt gezien, ik kan elders zijn ik kan veranderd zijn, ik kan van alles hebben gedaan. Ik ben een levend wezen. Alleen dode dingen veranderen niet.
30:19 S: En als je op ze let, dan kun je dat ontdekken.
30:23 K: Zo is het. Als je op ze let, dan leer je, want als je op die bomen let in het begin van de morgen, dan zijn ze anders. Niet? Andere kleur, andere beweging, andere intensiteit van licht. Akkoord? Andere schaduwen. Mensen zijn net zo!
30:44 S: Maar ik zie de verandering in bomen en dergelijke
30:47 en ik weet niet, waarom ik die niet in mensen merk.

K: Omdat je lui bent Omdat je niet echt goed naar mensen wil kijken. Is het niet zo?

S: Ja.
31:01 K: Opletten en luisteren dus en daardoor leren, niet memoriseren. Is dat duidelijk?

S: Ja.
31:17 K: Doe het dan! Vooral in India hebben ze vele theorieën over God over de hemel. Ze hebben niets met hun dagelijks leven te maken. Nietwaar? Het dagelijkse leven is veel belangrijker dan je goden en theorieën. Is het niet? Let dus op je eigen leven! Als je iets belooft, hou die belofte dan steeds. Doe geen belofte zonder te beseffen, dat je hem moet houden.
31:59 S: Je let dus op wat je denkt, je let op wat je doet en tegelijkertijd moet ik, als ik op een tamarinde boom let het besef hebben, dat ik oplet.
32:11 K: Dat is zo, je let op jezelf. Ik let op die bomen en ik let op mezelf. Ik let op wat ik zeg of ik de waarheid spreek of lieg. Ik let op mijn ergernis boosheid, jaloersheid, angst, ik merk dat allemaal. Begrijp je? Terwijl ik die bloemen gewaar ben, ben ik ook mezelf gewaar. Akkoord? Het is veel plezieriger om op je zelf te letten, omdat je verandert omdat je anders bent. De ene morgen ben je neerslachtig de volgende morgen ben je blij, de derde morgen geprikkeld. Nietwaar? Zul je dit alles doen, of zeg je alleen maar: Ja, ja en ga je gewoon verder?
33:05 S: Ik let op me zelf.
33:07 K: Zul je het doen?

S: Ja, ja.
33:11 K: Je belooft het?

S: Ja, ik zal het doen.
33:15 S: Nee, ik zal het proberen.
33:17 K: Beloof je het? Pas op!
33:20 S: Ik denk, dat ik het zal doen.

K: Niet 'je denkt dat je het zult doen' maar beloof je om het elke dag te doen? Dat betekent, dat je je belofte moet houden! Beloof nu niet!
33:33 S: Ik zal het proberen te doen.

K: Nee, niet proberen. Je doet het of je doet het niet.
33:39 S: Maar ik wil het doen.

K: Doe het dan!
33:44 Zie je, als je het doet, dan leef je buitengewoon intens. Je brein wordt zo gevoelig! Akkoord?

S: Ja.
34:05 K: Jullie zijn niet gevoelig. Je bent wel erg jong, maar je bent niet gevoelig.
34:10 S: Soms, als ik aan iets denk, dan besef ik niet, dat ik denk ik ben zo verstrikt in dat denken. Soms, stel dat ik naar een boom kijk dan weet ik, dat ik naar een boom kijk. Ik ben gewaar, dat ik naar een boom kijk en ik kijk er tegelijkertijd naar. Maar soms is er een denken, waarbij ik niet besef, dat ik denk.
34:30 Ik sla me niet steeds gade.

K: Wacht, wacht. Besef, dat je denkt. Let op je denken. Als je denkt, waarom denk je dan op die manier? Let er op, let op alles, wat je doet!
34:48 S: Soms ben ik zo verstrikt in dat denken...
34:53 K: Nou luister eens goed. We praten met elkaar, nietwaar, dus we zijn ook aan het denken. Akkoord? Je kunt stil denken en het dan onder woorden brengen. Ja? Dat zijn we aan het doen. Je denkt en zet het om in woorden. Je wilt me iets vertellen... dus zorg ik er erg goed voor, dat ik overbreng, wat ik tegen je wil zeggen.
35:25 S: Maar soms is het niet, dat je denkt en het dan verwoordt de woorden komen.

K: Ja, waarom is dat?
35:34 S: Wordt het dan toch niet weer mechanisch?
35:38 K: Dat is nu net wat ik je zeg: Word niet mechanisch! Word niet mechanisch! Je draagt een bril, niet? Ontdek eens, wat je zonder bril kunt doen.
35:56 S: Ik kan niet...

K: Zeg niet, dat je 't niet kan!
35:59 S: Ik zie niets zonder bril.
36:03 K: Onderzoek het, meisje. Stel, dat ik straks negentig ben, dan draag ik toch geen bril. Weet je waarom?
36:15 S: Omdat U zonder kunt!
36:20 K: Nonsens!
36:23 S: Ze weet dat ze niet zonder kan, ze heeft het al geprobeerd.
36:29 S: Ja, daarom draag ik een bril.
36:31 K: Ontdek, of je goed kunt zien zonder bril. Zo niet, onderzoek dan of je geen oogoefeningen kunt doen.
36:44 S: Ik doe dat.

K: Dan verbeter je het misschien. Maar als je steeds zegt: 'Ik heb een bril nodig, ik heb een bril nodig'.
36:51 S: Nee, dat doe ik niet.
36:53 K: Dat doe je wel, want je zegt, dat je niet zonder bril kunt.
36:57 S: Dat is omdat het een feit is
36:59 ik probeer juist zonder bril te zien.

K: Doe je bril dan weg en doe er moeite voor.
37:06 S: Zojuist vroeg U ons te gaan leren en op te houden met memoriseren.
37:14 K: Memoriseren, zoals ik je al heb uitgelegd... beste jongen, wordt iets mechanisch. Nietwaar?

S: Ja.
37:28 K: De hersenen binnenin de schedel registreren voortdurend.
37:36 S: Ja.
37:37 K: Ik zeg dat is geel, dat groen. Akkoord? Dat een broek. Ze registreren. Akkoord?

S: Ja.
37:46 K: Dat registreren wordt mechanisch.

S: Ja.
37:50 K: En omdat het mechanisch is, wordt je hele leven iets mechanisch.
37:55 S: Maar is het niet een feit, dat...
37:57 K: Wacht, lieverdje, tot ik met deze knaap klaar ben.
38:02 Je valt me op het lijf, voordat ik klaar ben, ja? Vraag straks en onthoud je vraag zolang. Begrepen? Dus steeds registreren, groen, wit, violet, geel, hij is mijn vriend, hij is niet mijn vriend, het is als een grammofoon.
38:28 S: Ja.

K: Ja? Memoriseren is dus niet leren. Leren is steeds iets nieuws.

S: Zoals wanneer je iets studeert.
38:46 K: Je moet het leren, het studeren.
38:49 S: We moeten het dan memoriseren.

K: Wacht even.
38:52 Stel ik ben je leraar en ik wil je geschiedenis leren. Ja?

S: Ja.
39:01 K: Ik wil je geschiedenis leren. Je moet alle koningen kennen en de rest van die onzin.
39:09 Nietwaar?

S: Ja.

K: Het is onzin. Je moet weten, wie de koning van India was in de 15de eeuw, enz., enz.
39:22 S: Waarom noemt U het onzin?

K: Het is immers onzin. Uiteindelijk beïnvloedt het je leven helemaal niet.

S: Maar als je iets wil worden, een cursus volgen...
39:35 K: Ja, je memoriseert om een professor te worden.
39:42 S: Ja.

K: Ja.
39:44 Je memoriseert om meer geld te verdienen.
39:47 S: Om meer?

K: Geld, een betere baan.
39:50 S: Dat hoeft niet.

K: Jawel. Als je geen goed geheugen hebt, dan krijg je geen goede baan. Heb je wel eens op de timmerlieden gelet? Die mensen, die prachtig meubilair maken? Ik wel. Ze moeten de hoedanigheid van het hout kennen, niet? De hoedanigheid van de houtnerf en zo en het gereedschap dat ze gebruiken. Ze zijn erg zorgvuldig. Ze memoriseren dus ze worden eerst leerling van een andere timmerman door dat werk leren ze, memoriseren ze en worden dan goede timmerlieden. Juist? Ik wil je dus geschiedenis leren. Luister dus maar eens rustig. Luister je of ben je er niet bij?
40:48 K: Ik luister, ja.

K: Goed. Ik wil je geschiedenis leren. Geschiedenis betekent verhaal. Akkoord? Het verhaal van alle vroegere koningen, koninginnen, oorlogen, enz., enz.

S: Dat is juist.
41:12 K: Maar verhaal betekent ook het verhaal over jezelf.
41:17 S: Ja.
41:19 K: Het verhaal over wat er in de wereld gebeurt en het verhaal over jezelf. Je bent een interessanter verhaal, dan het verhaal van al de koningen.
41:33 S: Mee eens!

K: Mee eens? Ja. Ik ga dus niet alleen praten over de geschiedenis volgens de boeken maar ook over de geschiedenis van jezelf.
41:51 S: Maar dat is niet, wat we in de les doen.
41:54 K: Dat weet ik. Ik heb gezegd, dat als ik je leraar was, dan zou ik het zo doen.
42:00 Begrijp je?

S: Ja.

K: Ik zou het boek combineren met dat over jezelf.
42:07 S: Dan is er maar een kleine kans voor u ooit een leraar te zijn.
42:13 K: Wat?
42:15 S: U zou nooit een leraar kunnen zijn!
42:19 K: Waarom niet?

S: Niet rond een dergelijk onderwerp.
42:22 K: Ik heb gezegd, dat ik die twee zou combineren. Ik zou het boek combineren met de geschiedenis van jezelf. De geschiedenis van ons zelf is de geschiedenis van de hele mensheid.
42:41 Akkoord?
42:42 S: Dus de geschiedenis van de hele mensheid is de geschiedenis van onszelf.

K: Ja, en dat ben je zelf!
42:48 S: Als we dus die van de mensheid leren, dan leren we over onszelf.
42:51 K: Klopt.

S: Dus dan leren we die van de mensheid.
42:56 K: Je luistert niet, naar wat ik zeg, beste jongen. Wat ik je vertel, is, dat als ik een geschiedenisleraar was... De betekenis van geschiedenis (historie) komt van het latijnse 'storia' dat verhaal, historie betekent, in het Italiaans heet het storia. Nu ga ik het hebben over, waarover? Wie was je koning in de 15de eeuw?
43:30 S: Er zijn er zo veel!

K: Ja, zoveel, heel juist. Geef maar eens een naam, kom, iemand van jullie daar!
43:39 S: Babu.

K: Barber?
43:45 K: Ik meende je zei 'barber' ( d.w.z. kapper,barbier) Ik weet het, 't is een grapje. Ik zou je dus leren, dat Babu de vader was van Humula, nietwaar? En Humula's zoon was Agba- nietwaar? Daar zou ik allemaal op in gaan. En ik zou ook zeggen: Hoe is met jou? Jij bent ook een verhaal, een groots verhaal, grootser dan dat van Agba.
44:31 Nietwaar?

S: Ja. Ik zou het dus ook over jezelf hebben met je. Ik zou zeggen: Wat ben je? Je hebt een boek over jezelf in je. Leer dat boek te lezen, begrijp je?
44:51 S: Ja, meneer.
44:53 K: Ben je er zeker van, dat je begrijpt, wat ik zeg? Zeg niet: Ja, meneer. Ik zeg: Er is het boek over Agba er zijn vele delen over Agba geschreven en er is ook het boek over jezelf, wat je bent.
45:17 S: U zei, dat...
45:19 K: Luister je naar wat ik vertel?
45:21 S: Ja.

K: Er is in je een boek, dat je moet leren lezen maar je verzuimt dat boek te lezen. Ik ga er dus op letten, dat je dat boek leert te lezen. Niet alleen maar het boek over Agba maar ook het boek over jezelf. Daar zou ik dus op ingaan, ik zou je op die manier onderwijzen. Dat is een geweldige manier van leren! Niet alleen maar wat er gebeurt in de wereld om je heen maar ook dat bijzondere boek in jezelf het boek, dat de rest van de mensheid is - niet slechts Indiase geschiedenis!
46:24 S: Maar waarom gebeurt dat niet?
46:26 K: Omdat je leraren dit niet doen!
46:29 S: Maar U ben president van de Stichting waarom doet U er niets aan?
46:36 K: Hij zegt, dat ik de president van de Stichting ben.
46:39 Waarom doet u er niets aan?
46:43 Je hebt helemaal gelijk maar ze willen niet luisteren. Wacht! Ze willen niet luisteren.
46:51 S: Ze zijn net als wij.

K: Precies!
47:02 S: Waarschijnlijk dat ze...

K: Luister nu eens goed! De leraren zijn net als jullie, alleen meer volwassen. Juist? Ik beledig ze niet, begrijp je? Ik ben heel beleefd, ik respecteer anderen, ik beledig ze niet. Ze zijn dus net als jullie, leer dus van elkaar. Begrijp je? Ik leer nu ook van jullie. Waarom? Je zegt dingen, maar je meent het niet. Begrijp je?

S: Ja, meneer.
47:48 K: Terwijl je ja meneer, ja meneer zegt, meen je het helemaal niet.
47:53 S: Ik meen het echt.

K: Wat betekent, dat je het ook in praktijk brengt.
47:58 S: Mijn ja wilde zeggen, dat ik het begrijp.
48:01 K: Eerst begrijpen, maar dan in de praktijk brengen! Akkoord?

S: Je hebt dus niet dat soort van...
48:08 K: Beste jongen, zeg in je leven niet iets, als je het niet in praktijk brengt. Wie het niet in praktijk brengt wordt een huichelaar. Akkoord? Iets zeggen en iets anders doen, dat is huichelarij. Nietwaar?
48:25 S: Maar ik beweer niet iets
48:28 ik zeg alleen maar, dat ik begrijp, wat U zegt.

K: Ik zei tegen je: Begrijp, wat ik zeg ik zei: Zeg niet iets, dat je niet meent. Als je 't meent, zeg het dan en heeft de ander gelijk, wees dan eerlijk. Als je hebt gelogen, zeg: 'Ik heb gelogen, meneer'. Dat is eerlijkheid! Akkoord? Als je boos bent: Ja, ik ben boos. Doe niet alsof! Volwassenen doen dat. Dat is het enige verschil!

S: Iedereen is verschillend. Akkoord? Niemand is hetzelfde.
49:17 K: Ja.
49:19 Ik bedoel, als ik iedereen eerlijk zeg, zoals, Ik ben boos
49:22 ik luister, dan zal niet iedereen zeggen, dat ze ook boos zijn.
49:25 K: Wat?
49:27 S: Stel, dat ik ruzie heb met iemand…
49:30 K: Waarom heb je ruzie met iemand?
49:33 S: Omdat hij...

K: Hey! Waarom heb je ruzie met iemand?
49:38 S: Je hebt een meningsverschil met iemand.
49:41 K: Waarom heb je een meningsverschil? Leer, zeg niet: Ik heb een meningsverschil, dus ik vecht met hem, maar leer! Als je nu elkaar bevecht doe je dat ook, als je volwassen wordt en dan wordt het geweld. Je weet, dat overal op de wereld het geweld zich uitbreidt, nietwaar? Men vermoordt elkaar, oorlogen, terroristen. Begrijp je? Men vermoordt elkaar, er is enorm veel geweld in de wereld. Wordt dus niet gewelddadig, wordt niet boos. Als je boos wordt, zeg dan: 'Ik ben boos' verontschuldig je! Vecht er niet om.

S: Vecht je niet, kan iemand van je zwakte gebruik maken en jou afranselen...
50:48 K: Misschien ook niet.
50:52 Als ik niet boos wordt op degene
50:55 die boos wil worden, dan kalmeert hij misschien.
50:59 S: Misschien!

K: Ik zei misschien.
51:02 S: Maar dan...

K: Wacht, wacht.
51:06 S: Stel dat de andere me wil slaan omdat ik niet boos ben op haar?
51:13 K: Als ik niet reageer, begrijp je? Je bent boos op me niet? Veronderstel, dat jij boos bent op me en ik reageer niet ik word niet boos, ik sla niet terug, let dan eens op, wat er gebeurt!
51:29 S: Soms kan het gebeuren, dat dat ergert.
51:32 K: Niet 'soms'. Let op wat er gebeurt als je boos op me bent en ik word niet boos op jou, dan gebeurt er iets tussen ons. Niet? Als jij zegt, dat ik gek ben dan reageer ik niet door te zeggen, dat jij ook gek bent, ik blijf kalm. Mijn kalm blijven is van invloed op jou. Niet altijd, omdat de mensen niet voldoende zacht zijn voor elkaar. Je leert dus. Hemel! Ik had over iets heel anders dan dit willen praten!
52:21 S: Ik begrijp niet, waar dit alles ons toe leidt.
52:27 K: Je begrijpt niet.. Luister, ze vraagt iets. Ze zegt: Ik weet niet, waar je ons naartoe leidt. Ik leid je nergens naar toe.
52:40 S: Waar praten we dan over?
52:43 K: Waar ik het over heb, is: Leer op te letten wat één van de allermoeilijkste dingen is om te doen. Leer te luisteren en leer te ontdekken, wat leven is niet alleen maar steeds hetzelfde doen. Begrijp je? Dat is wat ik vanmorgen te zeggen heb. Word niet mechanisch.
53:16 S: U zei, dat U over iets anders wilde praten. Waarom kiest U dan niet af en toe zelf het onderwerp? Waarom begint U niet over iets te praten?
53:27 K: Omdat ik eerst wil weten, wat jullie willen. Begrijp je? Het is beleefder, nietwaar, om eerst te horen, waarover jullie het willen hebben.
53:45 S: Wel we willen weten waar U het over hebben wil.
53:48 K: Juist. Nu kan ik het er over hebben.
53:51 Akkoord?

S: Ja.

K: Eerst vraag ik jullie. Akkoord? Ik schenk jullie ook eerst thee in en niet mezelf.

S: Ja.
54:01 K: Zo vraag ik jullie ook eerst, waar je het over wil hebben en jullie springen erop en zeggen allerlei zaken. Als jullie klaar zijn en er is nog tijd over, dan praat ik over waar ik het over wil hebben.
54:14 S: Waar wil U het over hebben?
54:19 K: Waar ik het over wil hebben, is, als ik me goed herinner de vraag: Ben je gevoelig?

S: Waarvoor?
54:30 K: Gevoelig! Zie je, het antwoord is onmiddellijk, Waarvoor? We hebben het niet over waarvoor maar ben je in jezelf gevoelig? Weet je wat het is, gevoelig te zijn?
54:49 S: Voelen.

K: Voelen.
54:51 S: Oplettend.

K: Oplettend.
54:53 S: Begrijpen.
54:56 K: Je bent gevoelig voor die bloemen, nietwaar? Ben je gevoelig voor mensen?
55:04 S: Mensen?
55:07 K: De jongens en meisjes of de volwassenen om je heen? Ben je gevoelig zodat je ziet, wat ze voelen, hoe ze kijken, wat ze doen? Gevoelig.
55:18 S: Slechts voor de mensen die meestal om me heen zijn.
55:22 K: Ja, zelfs dat niet.
55:24 S: Niet altijd.

K: Nee. Ben je dus gevoelig? Je zegt: Af en toe ben ik gevoelig. Dat is niet goed genoeg, dat is als het hebben van een slechte aardappel. Ik wilde het dus over gevoeligheid hebben... en over wat je verhouding is -begrijp je het woord- tot wat er in de wereld gebeurt. Begrijp je, wat ik vraag? Je verhouding. Er bestaat een verwantschap met je vader en je moeder, nietwaar? Ben je ook op enigerlei wijze betrokken bij de rest van de wereld bij wat er in de wereld gebeurt?
56:12 S: Ja, ja.

K: Wacht even. Luister. 2500 mensen werden gedood in Bhopal, en honderdduizende... mensen gekwetst, wat voel je daarbij?
56:30 S: Ik voel me triest.

K: Je voelt je triest, en dan?
56:34 S: Je voelt die slordigheid alom. Door een kleine lek, pure slordigheid.
56:42 K: Ben jij - luister goed naar m'n vraag ben je gevoelig voor het lijden van andere mensen?
56:50 S: Nee.
56:52 K: Wacht, ik heb je een vraag gesteld. Ben je gevoelig voor het lijden van anderen?
57:00 S: Vaak ben ik degene, die het lijden veroorzaakt.

K: Je bent erg handig, beste jongen.
57:10 Ik stel een vraag en jij vraagt wat anders. Ik vraag je - ik ben net zo handig als jij - of je gevoelig bent voor het lijden van anderen? Vreemden?
57:28 S: Niet zoveel als anderen.

K: Nee dus. Zo zit het. Nee dus. Waarom? Weet je, eergisteren liep ik daar en er waren twee meisjes, in blauw met witte strepen, studentes. Ze lopen zes mijl heen en zes mijl terug, twaalf mijl per dag. Ben je gevoelig voor hoe ze het vinden, dat ze de hele dag moeten lopen?
58:07 S: Nee, dat zijn mijn zorgen niet. Nee, omdat het niets met mijn leven te maken heeft.

K: Precies. Je bent dus niet gevoelig voor anderen

S: Alleen mezelf.
58:17 K: Je bent alleen maar egoïstisch.

S: Heel vaak ben je gevoelig. Je hebt medelijden met iemand zoals als mensen sterven in Bhopal.
58:28 K: Ik zei, kijk, probeer me niet te slim af te zijn ben je je die jongens en meisjes bewust, die dagelijks twaalf mijl lopen zonder genoeg eten? Ze lijden immers. Wat vinden jullie daarvan? Kan het je niet schelen?

S: Het kan ons wel schelen.
58:52 K: Wat doe je er aan?

S: Wat kan ik doen?
58:59 K: Jij kunt niet veel doen, maar je kunt het tegen mevr. Radhikaji zeggen
59:07 en vragen: Ga eens na hoe we ze kunnen helpen. Laten we een bus voor ze vinden om mee heen en terug te gaan. Je gaat er voor aan het werk, je doet iets en je zegt niet alleen maar ja. Akkoord? Akkoord? Doe je het?

S: Meneer...
59:29 K: Wacht, ik vraag iets. Ga je naar mevr. Thomas en mevr. Radhikaji en zeg je: Alstublieft, dames of heren, we moeten iets voor hen doen? Doe je het? Doe je het? Of kan het je niet schelen?

S: Het kan me wel schelen!
59:59 K: Ga dan naar ze toe, net als ik. Ik wil een bus voor die kinderen. Ze oppikken en daarheen brengen of een school voor ze hier hebben, ergens daar, niet zomaar ergens! Ik ga er aan werken, er over praten ik ga moeilijkheden maken zo ze het niet willen doen.
1:00:35 S: U kunt...

K: Doe het! Help me erbij, ja?

S: Als U zegt, wat ik moet doen, best!
1:00:43 K: Ik zal je dat niet vertellen, jij gaat het doen. Daarin ben je zelfstandig. Ik wil het dus hebben over gevoeligheid en je betrokkenheid bij de wereld. Je groeit op, straks ga je deze mooie plek, Rishi Valley, verlaten en ga je naar college of universiteit, je trouwt, krijgt kinderen banen en ruzies, narigheid en alles, wat je leven gaat worden. Wat is je betrokkenheid bij de rest van de wereld bij geweld, bij politiek, bij de geweldige corruptie in dit land? Juiste vraag?

S: Je wordt zo egoïstisch, als dat er allemaal is, zoals...
1:01:41 K: Je wordt niet egoïstisch, je hebt er mee te maken.
1:01:45 Je hebt te maken met die geweldige corruptie.

S: Maar wat kunnen wij er aan doen?
1:01:54 K: Wees zelf niet corrupt!

S: Ja maar hoe...
1:01:58 K: Wacht even! Luister, meisje, je bent te snel!
1:02:02 Wees zelf niet corrupt. Vecht ertegen, weersta iets, dat je verkeerd vindt.
1:02:09 S: En als iemand niet akkoord gaat, met hem vechten?
1:02:13 K: Ik bedoel vechten in de zin van: word niet corrupt!
1:02:18 S: Stel ik word niet corrupt, maar...
1:02:22 K: Dat doet er niet toe, laat de anderen er buiten! Word zelf niet corrupt!
1:02:27 S: Ik zal het doen.
1:02:30 K: Straks als je volwassen wordt, je kunt nu wel zeggen, ja ik zal niet corrupt worden, maar als je volwassen wordt en in zaken gaat.
1:02:37 S: Het helpt niet, als er maar één persoon niet corrupt is.
1:02:44 K: Begin allereerst met je zelf!
1:02:46 S: OK, stel je bent niet corrupt, ik geef maar een voorbeeld en je solliciteert, dan is er de chef, die je interviewt en hij zal je onmiddellijk om steekpenningen vragen of je krijgt de baan niet!
1:03:00 K: Neem de baan dan niet! Waarom sta je niet voor iets?
1:03:11 S: Maar zonder baan kan ik niet leven!

K: Leef dan maar niet!
1:03:18 S: Wat is dan de zin van het bestaan?
1:03:22 K: Ontdek het! Weet je, jullie zijn allemaal zo slap, je geeft toe. Als je nu eens zei: Nee ik zal niet corrupt zijn, en je verzamelt anderen om je heen, je gaat ervoor.
1:03:40 S: Maar als er maar vijf mensen zijn, die...
1:03:44 K: Dat is voldoende, begin ermee!
1:03:46 S: Stel er is iemand, die niet corrupt is maar omdat hij niet gevoelig is en iedereen rond hem ook niet hoe kunnen ze dan weten, wat hij probeert te doen?
1:03:59 K: Ik zou het ze vertellen. Ik doe dat. Luister ik ga de wereld rond en zeg: Religies, zoals ze nu zijn, zijn nonsens. Akkoord? Ze vinden dat niet leuk, maar dat kan me niet schelen. Als ze tegen me zeggen: Je kunt dit land niet in, dan kan me dat niet schelen. Ik kan altijd teruggaan naar Rishi Valley, als dat tenminste mag. Het kan mij niet schelen. Maar jullie kan het wel schelen, jullie zijn allemaal zo bang!
1:04:37 S: Maar er staat ons niets anders te doen dan een baan te zoeken en als we ze niet krijgen wat staat er ons dan te doen?
1:04:43 K: Als je geen baan krijgt...
1:04:46 S: Stel, dat je niet corrupt wilt zijn en je wilt geen steekpenningen. Als je dan geen baan krijgt, wat kun je dan nog doen?
1:04:56 K: Word tuinman. Wat mankeert er aan een tuinman te worden, wat mankeert er aan arm te zijn? Arm met ontwikkeling, wat mankeert er aan?
1:05:07 S: Maar hoe leef je dan?
1:05:25 Wat is de zin van deze opleiding?

K: Wat de zin van deze opleiding is? Waarschijnlijk geen enkele.
1:05:34 S: Als je geletterd bent, kun je geen tuinman worden.
1:05:44 K: Doe dan iets geletterds! Jullie zijn allemaal laat ik maar netjes blijven, zo middelmatig! Daar heb ik wat tegen!

S: Wat betekent dat?
1:06:02 K: Middelmatig betekent in het Engels de heuvel half opgaan, nooit tot de top. Begrijp je? Word geen middelmatig iemand.
1:06:22 S: Maar waarom hebt U zulke banen genoemd, zoals die van een tuinman die zoveel van ons verschilt? Niemand van ons wil tuinman worden, want het lijkt iets...
1:06:38 K: Omdat ik geen bezwaar heb tuinman te worden. Wat mensen ook denken of ik minister ben of wat dan ook, het kan me niet schelen. Ik doe, wat ik denk dat juist is.
1:06:52 S: Als we dus allemaal doen wat we denken, dat juist is...
1:06:55 K: Nee, het is erg moeilijk om te ontdekken, wat juist is niet wat je denkt, dat juist is, maar wat juist is. Dat is erg moeilijk. Akkoord? Ik denk, dat dit juist is en dat kan dan verkeerd zijn.
1:07:14 S: Allen rondom ons zeggen dat we iets moeten doen, omdat het juist is.
1:07:20 K: Dat is gewoon traditie, autoriteit. Ik wil ontdekken, wat juist is. Jullie ook? Hoe ontdek je dat?

S: Is dat dan geen opinie? Wat juist is voor de één kan fout zijn voor de ander.
1:07:33 K: Ik zei, beste jongen, maar je luisterde niet dat ieder denkt, dat hij op zijn manier gelijk heeft. Akkoord? Jij denkt dit is juist en een ander denkt dat is juist of niet juist maar ik wil ontdekken wat juist is -luister goed- onder alle omstandigheden, onder wat voor druk ook wat het publiek ook zegt. Ik wil ontdekken wat juist is. Jullie niet? En het is moeilijk, te ontdekken wat juist is. Wil je ontdekken, wat juist is, dan kun je er geen meningen oordelen en overtuigingen op na houden, niet waar? Je ziet, wat juist is, als er vrijheid is.
1:08:34 S: Alleen als je volledige vrijheid hebt.
1:08:39 K: Volledige vrijheid, zo is het. Alleen als je volledige vrijheid hebt. Dan zie je, wat juist is.
1:08:45 S: Maar hoe bereik je vrijheid?
1:08:49 K: Hoe vrijheid bereiken? Vrijheid bereik je niet. Vrijheid is er, die komt vanzelf, als je nergens aan gebonden bent. als je niet in je zelf geïnteresseerd, niet egoïstisch bent - Begrijp je? Als je niet egoïstisch bent.

S: Dan ben je vrij.
1:09:05 K: Dan is er vrijheid en wat je dan inziet, dat is juist!
1:09:12 S: Maar ik kan niet alleen in deze wereld leven.
1:09:15 K: Het kan me niet schelen alleen in deze wereld te leven.
1:09:18 S: Nee.

K: Jullie wel, jullie zijn bang!
1:09:21 S: Hoe kun je van egoïsme afkomen?

K: Hoe kun je van egoïsme afkomen?
1:09:26 Zal ik je een simpele manier vertellen? Wees niet egoïstisch!

S: Zo eenvoudig is het niet!
1:09:33 K: Luister meisje: Wees niet egoïstisch. Weet je wat egoïsme is? Wees het niet! Zeg niet: Ik wil het kwijtraken, maar wees niet egoïstisch. Leer, wat het is, egoïstisch te zijn, let op!
1:09:50 S: Het komt allemaal neer op opletten.

K: Ja. Opletten. Je leert oneindig veel, als je oplet. Ik leer veel door op te letten, als ik je langs de weg zie lopen. Hoe je loopt, hoe je praat, of je precies zegt, wat je bedoelt of je probeert dubbelzinnig te zijn, te bedriegen. Ik leer, ik let op. Dat is één ding! Ik wil dus eerst, dat je er achter komt, of je gevoelig bent, dan, wat je betrokkenheid bij de wereld is, dan of je van die wereld verschilt. De wereld is vol geweld, ben jij ook vol geweld? De wereld is corrupt, ben jij ook corrupt? De wereld is vol geweld, ben jiij ook vol geweld? Zie je? De wereld zegt: Ik ben Brits ik ben Frans, ik ben Indiër, een Rus, een Moslim. Ja? Daarom zijn er onderling conflicten. Ik wil daar niet bij horen!
1:11:15 S: De wereld zegt ook: Ik ben Chi, ik ben Gotham...
1:11:25 K: Natuurlijk ben je Gotham, je hebt verschillende namen, dat is normaal. Wees echter niet nationalistisch!
1:11:32 S: Maar is het niet het zelfde, als ik zeg, dat dit mijn naam is en als ik zeg, dat dit mijn land is, is het niet hetzelfde?
1:11:41 K: Hetzelfde, ja. Het is egoïstisch. Je identificeert jezelf met iets groters, maar het egoïsme blijft bestaan. Wacht, het is nu immers bijna kwart voor. We hebben een uur en een kwartier samen gepraat. Ze worden allemaal onrustig, laten we dus maar ophouden. Willen jullie nu vijf minuten stil blijven zitten, helemaal stil? Beweeg niet, ga gemakkelijk zitten en zit dan stil echt stil. Hoest niet, doe je ogen dicht en let op, wat je denkt. Zo... Bedankt om naar me te luisteren.
1:13:43 Dank U. Dank U.
1:13:46 Jij bent Gotham, niet? Hoe heet je?

S: Ajip.