Krishnamurti Subtitles home


SA79D4 - Waar gaat het in ons leven nu eigenlijk om?
Vierde openbare discussie
Saanen, Zwitserland
28 juli 1979



0:47 Krishnamurti: We are still continuing with our dialogues. Unfortunately it seems to me that I am talking most of the time, that you are not sharing, or having a conversation with the speaker. If I may, I would like to suggest something: we’ve been talking about meditation, love, thought, and other things, but it seems to me that we are not talking about our daily life, our relationship with others, our relationship to the world, our relationship to the whole of humanity. And we seem to be wandering away from the central issue all the time, which is our daily life, the way we live, and if we are at all aware of our daily turmoil, daily anxieties, daily insecurity, daily depressions, the constant demand of our daily existence. Shouldn’t we, I am just asking, be concerned with that this morning and tomorrow morning, and not go off into all kinds of vague, idealistic, theoretical pursuits? Could we, I am just asking, – perhaps you would not like that – I am just asking whether we could not this morning talk over together, as friends, about our daily life, what we do, what we eat, what our relationships are, why we get so bored with our existence, why our minds are so mechanical, and so on, our daily existence. Could we talk about that? And restrict ourselves to that only. Could we?

Q: Yes.
We gaan nog door met onze dialogen. Jammer genoeg lijkt het alsof ik het meest aan het woord ben en dat jullie niet meedoen en het gesprek niet aangaan met de spreker. Ik zou iets willen voorstellen als dat mag: we hebben het gehad over meditatie, liefde, het denken en andere zaken, maar volgens mij hebben we het niet gehad over ons dagelijks leven, onze relaties met anderen, onze relatie met de wereld, onze relatie met de hele mensheid. En we lijken de hele tijd af te dwalen van de kern van de zaak, namelijk hoe ons dagelijks leven er uit ziet, onze levensstijl, en of we wel bewust zijn van onze dagelijkse verwarring, angsten, onzekerheden, depressies, de niet aflatende behoeften van ons dagelijks bestaan. Zouden we ons, ik vraag het maar, niet daarmee moeten bezighouden, vanochtend en morgenochtend, en ons niet verliezen in allerlei vage, idealistische, theoretische activiteiten? Zouden we, ik vraag het maar, misschien voelen jullie er niets voor, of we deze ochtend samen zouden kunnen praten, als vrienden, over het dagelijks leven, wat we doen, wat we eten, hoe onze relaties zijn, waarom we zo verveeld raken met ons bestaan, waarom onze geest zo mechanisch is, enzovoort, ons dagelijks bestaan. Zouden we het daarover kunnen hebben? En ons beperken tot dat ene. Is dat goed?

V: Ja.
4:04 K: At last! K: Eindelijk. (gelach)
4:20 What is our daily life, if you are aware of it? Not escape into some fantasies, cut all that out, what is our daily life? Getting up, exercise if you are inclined, eating, going off to the office, or to the factory, or some business or other, and our ambitions, fulfilments, our relationship with another, intimate or not intimate, sexual or not sexual, and so on. What is the central issue of our life? Is it money? Central issue, not the peripheral issues, not the superficial issues, but the deep demand. Please, look at it yourself. What is it we demand, we ask? Is it we want money? Hoe ziet ons dagelijks leven eruit, als je je dat bewust bent? Zonder te vluchten in fantasieën, laat die maar zitten, wat is ons dagelijks leven? Opstaan, oefeningen doen als je dat aanspreekt, eten, naar kantoor of de fabriek gaan, of naar de zaak of iets dergelijks, maar ook onze ambities, jezelf waarmaken, onze relaties met elkaar, al dan niet intiem of seksueel, enzovoort. Wat is het centrale thema in ons leven? Is het geld? Het centrale thema, niet de bijzaken, niet de oppervlakkige zaken, maar de diepere behoeften. Kijk er alstublieft zelf naar. Wat zijn onze behoeften, is mijn vraag? Zijn we uit op geld?

V: Nee.
5:49 Q: No. K: Zeg niet nee, we hebben geld nodig.
5:52 K: Don’t say no, we need money. Is money the central issue? Or to have a position? You understand? To be secure, financially, psychologically, to be completely certain, unconfused? What is the main urge, demand, desire of our life? I wish you would… Right? Go on, sirs. Is geld het centrale thema? Of het hebben van een baan? Begrijpt u? Of psychologische en financiële zekerheid, totale zekerheid, geen verwarring? Wat is de voornaamste drijfveer, behoefte, of wens in ons leven? Kom op, mensen.
6:58 Q: Joy of work. V: Plezier in je werk.

K: Plezier in je werk.
7:08 K: Joy of work. Would you say that to the man who is turning the screw day after day, day after day, day after day, on a moving belt – joy of work? Or to a man that has to go to the office every morning, be told what to do, typing, every day of one’s life? Please, face it. That is what we are asking: is it money? Is it security? Is it lack of work? And having work, then the routine of work, the boredom of it, and the escape from it through entertainment, night clubs, jazz – you follow? – anything away from our central existence. Because the world – I am not preaching, you must know all this – the world is in a horrible condition. You must know all this. So as fairly intelligent, serious human beings, what is our relationship to all that? The moral deterioration, the intellectual dishonesty, the class prejudices, and so on. You know all this. The mess that the politicians are making, the endless preparation for war. What is our relationship to all that? Please, let’s have a dialogue about it, a conversation. You see, when we come to that point, we are all silent. Zou u dat tegen de man zeggen die dag in, dag uit een schroef aandraait aan een lopende band, - plezier in je werk? Of tegen iemand die elke ochtend naar kantoor moet en daar te horen krijgt dat hij moet, typen, dag in, dag uit? Kijk alstublieft goed. Dus ik vraag opnieuw: is het geld? Is het zekerheid? Of is het gebrek aan werk? En als je werk hebt, is het dan de routine van het werk, de verveling, en daaraan ontvluchten via amusement, nachtclubs, jazz, begrijpt u? - alles wat afleidt van de essentie van ons bestaan. Want de wereld - ik hou hier geen preek, jullie moeten dit wel weten, de wereld verkeert in een verschrikkelijke toestand. Jullie weten dit vast allemaal wel. Ga dus als redelijk intelligente en serieuze mensen na, wat onze relatie tot dit alles is? Het morele verval, de onoprechtheid van de intellectuelen, de klassenvooroordelen, en ga zo maar door. U kent dat wel. De bende die de politici ervan maken, de eindeloze voorbereiding op oorlog. In welke relatie staan wij tot dit alles? Laten we hier alstublieft een dialoog over voeren, een gesprek. Ziet u, als we op dit punt komen, zijn we allemaal stil.
9:34 Q: We are all part of it. V: We maken er allemaal deel van uit.

K: We maken er allemaal deel van uit.
9:43 K: We are all part of it. I quite agree. Do we know we are part of it? Aware of it, that our daily life – you understand? – daily life, contributes to all this? And if it does, what shall we do? Take drugs? Get drunk? Join some community? Go off to a monastery? Or put on yellow, purple, bright colours? Would that solve all this? So please, I would like to discuss. What shall we do? What is our daily life, of which the society is made, the politicians are thoughtlessly using us for their own power, for their own position? So being aware of all this, what is our relationship to that, and what is our life, which obviously is contributing to that? Right? Am I saying something extravagant? Daar ben ik het helemaal mee eens. Weten we dat we er deel van uitmaken? Zijn we ons ervan bewust, dat ons dagelijks leven... begrijpt u? - ons dagelijks leven daaraan bijdraagt? En als dat zo is, wat zullen we dan doen? Drugs nemen? Dronken worden? Je bij een commune aansluiten? Het klooster ingaan? Of kleren met gele, paarse of felle kleuren gaan dragen? Zou dat de oplossing zijn voor dit alles? Ik zou hier graag over willen discussiëren. Wat staat ons te doen? Wat is ons dagelijks leven, waaruit de maatschappij is gevormd, de politici, die ons achteloos gebruiken om hun eigen macht en positie te vergroten? Als we ons van dit alles bewust zijn, hoe is onze verhouding hiermee en welk leven leiden wij, dat daar kennelijk aan bijdraagt? Nietwaar? Zeg ik iets buitensporigs?

V: We zouden het graag willen veranderen, maar we weten niet hoe.
11:51 Q: We would like to change it, but we don’t know how. K: We zouden het willen veranderen, maar we weten niet hoe.
11:54 K: We’d like to change it, but we don’t know how. What is the ‘it’? Wat is dat 'het'?
12:03 Q: The way of living as we do now. V: De manier waarop we nu leven.
12:10 K: The way we are living now, we don’t know how to change it. Therefore we accept it. Right? Why is it that we can’t change it? K: De manier waarop we nu leven, we weten niet hoe we dat moeten veranderen. Daarom accepteren we dat. Nietwaar? Hoe komt het dat we het niet kunnen veranderen?
12:27 Q: Perhaps we wait for someone else to tell us. V: Misschien wachten we op iemand die het ons zal vertellen.
12:32 K: Are you waiting for some miracle to happen? Are we waiting for some authority to tell us what to do? The priest, the guru, the whole racket of that? Or go back to the Bible? There are people are doing it; the so-called intellectuals, having written something anti– or pro-communism, totalitarianism, are going back to God. You follow? Because they can’t find an answer to all this, and they think through tradition it will all be solved. You know all this. K: Bent u aan het wachten op een of ander wonder? Wachten we tot de een of andere autoriteit ons vertelt wat we moeten doen? De priester, de goeroe, dat soort bedrog? Of gaan we terug naar de Bijbel? Er zijn mensen die dat doen; de zogenaamde intellectuelen, die iets geschreven hebben tegen of voor het communisme, een totalitair systeem, en teruggaan naar God. Begrijpt u? Omdat ze geen antwoord weten op dit alles, in de veronderstelling dat alles zal worden opgelost door tradities. U weet dit allemaal wel.
13:26 Now, why can’t we in our daily life change what we are doing? That’s why… Let’s come back: what is our daily life? Please, investigate, this is a conversation, I am not the only speaker. Waarom kunnen wij in ons dagelijks leven niet veranderen wat we doen? Onderzoek dit alstublieft, dit is een gesprek, ik ben niet de enige spreker.
13:51 Q: It’s not only contribution but also escape into the contribution. V: We dragen er niet alleen toe bij maar we vluchten ook in wat we bijdragen.
13:57 K: Beg your pardon? K: Wat zegt u?
13:58 Q: It is not only we are contributing, but also we are escaping into what we contribute. V: Het is niet alleen dat we bijdragen, maar we vluchten ook in datgene wat we bijdragen.
14:04 K: Yes. So I am going back, madame. I am asking, if we are part of this society, and society is becoming more and more horrible, more and more intolerable, ugly, destructive, degenerating, as a human being, is one also deteriorating? You follow? K: Ja. Dus ik ga een stukje terug, mevrouw. Mijn vraag is, als wij deel uitmaken van deze maatschappij, die steeds afschuwelijker wordt, steeds onverdraaglijker, lelijker, destructiever en slechter wordt, wordt de mens dan ook steeds slechter? Begrijpt u?

V: Ik denk dat we niet doorhebben dat we er deel van uitmaken.
14:38 Q: I think we don’t see it, that we are part of it. K: Mevrouw zegt, we zien het niet.
14:43 K: The lady says, we don’t see it. Why? Don’t we know our own daily life? How am I to...? Hoe komt dat? Kennen we ons eigen dagelijks leven niet? Hoe moet ik...?
15:00 Q: Yes, because our daily life is a kind of self-centred activity. V: Inderdaad, omdat we in ons leven nogal egoïstisch bezig zijn.
15:11 K: I know. Our inner life, our life is self-centred activity, he says. And if that is so, and if that is contributing to the monstrous society in which we live, why can’t we change that central activity, egotistic activity – right? Why can’t we? K: Dat weet ik. Ons innerlijk leven, ons leven bestaat uit egoïstisch handelen, zegt hij. En als dat zo is, als dat bijdraagt aan de monsterlijke maatschappij waarin we leven, waarom kunnen we dan dat primaire, egoïstische handelen niet veranderen - Ja? Waarom kunnen we dat niet?
15:40 Q: Too often, we are unconscious participants in our own lives. Until we become conscious of everything that we are doing we can’t change it.

K: I understand. That is what I am asking, sir: can we become conscious, aware, know the activities of our daily life, what we are doing?
V: Wij nemen te vaak onbewust deel aan ons eigen leven. Totdat we bewust worden van alles wat we doen, kunnen we het niet veranderen.

K: Ik begrijp het. Dat is wat ik vraag, meneer: kunnen we bewust worden, onze handelingen leren kennen, die we in het dagelijks leven verrichten?
16:04 Q: Being a mother, and having children, it is very difficult. V: Als je moeder bent en kinderen hebt, is dat heel moeilijk.
16:26 K: All right. Being a mother and having children, it is a very difficult life. Right? Is that one of our problems? You see, come and join in the game, sir, don’t just... I am a mother. I have children, and are they growing up into monsters like the rest of the world? You understand? Like all the rest of you? Ugly, violent, self-centred, acquisitive – you know, what we are. Do I want my children to be like that? K: Goed. Als je moeder bent en kinderen hebt is dat een moeilijk leven. Nietwaar? Is dat één van onze problemen? Kijk, doe mee, mensen, zeg niet alleen: ik ben moeder, ik heb kinderen, en groeien ze op als monsters, zoals de rest van de wereld? Begrijpt u? Zoals jullie? (gelach) Gemeen, agressief, egocentrisch, hebzuchtig, je weet wel, zoals we zijn. Wil ik dat mijn kinderen zo worden?
17:22 Q: In big cities there is contamination, and you cannot isolate children because that’s where you are living in the moment. You have to face that you are there in the moment and you cannot change. V: In grote steden komen ze met slechte dingen in aanraking maar je kunt je kinderen daarvan niet isoleren, omdat je daar nu eenmaal woont. Je moet onder ogen zien dat je daar op dit moment bent en het niet kunt veranderen; misschien in de toekomst, maar in de grote stad (rest onhoorbaar).
17:51 K: I know all that, sir, I know all that. V: (onhoorbaar)

K: Ik weet het allemaal, meneer.
17:56 Q: Krishnamurti, please try perhaps to short circuit the negation of our past conditioning, which we should know in its entirety by now, not fragmentarily, and think how in our everyday lives, each one of us can put a sort of universal love into service without any motives to our fellow human beings. V: Krishnamurti, probeer alstublieft de negatie van onze vroegere conditionering over te slaan, we zouden dat nu in zijn geheel moeten weten, niet gedeeltelijk, en bedenk hoe ieder van ons in ons dagelijks leven een soort universele liefde voor onze medemens kan inzetten zonder bijbedoelingen.
18:33 Q: I would say, it is not just in the big cities that you have this problem of pollution of minds and conditioning, but all over. I think my problem, because I have this problem with my children... For me it seems that I have to wake up to the quality of my existence in relationship with my children and everything around me. This seems to be my problem, not the outside conditions. V: Het komt niet alleen door de banen in de grote stad dat dit probleem er is van geestelijke vervuiling en conditionering, maar overal. Ik geloof dat dit mijn probleem is, omdat ik dit probleem met mijn kinderen heb. Het lijkt mij dat ik me bewust moet worden van hoe ik leef, in relatie tot mijn kinderen en alles om me heen. Het lijkt erop dat dit mijn probleem is, niet de uiterlijke omstandigheden.
19:11 K: What shall we do together? K: Wat zullen we samen doen?
19:17 Q: Can we look at fear? V: Kunnen we naar angst kijken?

K: Kunnen we naar angst kijken.
19:20 K: We can look at fear. Sir, if you loved your children, loved them – you understand? – not just born, they are born, they are sent off to school, they must be conditioned this way, they must pass… If you really loved them, what shall we do? Apparently it is not a problem to you. You talk about it, but it isn’t a biting, demanding, urgent problem. Meneer, als u van uw kinderen hield, echt van hen hield - begrijpt u? - niet gewoon van: ze worden geboren, naar school gestuurd, ze moeten op die manier worden geconditioneerd. Kennelijk is dat geen probleem voor u. U praat erover, maar het is geen brandend, aandacht vragend, acuut probleem.
20:16 Q: Sir, it seems that society is battling in one respect to go to work every day, most people just go to work, and they don’t carry on when they get out of work. In other words, there is no blending of their work and their recreation. In other words, they go to work, it is learning all the time, and when the bell rings and you are told to leave, you can still learn. You may adapt your job to your recreation, you can adapt your recreation to your job, but there is always a learning process going on, which doesn’t seem to be happening in the world. It is not just going to work and doing a job, it is going to work and learning. Then when you are out of work, you continue this learning. You can adapt your free time to your work time. How many people go home and consider their jobs when they are not at their office? How many people go home and try to learn more about their lives, whether they are at work or whether they are at home? V: Meneer, het lijkt me dat de maatschappij in één opzicht tegenstrijdig is, de meeste mensen gaan elke dag naar hun werk, maar ze gaan niet door na hun werk. Anders gezegd, werk en ontspanning vormen bij hen geen eenheid. Oftewel ze gaan naar hun werk, zijn de hele tijd aan het leren, maar als de bel gaat en je moet vertrekken, kun je nog steeds leren. Je kunt je baan laten aansluiten op je vrije tijd, je kunt je vrije tijd aanpassen aan je baan, maar het leerproces gaat altijd door, iets wat nu helemaal niet lijkt te gebeuren. Het is niet simpelweg naar je werk gaan en taken uitvoeren, het is naar je werk gaan en leren. Als je dan uit je werk komt gaat dat leren door. Je kunt je vrije tijd aanpassen aan je werktijd. Hoeveel mensen gaan er niet naar huis en denken na over hun werk als ze niet op kantoor zijn? Hoeveel mensen gaan er naar huis en proberen meer te leren over hun leven, of ze nu op hun werk zijn of thuis?
21:28 K: Having said that, where am I? Where are you? Are we still dealing with what might be, what should be, what ought to be, or are we facing the fact? You understand? Facing the fact. K: Dat gezegd hebbende, waar sta ik? Waar staat u? Zijn we nog steeds bezig met hoe het zou kunnen zijn, hoe het zou moeten of horen te zijn, of zien we de feiten onder ogen? Begrijpt u? De feiten onder ogen zien.
21:47 Q: We are facing the fact, there is a big separation between our work lives and our free time. V: We zien onder ogen dat er een grote kloof is tussen ons werkende leven en onze vrije tijd.
21:56 K: Sir, do I face the fact, – please, kindly listen - do I face the fact, you and I, that we are part of this society? We have contributed to it, our parents have contributed to it, our grandparents’ parents, and so on, they have contributed to this, and one is contributing. Is that a fact? Do I realize that? K: Meneer, zie ik het feit onder ogen, wilt u alstublieft luisteren, zie ik het feit onder ogen, u en ik, dat we deel uitmaken van de maatschappij? We hebben eraan bijgedragen, onze ouders hebben eraan bijgedragen, onze grootouders, hun ouders enzovoort, die hebben hier aan bijgedragen, iedereen draagt bij. Is dat een feit? Besef ik dat?

V: Het is wel heel duidelijk dat dat zo is.
22:31 Q: It is very, very clear that that is so. K: Nee meneer, laten we dat ene punt bij de kop nemen en dat langzaam uitwerken.
22:34 K: No, sir, let us take that one point and work that out slowly, please. Do you and we together realise, in the sense realise, as you realise pain, as you realise a toothache, do we realise it that we’re contributing to it? Right? Do we? Beseffen wij, jullie en ik samen, zoals u pijn voelt, kiespijn hebt, beseffen we dat we eraan bijdragen? Nietwaar? Doen we dat?

V: Ja, dat doen we.
23:06 Q: Yes, we do. V: Ja, we dragen eraan bij met de blik
23:08 Q: Yes, we are contributing to it with eyes of our own past conditioning if we are still involved in it and don’t see what is not right for now, for our present position of living now. Yes, we are in that case. van onze eigen geconditioneerdheid, als we er nog aan vastzitten en niet zien wat voor dit moment goed zou zijn, voor onze huidige levenswijze. Ja, in die situatie verkeren we.
23:26 Q: No, I don’t see. If... V: Nee, ik zie dat niet zo. Als...
23:31 K: That’s if, ought, or might. K: Dat is 'als', 'zou moeten' of 'zou kunnen'.
23:38 Q: Sir, we must know how we are contributing to it, why we are contributing to it, the whole effect of what that contribution involves. How do we contribute to it? V: Meneer, we moeten weten hoe we eraan bijdragen, waarom we eraan bijdragen, wat alle gevolgen zijn van die bijdrage. Hoe dragen we hier aan bij?
23:55 Q: If you analyse it, you’re taking forever. You must look at it, understand it, and say, ‘Look, I understand it, and I’m no longer like that, and I am going to go out of it’. No, you don’t! You can do it in an instant. V: Als je analyseert, blijf je bezig. Je moet ernaar kijken, het begrijpen en zeggen: "Kijk, ik begrijpt het, en ik ben niet meer zo, en ik zal dit achter me laten". Nee, dat doet u niet! Je kan dat onmiddellijk doen.

V: Meneer, ik kan het feit niet onder ogen zien, omdat het denken tussenbeide komt.
24:25 Q: Sir, I cannot face the fact because thought intervenes. K: Kunt u het feit niet onder ogen zien?
24:30 K: Can’t you face the fact? When we say, ‘I am part of that society’, what do we mean by that? Wanneer we zeggen: "Ik maak deel uit van de maatschappij", wat bedoelen we daarmee?

V: Ik zie het helemaal niet... (onhoorbaar)
24:42 Q: I don’t see it at all... K: Meneer, hoe gaan we dit nu samen bespreken
24:49 K: Sir, how are we going to talk over together when each one of us is pulling in different directions? Can’t we think together about this one thing: that is, we human beings have created this society, not gods, not angels, nobody, but human beings have created this terrible, violent, destructive society. And we are part of that. When we say we are part of it, what do we mean by that word ‘part’? You understand my question? Just begin slowly, please. What do I mean when I say I am part of that? als ieder van ons een andere kant uit wil gaan? Kunnen we niet samen nadenken over het feit dat deze maatschappij gemaakt is door ons, niet door goden, of engelen, alleen de mensen hebben deze verschrikkelijke, gewelddadige vernietigende maatschappij gecreëerd. En daar maken we deel van uit. Als we zeggen dat we er deel van uitmaken, wat bedoelen we dan met dat woord "deel'? Begrijpt u mijn vraag? Laten we rustig beginnen, alstublieft. Wat bedoel ik ermee als ik zeg dat ik er deel van ben?

V: Meneer, zorgt de manier waarop u het nu al benadert
25:43 Q: Sir, isn’t the approach you are taking already setting up a division between me and society? In other words, is there such a thing as society, or is this here society, and not I and you society? When you set up this monstrous, horrible society, it is an abstraction that is different from the people in this room. niet voor verdeeldheid tussen mij en de maatschappij? Met andere woorden, is er wel zoiets als een maatschappij of is dit hier de maatschappij, en niet ik en u? Als u deze monsterlijke, verschrikkelijke maatschappij schetst, is dat een abstractie die niet overeenkomt met de mensen in deze ruimte.
26:08 K: Yes, sir, I am saying that. I am exactly saying that: society is not out there, society is here. K: Ja, meneer, dat is wat ik zeg. Dat is precies wat ik zeg: de maatschappij is niet ergens anders, die is hier.
26:16 Q: Right here.

K: Yes, sir, right here.
V: Hier en nu.

K: Ja meneer, hier en nu.
26:19 Q: Well, then can’t we all work together and lose our past conditioning of these words that you have been saying to us for all of these years and begin to act ensemble, in some form or other that’s new and creative? V: Welnu, kunnen we dan niet allemaal samenwerken en onze eerdere conditionering van alles wat u in de afgelopen jaren ons heeft verteld, zien kwijt te raken, en beginnen met een samenwerking, die op een of andere manier nieuw en creatief is?
26:41 K: Madame, we can’t work together. That is a fact. We can’t think together, we don’t seem to be able to do anything together, unless we are forced, unless there is a tremendous crisis, like war, then we all come together. If there is an earthquake, we are all involved in it. But remove the earthquakes, the great crises of war, we are back into our separate little selves, fighting each other. Right? This is so obvious. I saw a woman some years ago, who was English, aristocratic, and all the rest of it, during the war they all lived in the underground, you know, the tube, and she said, it was marvellous, ‘We were all together, we supported each other’. When the war was over, she went back to her castle and – finished! K: Mevrouw, we kunnen niet samenwerken. Dat is een feit. We kunnen niet samen denken, we lijken sowieso niet in staat iets samen te doen, tenzij we worden gedwongen, tenzij er een enorme crisis is, zoals oorlog, dan komen we allemaal samen. Als er een aardbeving is zijn we er allemaal bij betrokken. Maar als je de aardbevingen en de ernstige crises zoals oorlog weglaat, zijn we weer terug in ons kleine afzonderlijke zelf en bevechten we elkaar. Nietwaar? Dat is zo duidelijk. Enkele jaren geleden zag ik een vrouw, een Engelse, aristocratische vrouw, en wat daarbij hoort, tijdens de oorlog leefden ze allemaal ondergronds, u weet wel, in de metrogangen, en ze zei dat het geweldig was: "We waren allemaal samen, we steunden elkaar". Toen de oorlog voorbij was ging ze weer terug naar haar kasteel en - afgelopen!
27:59 Can we just look at this for a minute? When we say we are part of that, is it an idea or an actuality? idea, I mean by that, a concept, a picture, a conclusion. Or is it a fact, like having a toothache is a fact? Kunnen we hier gewoon een ogenblik naar kijken? Als we zeggen dat we er deel van zijn, is dat dan een idee of werkelijkheid? Met idee bedoel ik een concept, een beeld, een conclusie. Of is het een feit, zoals het hebben van kiespijn een feit is?
28:32 Q: It’s both. V: Het is beide.
28:35 K: No? What is one to do? Right? Is it a fact to us that I am part of this society? K: Nee? Wat staat ons te doen? Nietwaar? Is het voor ons een feit dat ik deel uitmaak van de maatschappij?
28:47 Q: I a m that society.

K: Oh, I am that society. Then what is happening out there to which I am contributing? Am I seeking my own security, my own experiences, involve d in my own problems, concerned with my own ambitions. Right? So each one is striving, for himself – right? – as society exists now. And probably that has been the historical process right from the beginning, each one struggling for himself. Right? And therefore each one opposed to another. Now, do we realise that?
V: Ik bén die maatschappij.

K: Of: ik ben die maatschappij. Wat gebeurt daarbuiten dan waar ik aan bijdraag? Ben ik op zoek naar mijn eigen zekerheid, mijn eigen ervaringen. ben ik bezig met mijn problemen, geïnteresseerd in mijn eigen ambities? Nietwaar? Iedereen vecht voor zichzelf - nietwaar? - zoals de maatschappij nu is. En dat is waarschijnlijk het historische proces van het begin af aan geweest, ieder vecht voor zichzelf. Nietwaar? En daarom staat iedereen tegenover elkaar. Welnu, realiseren we ons dat?

V: Ja.
29:57 Q: Yes. K: Wacht! We komen er nog achter wat te doen, mevrouw,
30:00 Q: What else can we do, we are small, the society is big... laten we eerst beginnen bij wat het dichtst bij ons staat, dan gaan we verder.
30:05 K: Wait! We’ll find out what to do, madame; first start from that which is very near, and then we can go on. Right? We are talking about our daily life. And our daily life apparently, or is, not only part of the society, but also we are encouraging this society by our activities. Right? Do we know this, do we say, ‘Yes, by Jove, it is so’. Then what shall I do as a human being, being part of this society, what shall I do, what is my responsibility? Take drugs? Grow a beard? Run off? What is my responsibility? Yours? You don’t answer. Goed? We hebben het over ons dagelijks leven. En blijkbaar maakt ons dagelijks leven niet alleen deel uit van de maatschappij, maar versterken we deze maatschappij ook door de dingen die we doen. Nietwaar? Weten we dat, zeggen we: "Ja, bij Jupiter, het is zo". Wat zal ik dan doen als mens, die deel uitmaakt van deze maatschappij, wat zal ik doen, wat is mijn verantwoordelijkheid? Drugs gebruiken? M'n baard laten groeien? Er vandoor gaan? Welke verantwoordelijkheid heb ik? Hebben jullie? Jullie geven geen antwoord.
31:19 Q: To do something about it. V: Om er iets aan de doen.
31:22 K: What? First, sir... K: Wat? Allereerst, meneer,
31:24 Q: First, to see. I see... V: Eerst kijken. Ik zie...
31:26 K: I can only do something about it when I am clear in myself. Right? K: Ik kan er alleen iets aan doen als ik helderheid in mijzelf heb. Nietwaar?
31:45 Q: Is it not astonishing; if we are clear and logical about it, we can be excluded from the society. V: Is het niet verbazingwekkend dat als we hier helder en logisch over zijn, we buiten de maatschappij gesloten kunnen worden?
32:03 K: All right. So let’s find out how to be clear in oneself. How to be certain about things. Let’s find out if one can have security. Right? Both psychological and physical. So how does a mind which is confused, as most people’s are, how is that confusion to be wiped away so that there is clarity. Right? If there is clarity, from there I can act. Right? Is that clear?

Q: Yes.
K: Goed. Laten we er achter komen hoe we duidelijkheid in onszelf kunnen krijgen. Hoe je zeker kunt zijn van bepaalde zaken. Laten we erachter komen of je zekerheid kan krijgen. Oké? Zowel psychologisch als fysiek. Hoe moet een geest, die verward is, zoals bij de meesten van ons, hoe kan die verwardheid worden, opgelost, zodat er helderheid ontstaat. Nietwaar? Als er helderheid is, kan ik van daaruit handelen. Nietwaar? Is dat duidelijk?

V: Ja.
32:50 K: Now, how am I, a human being, to have clarity about politics, about work, about my relationship with my wife, husband, girl, all the rest of it, relationship to the world, how am I to be clear when I am so confused? Right? The gurus say one thing, the priests say something else, the economist says something else, the philosophers say something else – you follow? The analysts say something else – primordial pain, or whatever it is. So they are all shouting, shouting, writing, explaining. And I am caught in that, and I get more and more confused. I don’t know whom to take to be clear, who is right, who is wrong. Right? That is our position, isn’t it? No?

Q: Yes.
K: Hoe kan ik nu als mens helderheid krijgen over politiek, over mijn werk, over mijn relatie met mijn vrouw, man, meisje, noem maar op, mijn relatie tot de wereld, hoe kan ik helder worden terwijl ik zo verward ben? Nietwaar? De goeroes zeggen het één, de priesters zeggen het andere, de economen zeggen weer wat anders, de filosofen zeggen ook wat anders - snapt u? De analytici zeggen ook wat anders, fundamentele pijn, of wat dan ook. Ze roepen dus allemaal iets, gaan tekeer, schrijven, verklaren. En ik ben daarin verstrikt en raak steeds meer in de war. Ik weet niet bij wie ik te rade moet gaan, wie heeft er gelijk, wie ongelijk. Nietwaar? In die positie verkeren wij, nietwaar? Nee?

V: Ja.
33:53 K: So I say to myself: I am confused, out with all these people. Right? K: Dus ik zeg tegen mezelf: "Ik ben verward, weg met al die mensen". Nietwaar?

V: Maar dan kom je alleen te staan.
34:04 Q: And then you become alone. K: Kijk, ik wil van die verwarring afkomen.
34:16 K: Look, I want to clear up the confusion. Right? That confusion has been caused by all these people, each one saying different things. Right? So I am confused. So I say, please, I am not going to listen to any of you, I am going to see why I am confused. Let’s start from there. Right? Nietwaar? Die verwarring is veroorzaakt door al die mensen, die allemaal verschillende dingen zeggen. Nietwaar? Dus ben ik in verwarring. Ik zeg dus, neem me niet kwalijk, maar ik luister niet meer naar wie dan ook, ik ga eerst kijken waarom ik in verwarring ben. Laten we van daaruit beginnen. Goed?
34:42 Q: Yes.

K: Why am I confused? Why are you confused?
V: Ja.

K: Waarom ben ik in verwarring? Waarom zijn jullie in verwarring?

V: (onhoorbaar)

K: Nee, blijf nu bij één ding, mensen.
34:55 K: No, stick to one thing, sir. Why are you, as a human being, confused? Waarom zijn jullie, als mens, in verwarring?
35:04 Q: Because I accept. V: Omdat ik dit accepteer.
35:06 K: No, look into yourself, madame. Don’t just throw out some word. Why am I confused? What is confusion? Let’s begin with that. What is confusion? K: Nee, kijk in uzelf, mevrouw. Roep niet zo maar wat. Waarom ben ik in verwarring? Wat is verwarring? Laten we daarmee beginnen. Wat is verwarring?
35:22 Q: Contradictory. V: Tegenstrijdigheid.
35:24 K: You say confusion arises when there is contradiction, not only out there – right? – in the world, but also in me. The world is me, therefore there is in me contradiction. Now, please go slowly. What do we mean by contradiction? K: U zegt dat verwarring ontstaat als er sprake is van tegenstrijdigheid, niet alleen daarbuiten - nietwaar? - in de wereld, maar ook in mezelf. De wereld ben ik, daarom is er ook tegenstrijdigheid in mezelf. Langzaam aan, alstublieft. Wat bedoelen we met tegenstrijdigheid?
35:55 Q: Separation. V: Afscheiding.
35:57 K: Go into it, sir, look at it, take time. Why am I confused? You say because there is contradiction. I say, what do you mean by that word ‘contradiction’? To contradict, to say something opposite. Right? That is, I say something and do the opposite. Right? I think something and act contrary to what I think. That is one part of contradiction. I imitate because I am not sure about myself. Then there is a contradiction. I follow because I am uncertain. I conform, both psychologically and environmentally, because that has been my conditioning. So I realise contradiction means conformity, imitation, saying one thing and doing another, thinking one thing and quite the opposite – I believe in God, and I chop off everybody’s head. Right? So this is what we mean by contradiction – ‘contra dicere’, to say something opposite to what is. K: Verdiep u erin, meneer, kijk ernaar, neem de tijd. Waarom ben ik in verwarring? U zegt omdat er tegenstrijdigheid is. Ik zeg, wat bedoelt u met dat woord 'tegenstrijdigheid'? Met iets in tegenstrijd zijn, iets tegenovergestelds beweren. Nietwaar? Dat wil zeggen, ik zeg iets en doe het tegenovergestelde. Nietwaar? Ik denk iets en handel in tegenspraak met wat ik denk. Dat is één kant van tegenstrijdigheid. Ik doe anderen na, omdat ik onzeker ben over mezelf. Dat is een tegenstrijdigheid. Ik loop mee, omdat ik onzeker ben. Ik pas me aan, zowel psychologisch als in mijn omgeving, omdat dat tot mijn geconditioneerdheid behoort. Dus ik besef dat tegenstrijdigheid aanpassing betekent, nadoen, het ene zeggen en het andere doen, het ene denken en het tegenovergestelde doen - ik geloof in God, en ik hak iedereen het hoofd af. Nietwaar? Dus dit is wat we bedoelen met tegenstrijdigheid - 'contra dicere', iets anders zeggen dan wat er is.
37:56 Now, are we aware of this? Let us start from this: are we aware of this? In ourselves, we are contradicting all the time. Now wait a minute. If you are aware of it, then what shall we do? You understand my question? I am aware that I am contradictory: say one thing on the platform, go home and do quite the opposite. Personally I don’t – if I did, I would never appear on the platform. So I go do something quite different. And I say, why am I doing this – you understand? I say one thing and do quite the opposite – why? No, find out, madame, go into yourself, find out. Is it, I say one thing to please you, to make myself popular, to have a reputation of having immense knowledge, and go home, do everything contrary to that? Because I want to impress you, I want to show I am much bigger than you, I know much more than you, and go home and behave like a child. Now why do I do this? Not I – why do you do it? Zijn we hier ons nu bewust van? Laten we van hieruit beginnen: zijn we ons hier bewust van? In onszelf zijn we de hele tijd tegenstrijdig. Wacht nu eens even. Als je je hier bewust van bent, wat zullen we dan doen? Begrijpen jullie mijn vraag? Ik ben me bewust dat ik tegenstrijdig ben: op het podium zeg ik het één, ga naar huis en doe daar precies het tegenovergestelde. Persoonlijk doe ik dat niet, als ik dat deed, zou ik nooit een podium opgaan. Dus ik ga iets heel anders doen. Maar ik vraag: "Waarom doe ik dat?" - begrijpt u? "Ik zeg het één en doe precies het tegenovergestelde. Waarom?" Nee, kom hier achter, mevrouw, verdiept u zich hierin, zoek het uit. Met andere woorden, ik zeg iets om u een plezier te doen, om mijzelf populair te maken, om een reputatie te krijgen van iemand die veel weet, en ga dan naar huis en doe alles wat daarmee in strijd is? Omdat ik indruk op u wil maken, ik wil u laten zien dat ik veel groter ben dan u, dat ik veel meer weet dan u, en ga dan naar huis om me als een kind gedragen. Waarom doe ik dat nu? Niet ik - waarom doen jullie dit?
40:08 Q: Sir, how to become aware of my conditioning while speaking about my conditioning, is it possible without verbalising it. Because you are always saying, go into yourself, and I try to do that, and I seem to have a great need to speak and to try to discover myself while others are listening, and I am listening myself. Is this correct, or is this an illusion? V: Meneer, hoe word ik mij bewust van mijn conditionering terwijl ik erover praat, is dat mogelijk zonder het onder woorden te brengen? Omdat u altijd zegt, onderzoek jezelf, en dat probeer ik ook, maar ik voel ook een sterke behoefte om erover te praten en om zo mezelf te ontdekken, terwijl er naar me wordt geluisterd en ik naar mezelf luister. Is dit goed, of is dit een illusie?
40:43 K: When I ask, why do I do it – please, listen for two minutes – am I looking for a cause? You understand my question? I say, why am I contradicting myself in my life, one thing and another. And so I say, when I ask the question why, my desire is to find a cause. Right? Please, listen for a few minutes. I’ve discovered the cause through analysis; and will that discovery of the cause finish the contradiction? You understand my question? I have discovered the cause why I contradict – because I am frightened, because I want to be popular, because I want to be well-regarded, I want public approval, and inwardly I do something else. The cause is, perhaps, that in myself I am uncertain. I depend on you, or something else, so in myself I am absolutely uncertain. So I say one thing and contradict myself. Right? Take it for a minute, madame, step by step, for god’s sake, you people are all so... And I discover the cause, and the cause is not going to finish the contradiction. Would you follow something? The cause and the effect are never the same, because the cause becomes the effect, and the effect becomes the cause. It is a chain. I wonder if you see that. So I find it is futile to find the cause. The fact is I am uncertain, and therefore there is a contradiction, wanting to be certain. Inwardly I am uncertain, and wanting to be certain, which is a contradiction. Right? So why am I uncertain? Uncertain about what? K: Als ik vraag, waarom ik dit doe - luister alstublieft nu twee minuten, ben ik dan op zoek naar een oorzaak? Begrijpt u mijn vraag? Ik vraag, waarom spreek ik in mijn leven mezelf tegen, het ene en het andere. En dus zeg ik, als ik me afvraag waarom, is het mijn wens om een oorzaak te vinden. Nietwaar? Luister alstublieft een paar minuten. Door analyse ben ik achter de oorzaak gekomen, en zal de ontdekking van die oorzaak een einde maken aan de tegenstrijdigheid? Begrijpt u mijn vraag? Ik heb de oorzaak ontdekt waarom ik tegenstrijdig ben - omdat ik bang ben, omdat ik populair wil zijn, omdat ik aanzien wil verwerven, ik ben uit op publieke erkenning, en innerlijk doe ik iets anders. De oorzaak is, wellicht, dat ik innerlijk onzeker ben. Ik ben van u of iets anders afhankelijk, dus van binnen ben ik erg onzeker. Dus zeg ik het ene, en spreek mezelf vervolgens tegen. Nietwaar? Ga hier even op door, mevrouw, stap voor stap, in hemelsnaam... jullie mensen zijn allemaal zo... Ik ontdek de oorzaak, maar de oorzaak gaat geen einde maken aan de tegenstrijdigheid. Wilt u dit volgen? De oorzaak en het gevolg zijn nooit hetzelfde, omdat de oorzaak het gevolg wordt, en het gevolg wordt de oorzaak. Het is een ketting. Ik vraag me af of u dit snapt. Ik vind het dus nutteloos om de oorzaak te zoeken. Het feit is dat ik onzeker ben, en daarom is er tegenstrijdigheid, ik wil immers zekerheid vinden. Innerlijk ben ik onzeker, terwijl ik zekerheid zoek, wat een tegenstrijdigheid is. Nietwaar? Dus waarom ben ik onzeker? Onzeker waarover?
44:05 Q: Have you not contradicted yourself? You just said, looking for a cause is running away. V: Hebt u zichzelf niet tegengesproken? U zei zojuist dat het zoeken naar een oorzaak een soort weglopen is.
44:24 K: The gentleman says, I have just contradicted myself, which is where? I’d like it to be pointed out. Don’t just say you have contradicted yourself. I’d like to find out where I have contradicted myself; it is so hopeless to talk to this generation! I am uncertain. K: Die meneer zegt dat ik mezelf zojuist tegensprak, maar waar dan? Ik wil dat graag precies horen. Zeg niet zomaar dat ik mezelf heb tegengesproken. Ik zou er graag achter willen komen waar ik mezelf heb tegengesproken, het is zo moeilijk om met deze generatie te praten - ik ben onzeker.
45:05 Q: Perhaps I may say something? V: Misschien mag ik iets zeggen?
45:07 K: Delighted, sir.

Q: OK. I don’t know why I reacted to it, but I can’t explain. You said looking for a cause is running away from the fact, the fact of whatever you are looking at.
K: Met alle plezier, meneer.

V: Oké. Ik weet niet waarom ik erop reageerde, maar ik probeer het uit te leggen. U zei dat het zoeken naar een oorzaak het weglopen is van het feit, het feit van wat dan ook waar je naar kijkt.

K: Dat is juist, meneer.
45:38 K: Quite right, sir. Looking for a cause is running away from the actual. Zoeken naar een oorzaak is het weglopen voor de werkelijkheid.
45:43 Q: But then, the next word you say, is ‘why’, which is looking for a cause! V: Maar uw volgende woord was "waarom", wat het zoeken naar een oorzaak inhoudt!
46:01 K: I have explained very carefully that I am not looking for a cause. K: Ik heb heel duidelijk uitgelegd dat ik niet op zoek ben naar een oorzaak.
46:06 Q: But you said ‘why’.

K: I explained that, sir. I am not dumb! I know what he says. I know what you’re all saying. I purposely put that question, used that word ‘why’. When you use that word ‘why’, you are looking for a cause. Please, don’t nod your head, madame.
V: Maar u zei: "Waarom".

K: Dat heb ik uitgelegd, meneer. Ik ben niet dom! (gelach) Ik weet wat hij zegt. Ik weet wat jullie allemaal zeggen. Ik heb met opzet die vraag gesteld en dat woord 'waarom' gebruikt. Als je het woord 'waarom' gebruikt, ben je op zoek naar een oorzaak. Zit niet zo te knikken, mevrouw.
46:34 Q: Sir, if we are not looking for a cause, why are we in the tent? V: Meneer, als we niet op zoek gaan naar een oorzaak, waarom zitten we dan hier?
46:44 K: I explained, sir, when we ask the question why, we generally enquire into the cause. And I explained: the cause and the effect are never the same, because the cause brings about an effect, and the effect becomes the cause. So to enquire into that chain is useless. But when we use the word ‘why’, I am using it in a special way, which is I am enquiring, not seeking a cause. Right? See the difference, please, if you will be good enough. If you don’t like the word ‘why’, let us say: ‘How has this happened?’ K: Ik heb uitgelegd, meneer, als we de vraag stellen 'waarom', gaan we meestal op zoek naar de oorzaak. Maar ik heb ook uitgelegd dat de oorzaak en het gevolg nooit hetzelfde zijn, omdat de oorzaak een gevolg teweegbrengt, en het gevolg weer een oorzaak. Dus het is zinloos om deze ketting te onderzoeken. Maar als ik het woord 'waarom' gebruik, gebruik ik het op een bepaalde manier, die betekent dat ik onderzoek, niet op zoek ben naar een oorzaak. Oké? Probeer het verschil te zien, als u zo goed wilt zijn. Als je niet houdt van het woord 'waarom', laten we dan zeggen: "Hoe is dit gebeurd?"
47:47 Q: Sir, is it possible to enquire verbally? I really would like an answer to this. I keep asking and you don’t answer, and I feel that it is because you want me to find my own answer. All I am really seeking is, is it possible to enquire into the problem, while expressing the problem? V: Meneer, is het mogelijk om iets met woorden te onderzoeken? Ik zou hier heel graag een antwoord op willen. Ik vraag dit vaker, maar u geeft geen antwoord, en ik denk dat dat komt, omdat u wilt dat ik mijn eigen antwoord vind. Waar ik werkelijk naar op zoek ben is, of het mogelijk is een probleem te onderzoeken door het onder woorden te brengen?
48:11 K: No. First we must understand the usage of words verbally and then go behind. Sir, please don’t go off like this! You see, we have spent 45 minutes. We haven’t even touched and gone into the way of our daily life. We are again going off. So please hold on to this. Uncertain… what am I uncertain about? You, what are you uncertain about? Or, are you completely certain? K: Nee. We moeten eerst het gebruik van de woorden begrijpen en er dan dieper op ingaan. Meneer, dwaal alstublieft niet af op deze manier! Ziet u, we zijn nu 45 minuten bezig geweest. We zijn nog niet eens aan onze manier van leven toegekomen. We dwalen weer af. Dus laten we hier op doorgaan. Jullie, waar zijn jullie onzeker over? Of heb je volledige zekerheid?

V: Ik merk dat ik naar veel mensen luister,
49:06 Q: I find myself listening to many people, and this must bring confusion in myself. So I know that all I have to do is to listen to myself. But when I say, how can I listen to myself, I am making a resolve. I must listen to my parents, everybody else, and so there is my uncertainty – who shall I listen to? maar dat moet verwarring in mezelf teweegbrengen. Dus ik weet dat het enige wat ik hoef te doen is naar mezelf te luisteren. Maar als ik me afvraag hoe ik dat moet doen, neem ik een besluit. Ik moet luisteren naar mijn ouders, naar iedereen, daardoor word ik onzeker, - naar wie zal ik luisteren?

K: Zegt u, meneer,
49:36 K: You are saying, are you, sir, that by enquiring into uncertainty you have found certainty? dat door het onderzoek naar onzekerheid, u zekerheid heeft gevonden?
49:52 Q: No. He says who should he listen to, his parents say one thing, other people say other things, you say another thing. V: Nee. Hij vraagt naar wie hij moet luisteren, zijn ouders zeggen het ene, andere mensen zeggen iets anders, u zegt iets anders.
50:02 K: That is what I said. The parents say one thing, you say something else, the philosophers say something else, the politicians – right? They are all saying something different, each one. Each guru is competing with the other guru, saying something entirely different. Now – must I go back to that? – this is brought about by the constant pressure of other people. Right? The pressure of the politician, the economist, the philosopher, the guru, the priest, the parent, the grandparents, and your own – right? So, please, proceed. What am I confused about? K: Daar had ik het juist over. De ouders zeggen één ding, u zegt iets anders. de filosofen zeggen weer wat anders, de politici - nietwaar? Ze zeggen allemaal iets anders, ieder van hen. Elke goeroe wedijvert met een andere goeroe, en zegt iets totaal anders. Welnu, moet ik dat herhalen? dit wordt veroorzaakt door de constante druk van andere mensen. Nietwaar? De druk van de politicus, de econoom, de filosoof, de goeroe, de priester, de ouder, de grootouders, en van jezelf - nietwaar? Laten we verder gaan. Waarover ben ik in verwarring?
50:57 Q: About the future. V: Over de toekomst.
51:08 K: About the future. I am uncertain about the future, the future being what I have been, what I am now, what I might be. Right? That is the future. The future is physically uncertain, psychologically uncertain. So, mind is seeking certainty. Right? Being uncertain, it wants to be certain. Right? K: Over de toekomst. Ik ben onzeker over de toekomst, die bestaat uit wat ik ben geweest, wat ik nu ben, wat ik zou kunnen zijn. Nietwaar? Dat is de toekomst. De toekomst is fysiek onzeker, psychologisch onzeker. De geest is op zoek naar zekerheid. Nietwaar? Omdat hij onzeker is, wil hij zeker zijn. Nietwaar?

V: We zijn ons niet bewust van wat we nu zijn,
51:58 Q: We are not aware of what we are in the moment, otherwise the question about the future wouldn’t have come, I think. anders zou de vraag over de toekomst ook niet opkomen, denk ik.
52:16 Q: There is no certainty in thought. V: Er is geen zekerheid in het denken.
52:21 K: I wonder what is the point of this discussion. What is the point of our having a conversation, which we are not. We are saying it must be, it is so, it is not so. K: Ik vraag me af wat de zin van deze discussie is. Wat is de zin ervan dat we een gesprek, hebben, als we dat niet doen. We zeggen: het moet zo zijn, het is zo, het is niet zo.

V: Misschien hebben we onze manier van leven nu veranderd.
52:41 Q: We might have changed the way of living now. K: Dat is wat ik doe.

V: Ja.
52:43 K: I am doing it.

Q: Yes.
K: Maar jullie doen dat niet.
52:46 K: But you won’t do it. Somebody all the time interrupting according to his own way. We are not thinking together. Right? Er is de hele tijd iemand die met zijn eigen idee tussenbeide komt. We denken niet samen. Nietwaar?
52:59 Q: You asked, what are we uncertain about. And at that point I thought we were uncertain about different things, then the problem is not to ascertain what we are uncertain about but the fact of that, which I think arises from our unclearness about the contradictions. And if we look at it and see the contradiction, then the uncertainty would disappear. V: U vroeg, waarover we onzeker zijn. Toen dacht ik dat we over verschillende zaken onzeker waren, dan is het probleem niet om vast te stellen waarover we onzeker zijn, maar over het gegeven dat we ons niet goed bewust zijn van onze tegenstrijdigheden. En als we daar naar kijken en die tegenstrijdigheden doorkrijgen, zal de onzekerheid vervolgens verdwijnen.
53:34 Q: She says we should look at our uncertainty, and then it will disappear. V: Zij zegt dat als we naar onze onzekerheid kijken, deze zal verdwijnen.
53:41 K: We are doing that, sir. I see it is impossible to have a conversation with anybody. So let’s begin this way: are we certain in our relationship with each other? Certain in one’s relationship to one’s husband, wife, girl, boy? I am asking you, please.

Q: No, no.
K: Dat doen we, meneer. Ik begrijp dat het onmogelijk is om met iemand een gesprek te voeren. Dus laten we daarom zo beginnen: zijn wij zeker over onze relatie met elkaar? Zeker met betrekking tot je verhouding met je man, vrouw, meisje, vriend? Ik vraag het jullie, alstublieft.

V: Nee, nee.
54:11 Q: We are uncertain in our condition. V: Wij zijn onzeker over onze situatie.
54:14 K: Yes, uncertain in our relationship with each other. K: Ja, onzeker over je relatie met elkaar.
54:18 Q: And society. V: En de maatschappij.

K: Onze relatie met elkaar creëert de maatschappij - niet?
54:27 K: Our relationship with each other creates the society – no? Of course, obviously. If I am against you, then I create a society which is divisive. It is so obvious this, we don’t have to explain. So what is our relationship with each other? You and the speaker. Let’s take that. Very simple. Or what is your relationship with your neighbour, with your wife or with your husband, or with your girl and so on? What is your relationship? I presume you all have a husband or a wife, haven’t you? Natuurlijk, dat spreekt vanzelf. Als ik tegen jou ben, creëer ik een maatschappij die verdeeld is. Dit is zo duidelijk, dat hoef ik niet uit te leggen. Dus hoe is onze relatie met elkaar? Die van jullie en de spreker. Laten we die nemen. Heel simpel. Of hoe is de relatie met je buurman, met je vrouw of met je man, of met je meisje, enzovoort? Hoe is die relatie? Ik neem aan dat jullie allemaal een man of een vrouw hebben, nietwaar?
55:23 Q: And relationship.

Q: And children.
V: En een relatie.

V: En kinderen.
55:25 K: Or a girl or a boy.

Q: And children.
K: Of een vriend of vriendin.

V: En kinderen.
55:29 K: Sir, please answer this: what is your relationship with another? K: Meneer, geef hier alstublieft antwoord op: hoe is uw relatie met elkaar?
55:36 Q: Very poor. V: Erg slecht.

K: Slecht?
55:44 K: Poor? What does that mean? Wat betekent dat?
55:50 Q: You want to get something from the other. V: Je wilt iets van de ander krijgen.
55:52 K: You want to exploit the other one, and he wants to exploit you, is that it? K: Je wilt de ander uitbuiten, en die wil jou uitbuiten, is dat het?
56:03 Sir, look, madame, when you look at one’s relationship with another, is there any quality of certainty in it? Therefore in that there is no certainty, is there? You might think at the beginning of that relationship there is certainty, but gradually that certainty peters out. So in relationship there is no certainty. Why? Not the cause. I am asking the ‘why’ in the sense, how does this come about? Why is there uncertainty in our relationships? You don’t pursue, pursue that, please, stick to that one thing and work it out. Meneer, kijk, mevrouw, als je je relatie met elkaar bekijkt, vertoont deze dan enige kenmerken van zekerheid? Daarom is er geen sprake van zekerheid, nietwaar? In het begin van die relatie ben je wellicht in de veronderstelling dat er zekerheid is, maar geleidelijk neemt de zekerheid af. In relaties is er dus geen zekerheid. Waarom? Niet de oorzaak. Ik vraag 'waarom' in de zin van: hoe is dit zo gekomen? Waarom is er onzekerheid in onze relaties? Ga hier op door en blijf alstublieft bij dit ene punt en werk dit uit.
57:09 Q: Lack of engagement.

K: Lack of communication?
V: Gebrek aan betrokkenheid.

K: Gebrek aan communicatie?
57:14 Q: Lack of engagement. V: Gebrek aan betrokkenheid.

K: Gebrek aan betrokkenheid?
57:18 K: Lack of engagement? V: We zijn zelfzuchtig.
57:21 Q: We are selfish. V: We weten niet wat we eigenlijk willen.
57:23 Q: We do not know what we really want. K: Wat zullen we doen?
57:37 K: What shall we do? I can explain it. What is the point of it? Will you see the actuality of it? That is, sexually one is attracted to the opposite sex. Then gradually the fascination of sex, the excitement, all that, peters out. But there is an attachment formed. And the attachment causes fear. Right? And when there is fear, love has gone overboard. Right? So there is constant division between you and the other, constant division. You are asserting, and he is asserting. You dominate or he yields, or the other way round. So there is always this contradiction in our relationship, which is a daily fact. Ik kan het uitleggen. Wat is daar de zin van? Zie je dan dat het werkelijk zo is? Dat wil zeggen, je voelt je seksueel aangetrokken tot het andere geslacht. Dan neemt geleidelijk de fascinatie, de opwinding en zo, van seks af. Maar er is een gehechtheid ontstaan. En de gehechtheid veroorzaakt angst. Nietwaar? En als er angst heerst, is de liefde verdwenen. Nietwaar? Er is dus een voortdurende verdeeldheid tussen u en de ander, almaar verdeeldheid. Jij komt voor jezelf op en hij komt voor zichzelf op. Jij domineert en hij geeft toe, of het is andersom. Er heerst dus altijd deze tegenstrijdigheid in onze relatie, die zich dagelijks voordoet. En hoe ontstaat die tegenstrijdigheid?
58:58 And how is it that this comes about? You understand? That is the next question. Is it because each one is concerned about himself. Right? Why are we… why is each one concerned about himself? How? You understand my question? What is the importance of being concerned about oneself? Is it because we are conditioned that way, we are educated that way, our whole environmental, social pressure is that way. You understand? So then, can one break away from that? Break away from the self-centred relationship. You are following? Can one end this self-centred relationship? Now, how is that to be done – right? Now, let’s stick to that. Begrijpt u, dat is de volgende vraag. Komt het omdat ieder van ons in zichzelf is geïnteresseerd. Nietwaar? Hoe dan? Begrijpt u mijn vraag? Waarom is het zo belangrijk om in jezelf geïnteresseerd te zijn? Komt het omdat we op die manier geconditioneerd zijn, we zo opgevoed zijn, door de sociale druk vanuit onze hele omgeving? Begrijpt u? Is het dan mogelijk om jezelf daarvan los te maken? Loskomen van de egocentrische relatie. Begrijpt u? Kun je een einde maken aan deze egocentrische relatie? Hoe doe je dat nou - nietwaar? Laten we daar nu bij blijven.
1:00:28 That is our daily life, and therefore... Why is one, one human being, so terribly self-concerned? Is it his nature? Is it his biological necessity? Because when one is primitive, one has to look after oneself, or one has to look after the few. And from that one may be so conditioned, one is carrying on. Right? Can that condition be broken, finished? Right? Dat is ons dagelijks leven, en daarom... Waarom bent u, is iemand, zo ontzettend in zichzelf geïnteresseerd? Is het zijn natuur? Is het z'n biologische noodzaak? Want de primitieve mens moet voor zichzelf zorgen, of voor nog een paar anderen. En vandaaruit heeft die mens die geconditioneerdheid mogelijk doorgegeven. Nietwaar? Kan die conditionering worden doorbroken, beëindigd? Nietwaar?

V: Het komt mij voor dat het dierlijk instinct is overgebracht
1:01:25 Q: It seems to me that the animal instinct has been projected into the psychological field, and that has created the ‘me’. op het psychologische vlak en dat heeft het 'ik' geschapen.
1:01:44 K: Yes, sir, I know that. We’ve said that. We have said that before. Now, one has come to the point, that in our relationship, each one is concerned with himself. And this conditioning, can that be broken down, changed? K: Ja, meneer, dat weet ik. Dat heb ik gezegd. Dat heb ik eerder gezegd. We zijn nu bij het punt aanbeland, dat in onze relatie ieder geïnteresseerd is in zichzelf. En kan deze conditionering worden doorbroken, veranderd?
1:02:10 Q: We have to understand it. V: We moeten het begrijpen.
1:02:14 K: No, madame, not understand it. All right, by understanding. What do you mean by understanding? K: Nee, mevrouw, niet begrijpen. Nou ja, goed, door begrip. Wat bedoelt u met begrijpen?
1:02:22 Q: See the whole thing. V: Het geheel doorzien.
1:02:25 K: I can’t see the whole because my mind is conditioned. That is just an idea. You don’t even listen… You are off on your own, you see. So I am conditioned because I have been brought up that way. Right? My parents, my society, my gods, my priests, all have said, ‘You first’, your success, your business, your happiness, your salvation – you. Now, can that conditioning be broken, changed? Just a minute, I want to go into it, please, follow this, step by step. K: Ik kan het geheel niet doorzien, want mijn geest is geconditioneerd. Dat is alleen maar een idee. Ik ben dus geconditioneerd, omdat ik op die manier ben grootgebracht. Nietwaar? Mijn ouders, mijn maatschappij, mijn goden, mijn priesters, hebben allemaal gezegd: "Jij staat voorop", je succes, je zaken, je geluk, je verlossing - jij. Kan die conditionering nu worden doorbroken, veranderd? Wacht even, ik wil hier op ingaan, volg dit alstublieft, stap voor stap.
1:03:13 Will you do it as I am talking? How do I know that I am conditioned, first? Is it that I am accepting the word and then imagining I am conditioned? You follow what I am saying? Or is it a fact? Is it an idea or is it a fact? You follow? This is so. You understand? You understand this, madame? Wilt u het ook doen terwijl ik praat? Ten eerste, hoe weet ik dat ik geconditioneerd ben? Neem ik het woord gewoon over en beeld ik me dan in dat ik geconditioneerd ben? Volgt u wat ik zeg? Of is het een feit? Is het een idee of een feit? Volgt u dit? Begrijpt u? Begrijpt u dit, mevrouw?

V: Het woord aannemen en je je eigen conditionering voorstellen, is dat juist?
1:04:02 Q: Accepting the word and imaging our own conditioning – is that correct? K: Kijk meneer, ik denk dat ik geconditioneerd ben.
1:04:10 K: Look, sir, I think I am conditioned. I think. But I don’t think I have pain when somebody hits me. See the difference? When somebody hits me and there is pain, I don’t ‘think’ there is pain – there is pain. Right? Do I similarly see that I am conditioned? Please, sir, first listen to this. Or do I think I am conditioned? The thinking ‘I am conditioned’ is not a fact. But the conditioning is a fact. Right?

Q: Yes, sir.
Ik denk het. Maar ik denk niet dat ik pijn heb als iemand me slaat. Ziet u het verschil? Als iemand mij slaat en er pijn ontstaat, 'denk' ik niet dat er pijn is, er is gewoon pijn. Nietwaar? Zie ik op dezelfde manier dat ik geconditioneerd ben? Alstublieft, meneer, luister hier eerst naar. Of denk ik dat ik geconditioneerd ben? Denken dat je geconditioneerd bent is geen feit. Maar de conditionering is een feit. Nietwaar?

V: Ja, meneer.

K: Ik ga verder.
1:05:17 K: I am going on. So I am only dealing with fact, not with the idea. The fact is I am conditioned. Now, go slow. In what manner do I look at the fact? That is very important. Right? You are following this? In what manner do I observe the fact? In observing the fact do I say, ‘I must get rid of it’? Or do I say, ‘I must conquer it, I must suppress it’, and so on? In what manner do I look at the fact? You have understood? How do you look at it? Ik heb dus alleen te maken met een feit, niet met een idee. Het feit is dat ik geconditioneerd ben. Nu, langzaam aan. Op welke manier kijk ik naar het feit? Dat is erg belangrijk. Nietwaar? Volgt u dit? Op welke manier neem ik het feit waar? Als ik het feit waarneem, zeg ik dan: "Ik moet er van af zien te komen". Of zeg ik: "Ik moet het overwinnen, ik moet het onderdrukken", enzovoort? Op welke manier kijk ik naar het feit? Heeft u dit begrepen? Hoe kijk je ernaar.
1:06:20 Q: With fear. V: Met angst.

V: Ik bén het, meneer.
1:06:26 Q: I am it, sir. K: Is het feit - volg dit alstublieft,
1:06:33 K: Is the fact – please, follow this – is the fact different from me who is observing the fact? Have you understood my question? is het feit verschillend van mij, die het feit waarneemt? Heeft u mijn vraag begrepen?
1:06:45 Q: No.

Q: Yes.
V: Nee.

V: Ja.
1:06:48 K: The fact is I am conditioned. And I am saying, how do I look at the fact, in what manner do I look at it? Do I look at it, the fact, as something different from me? Or that conditioning is me? Please, go slowly. Right? How do you look at it? Do you look at it as though you were separate from the fact, or you say, ‘Yes, that fact is me’? K: Het feit is dat ik geconditioneerd ben. En ik vraag, hoe kijk ik naar het feit, op welke manier bekijk ik het? Kijk ik ernaar, het feit, als iets dat verschillend is van mezelf? Of ben ik die conditionering? Langzaam aan, alstublieft. Nietwaar? Hoe kijkt u ernaar? Kijkt u ernaar alsof u apart staat van het feit, of zegt u: "Ja, dat feit ben ik"?
1:07:31 Q: Separate. V: Apart.

V: In het begin ben je er helemaal in verwikkeld.
1:07:37 Q: At first, you are involved in it. K: Kijk, mevrouw, is boosheid iets anders dan u?
1:07:41 K: Look, madame, is anger different from you? Obviously not. So is your conditioning different from you? Kennelijk niet. Is uw conditionering dus iets anders dan u?
1:07:57 Q: No.

K: That’s it. Now you are getting it. So you are now observing the fact as though it was you, you are the fact. Now wait a minute. So what happens?
V: Nee.

K: Dat is het. Nu gaat u het begrijpen. U neemt het feit dus nu waar als iets dat u zelf bent, u bent het feit. Wacht nu even. Wat gebeurt er dus?
1:08:21 Q: We observe the fact that we are living in the field of ideas only. V: We nemen het feit waar dat we alleen maar op het niveau van ideeën leven.
1:08:29 K: Sir, your minds are not trained. Your minds are vague, you know, moving all over the place. Here is a problem, look at it. That is, anger is you. You are not different from the anger. Wait, wait. When you are angry, you are that, then thought comes along and says, ‘I have been angry’. So thought separates anger from you. You understand? So similarly: you are conditioned, and that conditioning is you. Wait. What can you do if it is you? K: Meneer, jullie geest is niet getraind. Jullie geest is vaag, weet u, die gaat alle kanten uit. Hier ligt een probleem, kijk ernaar. Het betekent dat u de boosheid bent. U verschilt niet van boosheid. Wacht. Wacht. Als u boos bent, bent ú dat, dan komt het denken erbij en zegt: "Ik ben boos geweest". Het denken maakt dus de boosheid los van u. Begrijpt u? Dus het is ook: u bent geconditioneerd, en die geconditioneerdheid bent u. Wacht. Wat kun je doen als jij het bent?
1:09:27 Q: Nothing.

K: No, wait, watch. My god, you’re all so… The speaker’s skin is a little brown. Right? That’s brown. But when he says, ‘I must change it to something else because white people are better’, then I am in conflict. But when I say, ‘Yes, it is so’, what has happened to my mind?
V: Niets.

K: Nee, wacht, kijk. De huid van de spreker is een beetje bruin. Nietwaar? Die is bruin. Maar als hij zegt: "Ik moet die veranderen, omdat witte mensen beter zijn", dan heb ik een conflict. Maar als ik zeg: "Ja, het is zo", wat is er dan met mijn geest gebeurd?
1:10:07 Q: Thought has... V: Het denken heeft...
1:10:07 K: Sir, don’t jump into it yet, enquire. What has happened to the mind that has said before, ‘Anger is different from me’, but now the mind says, ‘That is silly, anger is me’. Now, similarly, the mind has said, ‘Conditioning is different from me’, and realises the conditioning is me. Right? So what has happened to the mind? K: Meneer, spring er nog niet bovenop, onderzoek het. Wat is er gebeurd met de geest die hiervoor nog zei: "Boosheid verschilt van mij", maar nu zegt de geest: "Dat is gek, die boosheid ben ik". De geest heeft op dezelfde manier gezegd: "Conditionering verschilt van mij", en realiseert zich dat ik de conditionering ben. Nietwaar? Wat is er dus met de geest gebeurd?
1:10:45 Q: It is clear.

K: Oh, sir, please, don’t jump to things which you don’t see actually. Don’t repeat anything, don’t say anything that you yourself have not seen.
V: Deze is helder.

K: O, meneer, heb het nog niet over zaken die u niet werkelijk ziet. Herhaal nog niets, zeg niet iets wat u bij uzelf nog niet heeft gezien.
1:10:59 Q: There is no longer conflict. Conflict is resolved. V: Er is niet langer een conflict. Het conflict is opgelost.
1:11:08 K: The mind now is not in contradiction. Right? That is all I am pointing out. It is no longer saying, ‘I must do something about it’. Get it?

Q: Yes.
K: De geest is nu niet in tegenspraak. Nietwaar? Dat is wat ik bedoel te zeggen. Deze zegt niet langer: "Ik moet er iets aan doen". Snapt u?

V: Ja.
1:11:27 K: So the mind now is free from the idea, from the concept, from the conditioning that I must act upon it. Right? So the mind is now free to look. Are you following this? Just to look. What is that? The mind says, ‘I am conditioned’, not the mind is conditioned, but the whole thing is conditioned. So it says, ‘Now observe that conditioning’. What takes place when you observe? There is no observer, because the observer is not different from the thing observed, there is only observation. Right?

Q: Yes, sir.
K: De geest is dus nu vrij van het idee, van het denkbeeld van conditionering waaraan ik iets moet doen. Nietwaar? De geest is dus nu vrij om te kijken. Volgt u dit? Alleen maar kijken. Wat betekent dat? De geest zegt: "Ik ben geconditioneerd", niet de geest is geconditioneerd, maar het geheel is geconditioneerd. Hij zegt dus: "Neem die geconditioneerdheid waar". Wat gebeurt er als u waarneemt? Er is geen waarnemer, omdat de waarnemer niet iets anders is dan wat hij observeert, er is alleen waarneming. Nietwaar?

V: Ja, meneer.
1:12:26 K: Are you following this? No, not verbally, actually. Then what takes place when you observe? Observe purely, not give it a distortion. Distortion takes place when you say, ‘I must change it’. Or, ‘I must suppress it, I must go beyond it’. All that has ended because you are merely observing the fact that the mind is conditioned. There is pure observation. Right? There is no effort made. Then what takes place? The thing that is observed purely undergoes a change. Right? You follow this? You won’t, unless you do it, you won’t. Unless you apply, do it, you will say, ‘I don’t see it’. K: Volgt u dit? Nee, niet via woorden, maar werkelijk. Wat gebeurt er dan als u waarneemt? Zuiver waarnemen, zonder het te vervormen. Vervorming vindt plaats als je zegt: "Ik moet het veranderen". Of: "Ik moet het onderdrukken, ik moet er overheen komen". Dat is allemaal afgelopen, omdat u alleen maar het feit waarneemt dat de geest geconditioneerd is. Er is sprake van zuivere waarneming. Nietwaar? Er is geen inspanning geleverd. Wat gebeurt er dan? Datgene wat zuiver wordt waargenomen ondergaat een verandering. Nietwaar? Kunt u dit volgen? Als u het niet zelf doet, kunt u het niet volgen. Als u het niet toepast, het niet doet, zult u zeggen: "Ik zie het niet".
1:13:46 Look, under a microscope you can watch the cell. If you watch it carefully, without saying, ‘It is a cell, it must not be this, it is that’, you see then the cell undergoing change. But if you come to it with an idea, the thing is not moving. You understand? The moment you come to it fresh and looking through the microscope at the cell, the cell is itself moving, so the conditioning is changing – you get it? – if you observe purely. Kijk, onder een microscoop kunt u een cel waarnemen. Als je zorgvuldig kijkt, zonder te zeggen: "Het is een cel, het moet niet dit of dat zijn", zal je zien dat de cel een verandering ondergaat. Maar als je het benadert met een idee, zal het ding niet in beweging komen. Begrijpt u? Maar zodra u het als nieuw benadert en de cel door de microscoop bekijkt, zal de cel uit zichzelf bewegen, de geconditioneerdheid verandert dus. Snapt u dat? - als u zuiver waarneemt.
1:14:47 Now, to come back: I observe, one observes one’s relationship, which is in daily life, to observe it purely. Can you observe your relationship with your wife, husband, whatever it is, without the image, without the idea that it is my husband, my wife, and all the rest of it, without the remembrance of sex, and all the rest of that, just to observe your relationship with another? Will you do it? Or your attraction to the other is so strong that it is impossible to look. I see what is happening here: holding hands, hugging each other, all that is going on. So those people cannot obviously observe. So if you observe very closely, without the observer who is the thinker, and all the rest of it, the thing itself changes. My relationship with you, or with another, husband, wife, if I observe it quietly, without any pressure, direction, the thing itself changes, and out of that love is. You understand? Love is not the product of thought. Om nog even terug te gaan: ik neem waar, je neemt je relatie waar, die deel uitmaakt van je dagelijks leven, om die zuiver waar te nemen. Kunt u uw relatie met uw vrouw, uw man, met wie ook, waarnemen zonder het beeld, zonder het idee dat het mijn man of mijn vrouw of wat dan ook, is, zonder de herinnering aan seks en al die andere zaken, alleen maar je relatie met elkaar waarnemen? Gaat u dat doen? Of je aantrekking tot de ander is zo sterk, dat je onmogelijk kunt kijken. Ik zie wat er hier gebeurt: elkaars hand vasthouden, elkaar omarmen, dat gebeurt allemaal. Die mensen kunnen dus kennelijk niet waarnemen. Als je dus nauwkeurig waarneemt, zonder de waarnemer, die de denker is en noem maar op, zal het ding zelf veranderen. Mijn relatie met u, of met elkaar, man, vrouw, als ik het in stilte waarneem, zonder enige druk, richting, zal het ding zelf veranderen, en dan is er liefde. Begrijpt u? Liefde is niet het product van het denken.
1:16:35 Q: What is wrong with holding hands, sir? V: Wat is er verkeerd aan elkaars hand vasthouden?
1:16:37 K: Oh, for god’s sake! What is wrong with holding hands with another. You have such infantile minds. K: O, in hemelsnaam! Wat is er verkeerd aan elkaars hand vasthouden. Jullie hebben zulke kinderlijke geesten.

V: Meneer, als je naar een cel kijkt onder de microscoop, verandert
1:16:55 Q: Sir, when you look at the cell under the microscope, the cell is changing, but the cell is changing even when you are not looking. de cel, maar de cel verandert zelfs als je niet kijkt.
1:17:03 K: Of course. Of course. We know that. You see what you have done, sir? You are not applying. You have gone off to the cell. You don’t say, ‘Look, I am going to apply this. I am going to watch this’. ‘I am going to watch my relationship with my wife’ – or husband. The fact is we are separate. He is ambitious, I am ambitious, he wants this, and all the rest – separate. I am watching this separation. I don’t want to change it, I don’t want to modify it, I don’t want to push it aside because I don’t know what’s going to happen. So I observe. Not I observe, there is observation. Right? Do it, sir. K: Natuurlijk. Natuurlijk. Dat weet ik. Begrijpt u wat u nu gedaan heeft, meneer? U past het niet toe. U bent van de cel weggegaan. U zegt niet: "Kijk, ik ga dit toepassen. ik ga hier naar kijken". "Ik ga mijn relatie met mijn vrouw onderzoeken" - of man. Het feit is dat we afgezonderd zijn. Hij is ambitieus, ik ben ambitieus, hij wil dit, ga zo maar door, afgezonderd. Ik bekijk deze afzondering. Ik wil het niet veranderen, ik wil het niet bijstellen, ik wil het niet aan de kant schuiven, want ik weet niet wat er gaat gebeuren. dus ik neem waar. Niet dat ík observeer, er is waarneming. Nietwaar? Doe dit, meneer.
1:18:06 Q: Sir, the problem is when I want to observe, that is a thought too. V: Als ik wil waarnemen, is het probleem dat dat ook een gedachte is.
1:18:15 K: No, sir, I have explained that, sir. I can’t go back to it, sir. K: Nee, meneer, dat heb ik uitgelegd. Daar kan ik niet naar teruggaan.

V: Maar dat is een probleem voor ons.

K: Wat, meneer?
1:18:25 Q: But that is a problem for us.

K: What, sir?
V: Dat is een probleem voor ons.

K: Wat is het probleem?
1:18:27 Q: That is a problem for us.

K: What is the problem?
V: We weten niet hoe we moeten waarnemen.
1:18:29 Q: That we can’t observe, we don’t know how to do it. K: Dan heeft u niet geluisterd.

V: Ik luister, dat is het probleem.
1:18:32 K: I am showing it to you. You don’t… K: Meneer, je krijgt eten voorgezet.
1:18:35 Q: We don’t live it. Dat eet je op of je eet het niet op.
1:18:36 K: Then you are not listening. Als je honger hebt zal je het opeten.
1:18:39 Q: I am listening, that is the problem. Als je geen honger hebt zal je zeggen: "Dit betekent niets voor mij".
1:18:43 K: Sir, food is put before you. Either you eat it, or don’t eat it. If you are hungry, you will eat it. If you are not hungry, you will say, ‘Well, that doesn’t mean anything to me’. Are you hungry to find out a way of living, in daily life, without conflict? Ben je gretig om een manier van leven te ontdekken zonder conflict?

V: Ja.

K: Ik leg het jullie uit.
1:19:10 Q: Yes. Er is dus een manier van leven waarin geen verwarring is.
1:19:12 K: I am pointing it out to you. So there is a way of living in which there is no confusion. When the mind is able to observe without direction, without motive, which is the movement of thought – just to observe. Observe the roof of this tent, the height, just to observe it. The colour of your dress, not say, ‘I like it, I don’t like it, I wish I had it’, just to observe. In the same way, if you can observe your whole psychological movement, then the thing itself changes radically. You don’t have to practise anything, gurus – you throw all that aside. Right, sirs. Als de geest in staat is waar te nemen zonder richting, zonder motief, wat het proces van het denken is - alleen maar waarnemen. Neem het dak van deze tent waar, de hoogte, alleen maar waarnemen. De kleur van uw jurk, zonder te zeggen: "Ik vind het mooi, ik vind het lelijk, ik wil dat hebben', slechts waarnemen. Als je op die manier je hele psychologische proces kan waarnemen, dan zal het ding zelf radicaal veranderen. Je hoeft niets te oefenen, goeroes, gooi alles maar aan de kant. Goed, mensen.
1:20:24 Q: Thank you. V: Dank u.
1:20:26 Q: Thank you, sir. V: Dank u, meneer.