Krishnamurti Subtitles home


SA79D4 - Waar gaat het in ons leven nu eigenlijk om?
Vierde openbare discussie
Saanen, Zwitserland
28 juli 1979



0:47 We gaan nog door met onze dialogen. Jammer genoeg lijkt het alsof ik het meest aan het woord ben en dat jullie niet meedoen en het gesprek niet aangaan met de spreker. Ik zou iets willen voorstellen als dat mag: we hebben het gehad over meditatie, liefde, het denken en andere zaken, maar volgens mij hebben we het niet gehad over ons dagelijks leven, onze relaties met anderen, onze relatie met de wereld, onze relatie met de hele mensheid. En we lijken de hele tijd af te dwalen van de kern van de zaak, namelijk hoe ons dagelijks leven er uit ziet, onze levensstijl, en of we wel bewust zijn van onze dagelijkse verwarring, angsten, onzekerheden, depressies, de niet aflatende behoeften van ons dagelijks bestaan. Zouden we ons, ik vraag het maar, niet daarmee moeten bezighouden, vanochtend en morgenochtend, en ons niet verliezen in allerlei vage, idealistische, theoretische activiteiten? Zouden we, ik vraag het maar, misschien voelen jullie er niets voor, of we deze ochtend samen zouden kunnen praten, als vrienden, over het dagelijks leven, wat we doen, wat we eten, hoe onze relaties zijn, waarom we zo verveeld raken met ons bestaan, waarom onze geest zo mechanisch is, enzovoort, ons dagelijks bestaan. Zouden we het daarover kunnen hebben? En ons beperken tot dat ene. Is dat goed?

V: Ja.
4:04 K: Eindelijk. (gelach)
4:20 Hoe ziet ons dagelijks leven eruit, als je je dat bewust bent? Zonder te vluchten in fantasieën, laat die maar zitten, wat is ons dagelijks leven? Opstaan, oefeningen doen als je dat aanspreekt, eten, naar kantoor of de fabriek gaan, of naar de zaak of iets dergelijks, maar ook onze ambities, jezelf waarmaken, onze relaties met elkaar, al dan niet intiem of seksueel, enzovoort. Wat is het centrale thema in ons leven? Is het geld? Het centrale thema, niet de bijzaken, niet de oppervlakkige zaken, maar de diepere behoeften. Kijk er alstublieft zelf naar. Wat zijn onze behoeften, is mijn vraag? Zijn we uit op geld?

V: Nee.
5:52 K: Zeg niet nee, we hebben geld nodig.
5:56 Is geld het centrale thema? Of het hebben van een baan? Begrijpt u? Of psychologische en financiële zekerheid, totale zekerheid, geen verwarring? Wat is de voornaamste drijfveer, behoefte, of wens in ons leven? Kom op, mensen.
6:58 V: Plezier in je werk.

K: Plezier in je werk.
7:13 Zou u dat tegen de man zeggen die dag in, dag uit een schroef aandraait aan een lopende band, - plezier in je werk? Of tegen iemand die elke ochtend naar kantoor moet en daar te horen krijgt dat hij moet, typen, dag in, dag uit? Kijk alstublieft goed. Dus ik vraag opnieuw: is het geld? Is het zekerheid? Of is het gebrek aan werk? En als je werk hebt, is het dan de routine van het werk, de verveling, en daaraan ontvluchten via amusement, nachtclubs, jazz, begrijpt u? - alles wat afleidt van de essentie van ons bestaan. Want de wereld - ik hou hier geen preek, jullie moeten dit wel weten, de wereld verkeert in een verschrikkelijke toestand. Jullie weten dit vast allemaal wel. Ga dus als redelijk intelligente en serieuze mensen na, wat onze relatie tot dit alles is? Het morele verval, de onoprechtheid van de intellectuelen, de klassenvooroordelen, en ga zo maar door. U kent dat wel. De bende die de politici ervan maken, de eindeloze voorbereiding op oorlog. In welke relatie staan wij tot dit alles? Laten we hier alstublieft een dialoog over voeren, een gesprek. Ziet u, als we op dit punt komen, zijn we allemaal stil.
9:34 V: We maken er allemaal deel van uit.

K: We maken er allemaal deel van uit.
9:44 Daar ben ik het helemaal mee eens. Weten we dat we er deel van uitmaken? Zijn we ons ervan bewust, dat ons dagelijks leven... begrijpt u? - ons dagelijks leven daaraan bijdraagt? En als dat zo is, wat zullen we dan doen? Drugs nemen? Dronken worden? Je bij een commune aansluiten? Het klooster ingaan? Of kleren met gele, paarse of felle kleuren gaan dragen? Zou dat de oplossing zijn voor dit alles? Ik zou hier graag over willen discussiëren. Wat staat ons te doen? Wat is ons dagelijks leven, waaruit de maatschappij is gevormd, de politici, die ons achteloos gebruiken om hun eigen macht en positie te vergroten? Als we ons van dit alles bewust zijn, hoe is onze verhouding hiermee en welk leven leiden wij, dat daar kennelijk aan bijdraagt? Nietwaar? Zeg ik iets buitensporigs?

V: We zouden het graag willen veranderen, maar we weten niet hoe.
11:54 K: We zouden het willen veranderen, maar we weten niet hoe.
12:00 Wat is dat 'het'?
12:03 V: De manier waarop we nu leven.
12:10 K: De manier waarop we nu leven, we weten niet hoe we dat moeten veranderen. Daarom accepteren we dat. Nietwaar? Hoe komt het dat we het niet kunnen veranderen?
12:27 V: Misschien wachten we op iemand die het ons zal vertellen.
12:31 K: Bent u aan het wachten op een of ander wonder? Wachten we tot de een of andere autoriteit ons vertelt wat we moeten doen? De priester, de goeroe, dat soort bedrog? Of gaan we terug naar de Bijbel? Er zijn mensen die dat doen; de zogenaamde intellectuelen, die iets geschreven hebben tegen of voor het communisme, een totalitair systeem, en teruggaan naar God. Begrijpt u? Omdat ze geen antwoord weten op dit alles, in de veronderstelling dat alles zal worden opgelost door tradities. U weet dit allemaal wel.
13:26 Waarom kunnen wij in ons dagelijks leven niet veranderen wat we doen? Onderzoek dit alstublieft, dit is een gesprek, ik ben niet de enige spreker.
13:51 V: We dragen er niet alleen toe bij maar we vluchten ook in wat we bijdragen.
13:57 K: Wat zegt u?
13:58 V: Het is niet alleen dat we bijdragen, maar we vluchten ook in datgene wat we bijdragen.
14:04 K: Ja. Dus ik ga een stukje terug, mevrouw. Mijn vraag is, als wij deel uitmaken van deze maatschappij, die steeds afschuwelijker wordt, steeds onverdraaglijker, lelijker, destructiever en slechter wordt, wordt de mens dan ook steeds slechter? Begrijpt u?

V: Ik denk dat we niet doorhebben dat we er deel van uitmaken.
14:43 K: Mevrouw zegt, we zien het niet.
14:46 Hoe komt dat? Kennen we ons eigen dagelijks leven niet? Hoe moet ik...?
15:06 V: Inderdaad, omdat we in ons leven nogal egoïstisch bezig zijn.
15:10 K: Dat weet ik. Ons innerlijk leven, ons leven bestaat uit egoïstisch handelen, zegt hij. En als dat zo is, als dat bijdraagt aan de monsterlijke maatschappij waarin we leven, waarom kunnen we dan dat primaire, egoïstische handelen niet veranderen - Ja? Waarom kunnen we dat niet?
15:40 V: Wij nemen te vaak onbewust deel aan ons eigen leven. Totdat we bewust worden van alles wat we doen, kunnen we het niet veranderen.

K: Ik begrijp het. Dat is wat ik vraag, meneer: kunnen we bewust worden, onze handelingen leren kennen, die we in het dagelijks leven verrichten?
16:04 V: Als je moeder bent en kinderen hebt, is dat heel moeilijk.
16:27 K: Goed. Als je moeder bent en kinderen hebt is dat een moeilijk leven. Nietwaar? Is dat één van onze problemen? Kijk, doe mee, mensen, zeg niet alleen: ik ben moeder, ik heb kinderen, en groeien ze op als monsters, zoals de rest van de wereld? Begrijpt u? Zoals jullie? (gelach) Gemeen, agressief, egocentrisch, hebzuchtig, je weet wel, zoals we zijn. Wil ik dat mijn kinderen zo worden?
17:22 V: In grote steden komen ze met slechte dingen in aanraking maar je kunt je kinderen daarvan niet isoleren, omdat je daar nu eenmaal woont. Je moet onder ogen zien dat je daar op dit moment bent en het niet kunt veranderen; misschien in de toekomst, maar in de grote stad (rest onhoorbaar).
17:51 V: (onhoorbaar)

K: Ik weet het allemaal, meneer.
17:56 V: Krishnamurti, probeer alstublieft de negatie van onze vroegere conditionering over te slaan, we zouden dat nu in zijn geheel moeten weten, niet gedeeltelijk, en bedenk hoe ieder van ons in ons dagelijks leven een soort universele liefde voor onze medemens kan inzetten zonder bijbedoelingen.
18:33 V: Het komt niet alleen door de banen in de grote stad dat dit probleem er is van geestelijke vervuiling en conditionering, maar overal. Ik geloof dat dit mijn probleem is, omdat ik dit probleem met mijn kinderen heb. Het lijkt mij dat ik me bewust moet worden van hoe ik leef, in relatie tot mijn kinderen en alles om me heen. Het lijkt erop dat dit mijn probleem is, niet de uiterlijke omstandigheden.
19:11 K: Wat zullen we samen doen?
19:17 V: Kunnen we naar angst kijken?

K: Kunnen we naar angst kijken.
19:33 Meneer, als u van uw kinderen hield, echt van hen hield - begrijpt u? - niet gewoon van: ze worden geboren, naar school gestuurd, ze moeten op die manier worden geconditioneerd. Kennelijk is dat geen probleem voor u. U praat erover, maar het is geen brandend, aandacht vragend, acuut probleem.
20:16 V: Meneer, het lijkt me dat de maatschappij in één opzicht tegenstrijdig is, de meeste mensen gaan elke dag naar hun werk, maar ze gaan niet door na hun werk. Anders gezegd, werk en ontspanning vormen bij hen geen eenheid. Oftewel ze gaan naar hun werk, zijn de hele tijd aan het leren, maar als de bel gaat en je moet vertrekken, kun je nog steeds leren. Je kunt je baan laten aansluiten op je vrije tijd, je kunt je vrije tijd aanpassen aan je baan, maar het leerproces gaat altijd door, iets wat nu helemaal niet lijkt te gebeuren. Het is niet simpelweg naar je werk gaan en taken uitvoeren, het is naar je werk gaan en leren. Als je dan uit je werk komt gaat dat leren door. Je kunt je vrije tijd aanpassen aan je werktijd. Hoeveel mensen gaan er niet naar huis en denken na over hun werk als ze niet op kantoor zijn? Hoeveel mensen gaan er naar huis en proberen meer te leren over hun leven, of ze nu op hun werk zijn of thuis?
21:28 K: Dat gezegd hebbende, waar sta ik? Waar staat u? Zijn we nog steeds bezig met hoe het zou kunnen zijn, hoe het zou moeten of horen te zijn, of zien we de feiten onder ogen? Begrijpt u? De feiten onder ogen zien.
21:47 V: We zien onder ogen dat er een grote kloof is tussen ons werkende leven en onze vrije tijd.
21:56 K: Meneer, zie ik het feit onder ogen, wilt u alstublieft luisteren, zie ik het feit onder ogen, u en ik, dat we deel uitmaken van de maatschappij? We hebben eraan bijgedragen, onze ouders hebben eraan bijgedragen, onze grootouders, hun ouders enzovoort, die hebben hier aan bijgedragen, iedereen draagt bij. Is dat een feit? Besef ik dat?

V: Het is wel heel duidelijk dat dat zo is.
22:33 K: Nee meneer, laten we dat ene punt bij de kop nemen en dat langzaam uitwerken.
22:41 Beseffen wij, jullie en ik samen, zoals u pijn voelt, kiespijn hebt, beseffen we dat we eraan bijdragen? Nietwaar? Doen we dat?

V: Ja, dat doen we.
23:09 V: Ja, we dragen eraan bij met de blik
23:11 van onze eigen geconditioneerdheid, als we er nog aan vastzitten en niet zien wat voor dit moment goed zou zijn, voor onze huidige levenswijze. Ja, in die situatie verkeren we.
23:26 V: Nee, ik zie dat niet zo. Als...
23:31 K: Dat is 'als', 'zou moeten' of 'zou kunnen'.
23:38 V: Meneer, we moeten weten hoe we eraan bijdragen, waarom we eraan bijdragen, wat alle gevolgen zijn van die bijdrage. Hoe dragen we hier aan bij?
23:55 V: Als je analyseert, blijf je bezig. Je moet ernaar kijken, het begrijpen en zeggen: "Kijk, ik begrijpt het, en ik ben niet meer zo, en ik zal dit achter me laten". Nee, dat doet u niet! Je kan dat onmiddellijk doen.

V: Meneer, ik kan het feit niet onder ogen zien, omdat het denken tussenbeide komt.
24:27 K: Kunt u het feit niet onder ogen zien?
24:32 Wanneer we zeggen: "Ik maak deel uit van de maatschappij", wat bedoelen we daarmee?

V: Ik zie het helemaal niet... (onhoorbaar)
24:47 K: Meneer, hoe gaan we dit nu samen bespreken
24:51 als ieder van ons een andere kant uit wil gaan? Kunnen we niet samen nadenken over het feit dat deze maatschappij gemaakt is door ons, niet door goden, of engelen, alleen de mensen hebben deze verschrikkelijke, gewelddadige vernietigende maatschappij gecreëerd. En daar maken we deel van uit. Als we zeggen dat we er deel van uitmaken, wat bedoelen we dan met dat woord "deel'? Begrijpt u mijn vraag? Laten we rustig beginnen, alstublieft. Wat bedoel ik ermee als ik zeg dat ik er deel van ben?

V: Meneer, zorgt de manier waarop u het nu al benadert
25:46 niet voor verdeeldheid tussen mij en de maatschappij? Met andere woorden, is er wel zoiets als een maatschappij of is dit hier de maatschappij, en niet ik en u? Als u deze monsterlijke, verschrikkelijke maatschappij schetst, is dat een abstractie die niet overeenkomt met de mensen in deze ruimte.
26:08 K: Ja, meneer, dat is wat ik zeg. Dat is precies wat ik zeg: de maatschappij is niet ergens anders, die is hier.
26:16 V: Hier en nu.

K: Ja meneer, hier en nu.
26:20 V: Welnu, kunnen we dan niet allemaal samenwerken en onze eerdere conditionering van alles wat u in de afgelopen jaren ons heeft verteld, zien kwijt te raken, en beginnen met een samenwerking, die op een of andere manier nieuw en creatief is?
26:41 K: Mevrouw, we kunnen niet samenwerken. Dat is een feit. We kunnen niet samen denken, we lijken sowieso niet in staat iets samen te doen, tenzij we worden gedwongen, tenzij er een enorme crisis is, zoals oorlog, dan komen we allemaal samen. Als er een aardbeving is zijn we er allemaal bij betrokken. Maar als je de aardbevingen en de ernstige crises zoals oorlog weglaat, zijn we weer terug in ons kleine afzonderlijke zelf en bevechten we elkaar. Nietwaar? Dat is zo duidelijk. Enkele jaren geleden zag ik een vrouw, een Engelse, aristocratische vrouw, en wat daarbij hoort, tijdens de oorlog leefden ze allemaal ondergronds, u weet wel, in de metrogangen, en ze zei dat het geweldig was: "We waren allemaal samen, we steunden elkaar". Toen de oorlog voorbij was ging ze weer terug naar haar kasteel en - afgelopen!
27:59 Kunnen we hier gewoon een ogenblik naar kijken? Als we zeggen dat we er deel van zijn, is dat dan een idee of werkelijkheid? Met idee bedoel ik een concept, een beeld, een conclusie. Of is het een feit, zoals het hebben van kiespijn een feit is?
28:32 V: Het is beide.
28:35 K: Nee? Wat staat ons te doen? Nietwaar? Is het voor ons een feit dat ik deel uitmaak van de maatschappij?
28:47 V: Ik bén die maatschappij.

K: Of: ik ben die maatschappij. Wat gebeurt daarbuiten dan waar ik aan bijdraag? Ben ik op zoek naar mijn eigen zekerheid, mijn eigen ervaringen. ben ik bezig met mijn problemen, geïnteresseerd in mijn eigen ambities? Nietwaar? Iedereen vecht voor zichzelf - nietwaar? - zoals de maatschappij nu is. En dat is waarschijnlijk het historische proces van het begin af aan geweest, ieder vecht voor zichzelf. Nietwaar? En daarom staat iedereen tegenover elkaar. Welnu, realiseren we ons dat?

V: Ja.
30:05 K: Wacht! We komen er nog achter wat te doen, mevrouw,
30:08 laten we eerst beginnen bij wat het dichtst bij ons staat, dan gaan we verder.
30:14 Goed? We hebben het over ons dagelijks leven. En blijkbaar maakt ons dagelijks leven niet alleen deel uit van de maatschappij, maar versterken we deze maatschappij ook door de dingen die we doen. Nietwaar? Weten we dat, zeggen we: "Ja, bij Jupiter, het is zo". Wat zal ik dan doen als mens, die deel uitmaakt van deze maatschappij, wat zal ik doen, wat is mijn verantwoordelijkheid? Drugs gebruiken? M'n baard laten groeien? Er vandoor gaan? Welke verantwoordelijkheid heb ik? Hebben jullie? Jullie geven geen antwoord.
31:19 V: Om er iets aan de doen.
31:22 K: Wat? Allereerst, meneer,
31:25 V: Eerst kijken. Ik zie...
31:26 K: Ik kan er alleen iets aan doen als ik helderheid in mijzelf heb. Nietwaar?
31:46 V: Is het niet verbazingwekkend dat als we hier helder en logisch over zijn, we buiten de maatschappij gesloten kunnen worden?
32:03 K: Goed. Laten we er achter komen hoe we duidelijkheid in onszelf kunnen krijgen. Hoe je zeker kunt zijn van bepaalde zaken. Laten we erachter komen of je zekerheid kan krijgen. Oké? Zowel psychologisch als fysiek. Hoe moet een geest, die verward is, zoals bij de meesten van ons, hoe kan die verwardheid worden, opgelost, zodat er helderheid ontstaat. Nietwaar? Als er helderheid is, kan ik van daaruit handelen. Nietwaar? Is dat duidelijk?

V: Ja.
32:51 K: Hoe kan ik nu als mens helderheid krijgen over politiek, over mijn werk, over mijn relatie met mijn vrouw, man, meisje, noem maar op, mijn relatie tot de wereld, hoe kan ik helder worden terwijl ik zo verward ben? Nietwaar? De goeroes zeggen het één, de priesters zeggen het andere, de economen zeggen weer wat anders, de filosofen zeggen ook wat anders - snapt u? De analytici zeggen ook wat anders, fundamentele pijn, of wat dan ook. Ze roepen dus allemaal iets, gaan tekeer, schrijven, verklaren. En ik ben daarin verstrikt en raak steeds meer in de war. Ik weet niet bij wie ik te rade moet gaan, wie heeft er gelijk, wie ongelijk. Nietwaar? In die positie verkeren wij, nietwaar? Nee?

V: Ja.
33:53 K: Dus ik zeg tegen mezelf: "Ik ben verward, weg met al die mensen". Nietwaar?

V: Maar dan kom je alleen te staan.
34:16 K: Kijk, ik wil van die verwarring afkomen.
34:19 Nietwaar? Die verwarring is veroorzaakt door al die mensen, die allemaal verschillende dingen zeggen. Nietwaar? Dus ben ik in verwarring. Ik zeg dus, neem me niet kwalijk, maar ik luister niet meer naar wie dan ook, ik ga eerst kijken waarom ik in verwarring ben. Laten we van daaruit beginnen. Goed?
34:42 V: Ja.

K: Waarom ben ik in verwarring? Waarom zijn jullie in verwarring?

V: (onhoorbaar)

K: Nee, blijf nu bij één ding, mensen.
34:58 Waarom zijn jullie, als mens, in verwarring?
35:04 V: Omdat ik dit accepteer.
35:06 K: Nee, kijk in uzelf, mevrouw. Roep niet zo maar wat. Waarom ben ik in verwarring? Wat is verwarring? Laten we daarmee beginnen. Wat is verwarring?
35:22 V: Tegenstrijdigheid.
35:24 K: U zegt dat verwarring ontstaat als er sprake is van tegenstrijdigheid, niet alleen daarbuiten - nietwaar? - in de wereld, maar ook in mezelf. De wereld ben ik, daarom is er ook tegenstrijdigheid in mezelf. Langzaam aan, alstublieft. Wat bedoelen we met tegenstrijdigheid?
35:55 V: Afscheiding.
35:57 K: Verdiep u erin, meneer, kijk ernaar, neem de tijd. Waarom ben ik in verwarring? U zegt omdat er tegenstrijdigheid is. Ik zeg, wat bedoelt u met dat woord 'tegenstrijdigheid'? Met iets in tegenstrijd zijn, iets tegenovergestelds beweren. Nietwaar? Dat wil zeggen, ik zeg iets en doe het tegenovergestelde. Nietwaar? Ik denk iets en handel in tegenspraak met wat ik denk. Dat is één kant van tegenstrijdigheid. Ik doe anderen na, omdat ik onzeker ben over mezelf. Dat is een tegenstrijdigheid. Ik loop mee, omdat ik onzeker ben. Ik pas me aan, zowel psychologisch als in mijn omgeving, omdat dat tot mijn geconditioneerdheid behoort. Dus ik besef dat tegenstrijdigheid aanpassing betekent, nadoen, het ene zeggen en het andere doen, het ene denken en het tegenovergestelde doen - ik geloof in God, en ik hak iedereen het hoofd af. Nietwaar? Dus dit is wat we bedoelen met tegenstrijdigheid - 'contra dicere', iets anders zeggen dan wat er is.
37:56 Zijn we hier ons nu bewust van? Laten we van hieruit beginnen: zijn we ons hier bewust van? In onszelf zijn we de hele tijd tegenstrijdig. Wacht nu eens even. Als je je hier bewust van bent, wat zullen we dan doen? Begrijpen jullie mijn vraag? Ik ben me bewust dat ik tegenstrijdig ben: op het podium zeg ik het één, ga naar huis en doe daar precies het tegenovergestelde. Persoonlijk doe ik dat niet, als ik dat deed, zou ik nooit een podium opgaan. Dus ik ga iets heel anders doen. Maar ik vraag: "Waarom doe ik dat?" - begrijpt u? "Ik zeg het één en doe precies het tegenovergestelde. Waarom?" Nee, kom hier achter, mevrouw, verdiept u zich hierin, zoek het uit. Met andere woorden, ik zeg iets om u een plezier te doen, om mijzelf populair te maken, om een reputatie te krijgen van iemand die veel weet, en ga dan naar huis en doe alles wat daarmee in strijd is? Omdat ik indruk op u wil maken, ik wil u laten zien dat ik veel groter ben dan u, dat ik veel meer weet dan u, en ga dan naar huis om me als een kind gedragen. Waarom doe ik dat nu? Niet ik - waarom doen jullie dit?
40:08 V: Meneer, hoe word ik mij bewust van mijn conditionering terwijl ik erover praat, is dat mogelijk zonder het onder woorden te brengen? Omdat u altijd zegt, onderzoek jezelf, en dat probeer ik ook, maar ik voel ook een sterke behoefte om erover te praten en om zo mezelf te ontdekken, terwijl er naar me wordt geluisterd en ik naar mezelf luister. Is dit goed, of is dit een illusie?
40:43 K: Als ik vraag, waarom ik dit doe - luister alstublieft nu twee minuten, ben ik dan op zoek naar een oorzaak? Begrijpt u mijn vraag? Ik vraag, waarom spreek ik in mijn leven mezelf tegen, het ene en het andere. En dus zeg ik, als ik me afvraag waarom, is het mijn wens om een oorzaak te vinden. Nietwaar? Luister alstublieft een paar minuten. Door analyse ben ik achter de oorzaak gekomen, en zal de ontdekking van die oorzaak een einde maken aan de tegenstrijdigheid? Begrijpt u mijn vraag? Ik heb de oorzaak ontdekt waarom ik tegenstrijdig ben - omdat ik bang ben, omdat ik populair wil zijn, omdat ik aanzien wil verwerven, ik ben uit op publieke erkenning, en innerlijk doe ik iets anders. De oorzaak is, wellicht, dat ik innerlijk onzeker ben. Ik ben van u of iets anders afhankelijk, dus van binnen ben ik erg onzeker. Dus zeg ik het ene, en spreek mezelf vervolgens tegen. Nietwaar? Ga hier even op door, mevrouw, stap voor stap, in hemelsnaam... jullie mensen zijn allemaal zo... Ik ontdek de oorzaak, maar de oorzaak gaat geen einde maken aan de tegenstrijdigheid. Wilt u dit volgen? De oorzaak en het gevolg zijn nooit hetzelfde, omdat de oorzaak het gevolg wordt, en het gevolg wordt de oorzaak. Het is een ketting. Ik vraag me af of u dit snapt. Ik vind het dus nutteloos om de oorzaak te zoeken. Het feit is dat ik onzeker ben, en daarom is er tegenstrijdigheid, ik wil immers zekerheid vinden. Innerlijk ben ik onzeker, terwijl ik zekerheid zoek, wat een tegenstrijdigheid is. Nietwaar? Dus waarom ben ik onzeker? Onzeker waarover?
44:05 V: Hebt u zichzelf niet tegengesproken? U zei zojuist dat het zoeken naar een oorzaak een soort weglopen is.
44:24 K: Die meneer zegt dat ik mezelf zojuist tegensprak, maar waar dan? Ik wil dat graag precies horen. Zeg niet zomaar dat ik mezelf heb tegengesproken. Ik zou er graag achter willen komen waar ik mezelf heb tegengesproken, het is zo moeilijk om met deze generatie te praten - ik ben onzeker.
45:05 V: Misschien mag ik iets zeggen?
45:07 K: Met alle plezier, meneer.

V: Oké. Ik weet niet waarom ik erop reageerde, maar ik probeer het uit te leggen. U zei dat het zoeken naar een oorzaak het weglopen is van het feit, het feit van wat dan ook waar je naar kijkt.

K: Dat is juist, meneer.
45:39 Zoeken naar een oorzaak is het weglopen voor de werkelijkheid.
45:43 V: Maar uw volgende woord was "waarom", wat het zoeken naar een oorzaak inhoudt!
46:00 K: Ik heb heel duidelijk uitgelegd dat ik niet op zoek ben naar een oorzaak.
46:07 V: Maar u zei: "Waarom".

K: Dat heb ik uitgelegd, meneer. Ik ben niet dom! (gelach) Ik weet wat hij zegt. Ik weet wat jullie allemaal zeggen. Ik heb met opzet die vraag gesteld en dat woord 'waarom' gebruikt. Als je het woord 'waarom' gebruikt, ben je op zoek naar een oorzaak. Zit niet zo te knikken, mevrouw.
46:35 V: Meneer, als we niet op zoek gaan naar een oorzaak, waarom zitten we dan hier?
46:44 K: Ik heb uitgelegd, meneer, als we de vraag stellen 'waarom', gaan we meestal op zoek naar de oorzaak. Maar ik heb ook uitgelegd dat de oorzaak en het gevolg nooit hetzelfde zijn, omdat de oorzaak een gevolg teweegbrengt, en het gevolg weer een oorzaak. Dus het is zinloos om deze ketting te onderzoeken. Maar als ik het woord 'waarom' gebruik, gebruik ik het op een bepaalde manier, die betekent dat ik onderzoek, niet op zoek ben naar een oorzaak. Oké? Probeer het verschil te zien, als u zo goed wilt zijn. Als je niet houdt van het woord 'waarom', laten we dan zeggen: "Hoe is dit gebeurd?"
47:47 V: Meneer, is het mogelijk om iets met woorden te onderzoeken? Ik zou hier heel graag een antwoord op willen. Ik vraag dit vaker, maar u geeft geen antwoord, en ik denk dat dat komt, omdat u wilt dat ik mijn eigen antwoord vind. Waar ik werkelijk naar op zoek ben is, of het mogelijk is een probleem te onderzoeken door het onder woorden te brengen?
48:11 K: Nee. We moeten eerst het gebruik van de woorden begrijpen en er dan dieper op ingaan. Meneer, dwaal alstublieft niet af op deze manier! Ziet u, we zijn nu 45 minuten bezig geweest. We zijn nog niet eens aan onze manier van leven toegekomen. We dwalen weer af. Dus laten we hier op doorgaan. Jullie, waar zijn jullie onzeker over? Of heb je volledige zekerheid?

V: Ik merk dat ik naar veel mensen luister,
49:09 maar dat moet verwarring in mezelf teweegbrengen. Dus ik weet dat het enige wat ik hoef te doen is naar mezelf te luisteren. Maar als ik me afvraag hoe ik dat moet doen, neem ik een besluit. Ik moet luisteren naar mijn ouders, naar iedereen, daardoor word ik onzeker, - naar wie zal ik luisteren?

K: Zegt u, meneer,
49:39 dat door het onderzoek naar onzekerheid, u zekerheid heeft gevonden?
49:52 V: Nee. Hij vraagt naar wie hij moet luisteren, zijn ouders zeggen het ene, andere mensen zeggen iets anders, u zegt iets anders.
50:03 K: Daar had ik het juist over. De ouders zeggen één ding, u zegt iets anders. de filosofen zeggen weer wat anders, de politici - nietwaar? Ze zeggen allemaal iets anders, ieder van hen. Elke goeroe wedijvert met een andere goeroe, en zegt iets totaal anders. Welnu, moet ik dat herhalen? dit wordt veroorzaakt door de constante druk van andere mensen. Nietwaar? De druk van de politicus, de econoom, de filosoof, de goeroe, de priester, de ouder, de grootouders, en van jezelf - nietwaar? Laten we verder gaan. Waarover ben ik in verwarring?
50:56 V: Over de toekomst.
51:07 K: Over de toekomst. Ik ben onzeker over de toekomst, die bestaat uit wat ik ben geweest, wat ik nu ben, wat ik zou kunnen zijn. Nietwaar? Dat is de toekomst. De toekomst is fysiek onzeker, psychologisch onzeker. De geest is op zoek naar zekerheid. Nietwaar? Omdat hij onzeker is, wil hij zeker zijn. Nietwaar?

V: We zijn ons niet bewust van wat we nu zijn,
52:02 anders zou de vraag over de toekomst ook niet opkomen, denk ik.
52:15 V: Er is geen zekerheid in het denken.
52:21 K: Ik vraag me af wat de zin van deze discussie is. Wat is de zin ervan dat we een gesprek, hebben, als we dat niet doen. We zeggen: het moet zo zijn, het is zo, het is niet zo.

V: Misschien hebben we onze manier van leven nu veranderd.
52:43 K: Dat is wat ik doe.

V: Ja.
52:46 K: Maar jullie doen dat niet.
52:48 Er is de hele tijd iemand die met zijn eigen idee tussenbeide komt. We denken niet samen. Nietwaar?
52:58 V: U vroeg, waarover we onzeker zijn. Toen dacht ik dat we over verschillende zaken onzeker waren, dan is het probleem niet om vast te stellen waarover we onzeker zijn, maar over het gegeven dat we ons niet goed bewust zijn van onze tegenstrijdigheden. En als we daar naar kijken en die tegenstrijdigheden doorkrijgen, zal de onzekerheid vervolgens verdwijnen.
53:34 V: Zij zegt dat als we naar onze onzekerheid kijken, deze zal verdwijnen.
53:41 K: Dat doen we, meneer. Ik begrijp dat het onmogelijk is om met iemand een gesprek te voeren. Dus laten we daarom zo beginnen: zijn wij zeker over onze relatie met elkaar? Zeker met betrekking tot je verhouding met je man, vrouw, meisje, vriend? Ik vraag het jullie, alstublieft.

V: Nee, nee.
54:11 V: Wij zijn onzeker over onze situatie.
54:14 K: Ja, onzeker over je relatie met elkaar.
54:18 V: En de maatschappij.

K: Onze relatie met elkaar creëert de maatschappij - niet?
54:36 Natuurlijk, dat spreekt vanzelf. Als ik tegen jou ben, creëer ik een maatschappij die verdeeld is. Dit is zo duidelijk, dat hoef ik niet uit te leggen. Dus hoe is onze relatie met elkaar? Die van jullie en de spreker. Laten we die nemen. Heel simpel. Of hoe is de relatie met je buurman, met je vrouw of met je man, of met je meisje, enzovoort? Hoe is die relatie? Ik neem aan dat jullie allemaal een man of een vrouw hebben, nietwaar?
55:22 V: En een relatie.

V: En kinderen.
55:25 K: Of een vriend of vriendin.

V: En kinderen.
55:29 K: Meneer, geef hier alstublieft antwoord op: hoe is uw relatie met elkaar?
55:36 V: Erg slecht.

K: Slecht?
55:46 Wat betekent dat?
55:50 V: Je wilt iets van de ander krijgen.
55:52 K: Je wilt de ander uitbuiten, en die wil jou uitbuiten, is dat het?
56:03 Meneer, kijk, mevrouw, als je je relatie met elkaar bekijkt, vertoont deze dan enige kenmerken van zekerheid? Daarom is er geen sprake van zekerheid, nietwaar? In het begin van die relatie ben je wellicht in de veronderstelling dat er zekerheid is, maar geleidelijk neemt de zekerheid af. In relaties is er dus geen zekerheid. Waarom? Niet de oorzaak. Ik vraag 'waarom' in de zin van: hoe is dit zo gekomen? Waarom is er onzekerheid in onze relaties? Ga hier op door en blijf alstublieft bij dit ene punt en werk dit uit.
57:09 V: Gebrek aan betrokkenheid.

K: Gebrek aan communicatie?
57:14 V: Gebrek aan betrokkenheid.

K: Gebrek aan betrokkenheid?
57:21 V: We zijn zelfzuchtig.
57:23 V: We weten niet wat we eigenlijk willen.
57:35 K: Wat zullen we doen?
57:39 Ik kan het uitleggen. Wat is daar de zin van? Zie je dan dat het werkelijk zo is? Dat wil zeggen, je voelt je seksueel aangetrokken tot het andere geslacht. Dan neemt geleidelijk de fascinatie, de opwinding en zo, van seks af. Maar er is een gehechtheid ontstaan. En de gehechtheid veroorzaakt angst. Nietwaar? En als er angst heerst, is de liefde verdwenen. Nietwaar? Er is dus een voortdurende verdeeldheid tussen u en de ander, almaar verdeeldheid. Jij komt voor jezelf op en hij komt voor zichzelf op. Jij domineert en hij geeft toe, of het is andersom. Er heerst dus altijd deze tegenstrijdigheid in onze relatie, die zich dagelijks voordoet. En hoe ontstaat die tegenstrijdigheid?
59:01 Begrijpt u, dat is de volgende vraag. Komt het omdat ieder van ons in zichzelf is geïnteresseerd. Nietwaar? Hoe dan? Begrijpt u mijn vraag? Waarom is het zo belangrijk om in jezelf geïnteresseerd te zijn? Komt het omdat we op die manier geconditioneerd zijn, we zo opgevoed zijn, door de sociale druk vanuit onze hele omgeving? Begrijpt u? Is het dan mogelijk om jezelf daarvan los te maken? Loskomen van de egocentrische relatie. Begrijpt u? Kun je een einde maken aan deze egocentrische relatie? Hoe doe je dat nou - nietwaar? Laten we daar nu bij blijven.
1:00:28 Dat is ons dagelijks leven, en daarom... Waarom bent u, is iemand, zo ontzettend in zichzelf geïnteresseerd? Is het zijn natuur? Is het z'n biologische noodzaak? Want de primitieve mens moet voor zichzelf zorgen, of voor nog een paar anderen. En vandaaruit heeft die mens die geconditioneerdheid mogelijk doorgegeven. Nietwaar? Kan die conditionering worden doorbroken, beëindigd? Nietwaar?

V: Het komt mij voor dat het dierlijk instinct is overgebracht
1:01:28 op het psychologische vlak en dat heeft het 'ik' geschapen.
1:01:43 K: Ja, meneer, dat weet ik. Dat heb ik gezegd. Dat heb ik eerder gezegd. We zijn nu bij het punt aanbeland, dat in onze relatie ieder geïnteresseerd is in zichzelf. En kan deze conditionering worden doorbroken, veranderd?
1:02:10 V: We moeten het begrijpen.
1:02:13 K: Nee, mevrouw, niet begrijpen. Nou ja, goed, door begrip. Wat bedoelt u met begrijpen?
1:02:22 V: Het geheel doorzien.
1:02:25 K: Ik kan het geheel niet doorzien, want mijn geest is geconditioneerd. Dat is alleen maar een idee. Ik ben dus geconditioneerd, omdat ik op die manier ben grootgebracht. Nietwaar? Mijn ouders, mijn maatschappij, mijn goden, mijn priesters, hebben allemaal gezegd: "Jij staat voorop", je succes, je zaken, je geluk, je verlossing - jij. Kan die conditionering nu worden doorbroken, veranderd? Wacht even, ik wil hier op ingaan, volg dit alstublieft, stap voor stap.
1:03:13 Wilt u het ook doen terwijl ik praat? Ten eerste, hoe weet ik dat ik geconditioneerd ben? Neem ik het woord gewoon over en beeld ik me dan in dat ik geconditioneerd ben? Volgt u wat ik zeg? Of is het een feit? Is het een idee of een feit? Volgt u dit? Begrijpt u? Begrijpt u dit, mevrouw?

V: Het woord aannemen en je je eigen conditionering voorstellen, is dat juist?
1:04:10 K: Kijk meneer, ik denk dat ik geconditioneerd ben.
1:04:17 Ik denk het. Maar ik denk niet dat ik pijn heb als iemand me slaat. Ziet u het verschil? Als iemand mij slaat en er pijn ontstaat, 'denk' ik niet dat er pijn is, er is gewoon pijn. Nietwaar? Zie ik op dezelfde manier dat ik geconditioneerd ben? Alstublieft, meneer, luister hier eerst naar. Of denk ik dat ik geconditioneerd ben? Denken dat je geconditioneerd bent is geen feit. Maar de conditionering is een feit. Nietwaar?

V: Ja, meneer.

K: Ik ga verder.
1:05:23 Ik heb dus alleen te maken met een feit, niet met een idee. Het feit is dat ik geconditioneerd ben. Nu, langzaam aan. Op welke manier kijk ik naar het feit? Dat is erg belangrijk. Nietwaar? Volgt u dit? Op welke manier neem ik het feit waar? Als ik het feit waarneem, zeg ik dan: "Ik moet er van af zien te komen". Of zeg ik: "Ik moet het overwinnen, ik moet het onderdrukken", enzovoort? Op welke manier kijk ik naar het feit? Heeft u dit begrepen? Hoe kijk je ernaar.
1:06:20 V: Met angst.

V: Ik bén het, meneer.
1:06:32 K: Is het feit - volg dit alstublieft,
1:06:37 is het feit verschillend van mij, die het feit waarneemt? Heeft u mijn vraag begrepen?
1:06:47 V: Nee.

V: Ja.
1:06:48 K: Het feit is dat ik geconditioneerd ben. En ik vraag, hoe kijk ik naar het feit, op welke manier bekijk ik het? Kijk ik ernaar, het feit, als iets dat verschillend is van mezelf? Of ben ik die conditionering? Langzaam aan, alstublieft. Nietwaar? Hoe kijkt u ernaar? Kijkt u ernaar alsof u apart staat van het feit, of zegt u: "Ja, dat feit ben ik"?
1:07:31 V: Apart.

V: In het begin ben je er helemaal in verwikkeld.
1:07:41 K: Kijk, mevrouw, is boosheid iets anders dan u?
1:07:48 Kennelijk niet. Is uw conditionering dus iets anders dan u?
1:07:57 V: Nee.

K: Dat is het. Nu gaat u het begrijpen. U neemt het feit dus nu waar als iets dat u zelf bent, u bent het feit. Wacht nu even. Wat gebeurt er dus?
1:08:22 V: We nemen het feit waar dat we alleen maar op het niveau van ideeën leven.
1:08:30 K: Meneer, jullie geest is niet getraind. Jullie geest is vaag, weet u, die gaat alle kanten uit. Hier ligt een probleem, kijk ernaar. Het betekent dat u de boosheid bent. U verschilt niet van boosheid. Wacht. Wacht. Als u boos bent, bent ú dat, dan komt het denken erbij en zegt: "Ik ben boos geweest". Het denken maakt dus de boosheid los van u. Begrijpt u? Dus het is ook: u bent geconditioneerd, en die geconditioneerdheid bent u. Wacht. Wat kun je doen als jij het bent?
1:09:27 V: Niets.

K: Nee, wacht, kijk. De huid van de spreker is een beetje bruin. Nietwaar? Die is bruin. Maar als hij zegt: "Ik moet die veranderen, omdat witte mensen beter zijn", dan heb ik een conflict. Maar als ik zeg: "Ja, het is zo", wat is er dan met mijn geest gebeurd?
1:10:07 V: Het denken heeft...
1:10:08 K: Meneer, spring er nog niet bovenop, onderzoek het. Wat is er gebeurd met de geest die hiervoor nog zei: "Boosheid verschilt van mij", maar nu zegt de geest: "Dat is gek, die boosheid ben ik". De geest heeft op dezelfde manier gezegd: "Conditionering verschilt van mij", en realiseert zich dat ik de conditionering ben. Nietwaar? Wat is er dus met de geest gebeurd?
1:10:45 V: Deze is helder.

K: O, meneer, heb het nog niet over zaken die u niet werkelijk ziet. Herhaal nog niets, zeg niet iets wat u bij uzelf nog niet heeft gezien.
1:10:59 V: Er is niet langer een conflict. Het conflict is opgelost.
1:11:08 K: De geest is nu niet in tegenspraak. Nietwaar? Dat is wat ik bedoel te zeggen. Deze zegt niet langer: "Ik moet er iets aan doen". Snapt u?

V: Ja.
1:11:27 K: De geest is dus nu vrij van het idee, van het denkbeeld van conditionering waaraan ik iets moet doen. Nietwaar? De geest is dus nu vrij om te kijken. Volgt u dit? Alleen maar kijken. Wat betekent dat? De geest zegt: "Ik ben geconditioneerd", niet de geest is geconditioneerd, maar het geheel is geconditioneerd. Hij zegt dus: "Neem die geconditioneerdheid waar". Wat gebeurt er als u waarneemt? Er is geen waarnemer, omdat de waarnemer niet iets anders is dan wat hij observeert, er is alleen waarneming. Nietwaar?

V: Ja, meneer.
1:12:26 K: Volgt u dit? Nee, niet via woorden, maar werkelijk. Wat gebeurt er dan als u waarneemt? Zuiver waarnemen, zonder het te vervormen. Vervorming vindt plaats als je zegt: "Ik moet het veranderen". Of: "Ik moet het onderdrukken, ik moet er overheen komen". Dat is allemaal afgelopen, omdat u alleen maar het feit waarneemt dat de geest geconditioneerd is. Er is sprake van zuivere waarneming. Nietwaar? Er is geen inspanning geleverd. Wat gebeurt er dan? Datgene wat zuiver wordt waargenomen ondergaat een verandering. Nietwaar? Kunt u dit volgen? Als u het niet zelf doet, kunt u het niet volgen. Als u het niet toepast, het niet doet, zult u zeggen: "Ik zie het niet".
1:13:50 Kijk, onder een microscoop kunt u een cel waarnemen. Als je zorgvuldig kijkt, zonder te zeggen: "Het is een cel, het moet niet dit of dat zijn", zal je zien dat de cel een verandering ondergaat. Maar als je het benadert met een idee, zal het ding niet in beweging komen. Begrijpt u? Maar zodra u het als nieuw benadert en de cel door de microscoop bekijkt, zal de cel uit zichzelf bewegen, de geconditioneerdheid verandert dus. Snapt u dat? - als u zuiver waarneemt.
1:14:47 Om nog even terug te gaan: ik neem waar, je neemt je relatie waar, die deel uitmaakt van je dagelijks leven, om die zuiver waar te nemen. Kunt u uw relatie met uw vrouw, uw man, met wie ook, waarnemen zonder het beeld, zonder het idee dat het mijn man of mijn vrouw of wat dan ook, is, zonder de herinnering aan seks en al die andere zaken, alleen maar je relatie met elkaar waarnemen? Gaat u dat doen? Of je aantrekking tot de ander is zo sterk, dat je onmogelijk kunt kijken. Ik zie wat er hier gebeurt: elkaars hand vasthouden, elkaar omarmen, dat gebeurt allemaal. Die mensen kunnen dus kennelijk niet waarnemen. Als je dus nauwkeurig waarneemt, zonder de waarnemer, die de denker is en noem maar op, zal het ding zelf veranderen. Mijn relatie met u, of met elkaar, man, vrouw, als ik het in stilte waarneem, zonder enige druk, richting, zal het ding zelf veranderen, en dan is er liefde. Begrijpt u? Liefde is niet het product van het denken.
1:16:35 V: Wat is er verkeerd aan elkaars hand vasthouden?
1:16:38 K: O, in hemelsnaam! Wat is er verkeerd aan elkaars hand vasthouden. Jullie hebben zulke kinderlijke geesten.

V: Meneer, als je naar een cel kijkt onder de microscoop, verandert
1:16:59 de cel, maar de cel verandert zelfs als je niet kijkt.
1:17:03 K: Natuurlijk. Natuurlijk. Dat weet ik. Begrijpt u wat u nu gedaan heeft, meneer? U past het niet toe. U bent van de cel weggegaan. U zegt niet: "Kijk, ik ga dit toepassen. ik ga hier naar kijken". "Ik ga mijn relatie met mijn vrouw onderzoeken" - of man. Het feit is dat we afgezonderd zijn. Hij is ambitieus, ik ben ambitieus, hij wil dit, ga zo maar door, afgezonderd. Ik bekijk deze afzondering. Ik wil het niet veranderen, ik wil het niet bijstellen, ik wil het niet aan de kant schuiven, want ik weet niet wat er gaat gebeuren. dus ik neem waar. Niet dat ík observeer, er is waarneming. Nietwaar? Doe dit, meneer.
1:18:06 V: Als ik wil waarnemen, is het probleem dat dat ook een gedachte is.
1:18:15 K: Nee, meneer, dat heb ik uitgelegd. Daar kan ik niet naar teruggaan.

V: Maar dat is een probleem voor ons.

K: Wat, meneer?
1:18:26 V: Dat is een probleem voor ons.

K: Wat is het probleem?
1:18:29 V: We weten niet hoe we moeten waarnemen.
1:18:36 K: Dan heeft u niet geluisterd.

V: Ik luister, dat is het probleem.
1:18:43 K: Meneer, je krijgt eten voorgezet.
1:18:48 Dat eet je op of je eet het niet op.
1:18:53 Als je honger hebt zal je het opeten.
1:18:57 Als je geen honger hebt zal je zeggen: "Dit betekent niets voor mij".
1:19:02 Ben je gretig om een manier van leven te ontdekken zonder conflict?

V: Ja.

K: Ik leg het jullie uit.
1:19:17 Er is dus een manier van leven waarin geen verwarring is.
1:19:25 Als de geest in staat is waar te nemen zonder richting, zonder motief, wat het proces van het denken is - alleen maar waarnemen. Neem het dak van deze tent waar, de hoogte, alleen maar waarnemen. De kleur van uw jurk, zonder te zeggen: "Ik vind het mooi, ik vind het lelijk, ik wil dat hebben', slechts waarnemen. Als je op die manier je hele psychologische proces kan waarnemen, dan zal het ding zelf radicaal veranderen. Je hoeft niets te oefenen, goeroes, gooi alles maar aan de kant. Goed, mensen.
1:20:24 V: Dank u.
1:20:26 V: Dank u, meneer.