Krishnamurti Subtitles home


SD74CA14 - Dood, leven en liefde zijn ondeelbaar
14de Conversatie met Allan W. Anderson
San Diego, VS
26 februari 1974



0:38 Krishnamurti in gesprek met Dr. Allan W. Anderson.
0:43 J. Krishnamurti werd geboren in Zuid-India... en opgevoed in Engeland. Gedurende de laatste 40 jaar... heeft hij o.a. gesproken in de V.S. van Amerika, Europa, India, Australië, en in andere delen van de wereld. Vanaf het begin van zijn levenswerk... heeft hij iedere relatie met georganiseerde... godsdiensten en ideologieën afgewezen en... gezegd dat het enige waar het hem om gaat was... de mens volkomen, onvoorwaardelijk vrij te maken. Hij is de auteur van talrijke boeken, o.a. "Ontwakende intelligentie", "Verandering dringende noodzaak", "Laat het verleden los" en "De vlucht van de adelaar". Dit is een uit een serie gesprekken... tussen Krishnamurti en Dr. Allan W. Anderson, hoogleraar godsdienstwetenschap... aan de Staatsuniversiteit van San Diego, waar hij kennis van Indiase en Chinese heilige geschriften... en mondelinge overleveringen doceert. Dr. Anderson van wiens hand ook dichtwerken zijn verschenen, behaalde zijn graad aan de Columbia-universiteit... en het Union Theological Seminary. Hij is onderscheiden met de prijs voor... bijzondere onderwijsprestaties... door de California State Universities.
1:49 A: Meneer Krishnamurti, in ons laatste gesprek waren we begonnen met over het bewustzijn te spreken en zijn relatie tot de dood in de context van het leven als een totale beweging.

K: Ja.
2:06 A: En tegen het eind toen we bij het woord "reïncarnatie" waren, moesten we ons gesprek afronden. Ik hoop dat we van hieruit verder kunnen gaan.
2:21 K: Ziet u, één van de factoren over de dood is dat de geest zo bang is. We zijn zo bang voor dat woord en niemand heeft het erover. Ik bedoel, het is geen dagelijkse gesprek. Het is iets dat vermeden wordt, iets dat onvermijdelijk is, in godsnaam, hou het zo ver mogelijk weg.
2:54 A: We maken dode lichamen zo op alsof ze niet dood zijn.

K: Dat is heel dwaas. Nu, wat wij bespreken, meneer, is het niet, is het begrijpen van de dood in zijn relatie tot het leven, en datgene wat liefde genoemd wordt. Men kan onmogelijk de onmetelijkheid begrijpen - en het is immens dat wat dood wordt genoemd - tenzij men echt vrij van angst is. Daarom spraken we enige tijd geleden over het probleem van de angst. Zonder werkelijk de geest te bevrijden, tenzij de geest zichzelf van angst bevrijdt, is er geen mogelijkheid van begrip van de buitengewone schoonheid, kracht, en de vitaliteit van de dood.
4:01 A: Dat is een zeer, zeer opmerkelijke manier om het te duiden: de levenskracht van de dood. En toch, normaal gesproken, beschouwen we het als de totale ontkenning van het leven.

K: De ontkenning van het leven. Dat is juist. Dus, als we op deze vraag van de dood ingaan, moet angst in ons totaal onbestaanbaar zijn. Dan kan ik verdergaan. Dan kan ik te weten komen wat de dood betekent. We hebben iets van reïncarnatie aangehaald, het geloof dat in het Oosten wordt beleden, maar geen werkelijkheid heeft in het dagelijks leven. Het is alsof je elke zondag naar de kerk gaat en je de overige zes dagen je misdraagt. Een persoon die werkelijk serieus is, echt attent is, gaat op deze vraag van de dood in. Hij wil begrijpen wat het betekent, de kwaliteit ervan, niet het eindigen ervan. Dat is het waar we het nu verder over gaan hebben. De oude Egyptenaren, de farao's, en al die dynastieën van de eerste tot de 18de, enzovoort, ze bereidden zich voor op de dood. Ze zeiden, we zullen met al onze goederen de rivier oversteken, met al onze wagens, met al onze bezittingen, met al onze eigendommen, en dus werden hun grotten, hun graven gevuld met al de dingen uit hun dagelijks leven - maïs, u kent al die dingen wel. Dus, leven was slechts een middel tot beëindiging, sterven. Dat is één manier om er naar te kijken. De andere is reïncarnatie, dat is de Indiase, Aziatische kijk erop. En dan is er het hele idee van wederopstanding, van de Christenen. Wederopstanding, door Gabriel naar de hemel geleid, en dat alles, en je zult beloond worden. Nu, wat is het echte feit? Dit zijn allemaal theorieën, veronderstellingen, overtuigingen, en geen-feiten. Men neemt aan, dat Jezus geboren is, en uit zijn graf is opgestaan, lichamelijk herrezen. Dat is gewoon een geloof. Daar waren geen camera's bij, er waren geen tien mensen die zeggen, ja, ik zag het. Het is slechts door iemand bedacht. We zullen hier later verder op ingaan. Er is dus dit leven en de voorbereiding op de dood zoals de oude Egyptenaren deden. Dan is er de reïncarnatie. En er is de opstanding. Nu, als men diep in zichzelf niet bang is, - begrijpt u, meneer? wat is dan de dood? Wat is het dat sterft, behalve het organisme? Het organisme kan, als je er heel zorgvuldig voor zorgt, zo'n tachtig of negentig, of honderd jaar worden. Als je geen ziektes of ongelukken krijgt, als er een verstandige levenswijze is, gezond, dan wordt men misschien honderd of 110 jaar. En wat dan? Begrijpt u, meneer? U zult zo'n honderd jaar leven, waarvoor? Voor dit soort leven? Vechten, wedijver, gekibbel, bitterheid, woede, jaloezie, futuliteiten, een zinloos bestaan. Zoals we nu leven is het bestaan zinloos.
8:35 A: En in termen van onze eerdere opmerkingen, is dit de hele inhoud van ons bewustzijn.

K: Ons bewustzijn. Dat klopt. Dus, wat is het dat sterft? En wat is het waar men bang voor is? Begrijpt u? Wat is het waar men bang voor is bij de dood? Het verliezen van het bekende? Het verliezen van mijn vrouw? Verliezen van mijn huis? Het verloren gaan van alle dingen die ik verzameld heb? Het verliezen van deze inhoud van het bewustzijn? Begrijpt u? Dus, kan de inhoud van het bewustzijn totaal geledigd worden? Begrijpt u, meneer?
9:27 A: Jazeker.

K: Wat leven is. "Sterven is leven," wanneer de inhoud totaal geledigd is. Dat betekent geen gehechtheid. Het is geen hardhandig afbreken, maar het begrijpen van gehechtheid, het begrijpen van afhankelijkheid, inzicht in het verwerven, macht, positie, angst, dat alles. Het ledigen hiervan is de werkelijke dood. En het ledigen van het bewustzijn betekent dat het bewustzijn, dat zijn eigen beperkingen heeft gecreëerd door de inhoud ervan, tot een einde komt. Ik vraag me af of ik dat heb

A: Ja, dat heeft u. Ik volgde u zeer zorgvuldig, en het viel me op dat er van een volkomen verband bestaat tussen geboorte en dood, dat die twee, wanneer ze worden beschouwd als momenten in een totale cyclus, niet begrepen worden op het diepe niveau waar u over begint te spreken.
11:08 K: Ja, meneer.

A: Ben ik juist?
11:10 K: juist.

A: Goed, gaat u alstublieft verder.
11:13 K: Dus, dood wordt iets levends wanneer de inhoud van het bewustzijn, dat zijn eigen grens, zijn eigen beperkingen schept, tot een einde komt. En dit is geen theorie, geen speculatieve intellectuele opvatting, maar de feitelijke waarneming van gehechtheid. - Ik neem dat als voorbeeld. - Aan iets gehecht zijn - onroerend goed, man, vrouw, het boek dat ik heb geschreven - of de kennis die ik heb opgedaan. Het gehecht zijn. En de strijd om er van los te komen. Omdat gehechtheid pijn veroorzaakt. Daarom zeg ik tot mezelf, ik moet er van los komen. En de strijd begint. En dit is de hele inhoud van mijn bewustzijn. - de strijd welke we eerder beschreven. Nu, kan die inhoud geledigd worden, - zichzelf ledigen? Niet geledigd door een daad van waarneming. Begrijpt u? Zichzelf ledigen. Wat betekent: kan deze hele inhoud worden waargenomen met zijn onbewuste inhoud? Begrijpt u, meneer?

A: Ja. Ik denk hierover na.
12:59 K: Ik kan bewust gewaar zijn van de inhoud van mijn bewustzijn - mijn huis, mijn eigendommen, mijn vrouw, mijn kinderen, mijn werk, de dingen die ik vergaard heb, de dingen die ik geleerd heb. Ik kan bewust gewaar zijn van dat alles. Maar er is ook een diepere inhoud in de uithoeken van mijn geest. Dat bij het ras hoort, collectief is, wat verworven is, de dingen die ik onbewust verzameld heb, de invloeden, de druk, de spanningen, door te leven in een corrupte wereld. Dat alles is doorgesijpeld, en daar verzameld.
13:49 A: Zowel persoonlijk
13:51 als onpersoonlijk.

K: Onpersoonlijk, ja, dat klopt.
13:54 A: Dit omvat dan wat de dieptepsychologen noemen, "het collectieve onbewuste."

K: Ik weet niet hoe ze het noemen.
13:59 A: Naast het persoonlijk bewustzijn.
14:02 K: Collectief zowel als Dat is er dus. Nu, kan dat alles opengesteld worden? Omdat dit erg belangrijk is. Want als ik werkelijk bewegen wil als de geest echt wil begrijpen en de volle betekenis van de dood wil bevatten, de onmetelijkheid ervan, de bijzondere kwaliteit van een geest die zegt: ja, het is leeg. Begrijpt u? Het geeft een enorme vitaliteit, energie. Dus, mijn vraag is: kan de geest zich van de gehele inhoud bewust zijn, het verborgene zowel als het bewuste, het collectieve, het persoonlijke, het raciale, het vergankelijke? Begrijpt u? Dat alles te samen. Nu, we zeggen dat het door middel van analyse mogelijk is.
15:06 A: Ja, dat doen we.
15:07 K: Ik zei, analyse werkt verlammend. Omdat elke analyse foutloos zou moeten zijn, compleet. En je bent bang dat dit misschien niet zo zal zijn. En wanneer het nog niet volledig is, draag je dit over als een herinnering, die het volgende voorval gaat analyseren. Dus iedere analyse schept zijn eigen onvolledigheid.
15:40 A: Oh, natuurlijk, ja.

K: Daardoor werkt het verlammend.
15:47 A: In navolging van wat u zegt word ik getroffen door wat we meestal als de dood beschouwen, wat een zeer duidelijke relatie heeft met wat u gezegd heeft over de eindeloze reeksen van analytische handelingen.

K: Handelingen. Ja, meneer.
16:06 A: Wij beschouwen de dood als het eind van een weg.
16:11 K: Juist, omdat we lateraal (horizontaal) denken.
16:14 A: Wij denken lateraal, precies. Maar wat u zegt is: "integendeel, we moeten dit verticaal beschouwen."

K: Ja.
16:24 A: En tijdens het verticaal bekijken ervan zien we niet langer - verbeter mij alstublieft als ik het verkeerd heb - zien we de dood niet eenvoudig meer als moment ter afsluiting naar een zeker traject van herhaling. Maar er is hier een totale kwalitatieve verandering, die niet de beëindiging is van iets wat we betreuren alsof we iets waardevols verloren hadden.

K: Ja, ik laat mijn vrouw en kinderen achter.
17:10 A: Juist.

K: En mijn eigendom, mijn bankrekening.
17:17 A: Ja, ja.

K: Kijk, meneer,
17:20 als men hier heel diep op in kan gaan: er is die inhoud, dat mijn bewustzijn is, wat het verworven heeft, overgeërfd, opgelegd, beïnvloed, alle propaganda, gehechtheid, onthechting, vrees, angst, plezier, dat alles, en ook wat diep verborgen ligt. Ik vraag mezelf af, aangezien analyse werkelijk verlammend werkt, wat geen intellectuele veronderstelling is, maar feitelijk is het geen volledige handeling. Analyse kan nooit een complete daad produceren. De werkelijke betekenis van het woord "analyse" is uit elkaar halen, opsplitsen.

A: Loskomen.

K: Losmaken, uiteenvallen.
18:12 Daarom verwerp ik dat helelemaal. Ik zal niet analyseren, want ik zie de domheid, het verlammende proces ervan. Wat moet ik dan doen? Begrijpt u? Want dat is de traditie: introspectie, of analyse door mijzelf of door een specialist, wat nu de mode is, enz., enz., enzovoort. Dus, als de geest de waarheid hiervan inziet, en daardoor de analyse wegvalt, wat zal de geest dan met de inhoud doen? U...

A: Ja, ik zie dat.
19:06 K: We weten wat de inhoud is.
19:08 Dat hoeven we niet steeds te beschrijven. Nu, wat moet er gebeuren? Het moet geledigd worden. Anders is het slechts continuïteit.

A: Nee, het heeft geen zin om datgene te analyseren, wat er al is,
19:24 want dat zal wat er reeds is in welke vorm dan ook niet veranderen. Dat lijkt heel, heel duidelijk. Misschien zou u kunnen uitleggen waarom we gewoonweg weigeren om dat in te zien. Wij geloven dat een analytisch onderzoek de taak heeft tot onthulling, wij geloven dat.

K: Nee, meneer. U kunt dat zodadelijk zien. Analyse wijst op de analyserende en het geanalyseerde.

A: Ja.

K: De analyserende is het geanalyseerde.
20:11 A: Ja, we zijn terug bij de waarnemer en het waargenomene.
20:13 K: Vanzelfsprekend! Ik analyseer mijn woede.
20:16 Wie is de analyserende? Een deel van het fragment, dat woede is. Dus de analist beweert dat hij verschilt van het geanalyseerde. Maar als ik doorheb dat de analyserende het geanalyseerde is, dan vindt er een totaal andere handeling plaats. Dan is er geen conflict tussen de analyserende en het geanalyseerde. Er is onmiddellijk actie, een inzicht, wat de beëindiging is en voorbij het "wat is" gaat.

A: De reden, waarom ik om nadere uitleg vroeg was
20:56 vanwege de eerdere bezorgdheid over kennis.

K: Ja. Immers, de waarnemer is kennis.
21:04 A: Ja, ik was bezorgd omdat
21:11 studeren in de juiste vorm in het kader van onze discussie niet beschouwd werd als onrendabel als zodanig.

K: Nee, natuurlijk niet.

A: Dat bedoelen we niet.

K: Dat kwam niet eens ter sprake.
21:26 Het is zo vanzelfsprekend.

A: Precies. Ja, prima, gaat u door. Wel, in termen van onze discussie is dit duidelijk, maar wat mij zorgen baart is dat het idee zo ingebakken is Bijvoorbeeld in het verhaal waar ik u over vertelde, toen ik jaren geleden naar u kwam luisteren, ik begon te analyseren, terwijl ik naar uw woorden luisterde, en het gevolg was dat ik er nauwelijks iets kwalitatief gezien mee opschoot. Maar ziet u, op dat moment zag ik dat niet. En in de video-opnamen van onze gesprekken hier, zal hier ook naar geluisterd worden, en als we 'ja' zeggen over kennis, is dit voor de hand liggend, in de context van onze gesprekken. Maar ik denk aan...

K: Niet alleen in de context van ons gesprek,
22:15 het is zo.

A: Inderdaad, het is zo.

K: Het leven is zo.
22:17 A: Precies, ik kon er niet mee eens zijn, maar meteen flitste ik terug naar mijn eigen gedrag, en ik weet dat ik daar niet alleen in was, want ik luisterde naar andere gesprekken hierover in die tijd. Maar, nu zie ik wat u bedoelt over analyse als zodanig. Het lijkt mij heel duidelijk.

K: Analyse impliceert, meneer, de analist en de geanalyseerde.

A: Precies.

K: De analist is het geanalyseerde.
22:46 En ook de analyse impliceert tijd, tijdsduur. Ik moet de tijd nemen om op te graven, bloot te leggen, en het zal de rest van mijn leven in beslag nemen.

A: Daarover heerst ook verwarring, we hebben het ook over de dood,
23:01 de relatie tussen de dood met tijd.

K: Dat is juist. Daar komen we zo op.
23:04 A: Ja, natuurlijk, ja, gaat u door, alstublieft.
23:08 K: Dus, de waarnemende geest, verwerpt de analyse volledig.
23:16 Niet omdat het niets oplevert, niet omdat het me niet geeft wat ik wil, maar ik zie de onmogelijkheid om zo het bewustzijn te ledigen van zijn inhoud, als de geest het via die weg benaderd: analyseren, tijd, de volslagen onbenulligheden - over 40 jaar ben ik nog aan het analyseren.

A: En de inhoud van mijn bewustzijn
23:51 is kwalitatief niet veranderd.

K: Absoluut niet veranderd.

A: Nee, het wordt steeds sterker in zijn corruptie.
23:57 K: Dat is juist. Dat klopt.
24:01 Maar de geest moet de inhoud ervan zien, moet zich er volledig van bewust zijn, niet fragmenten ervan. Hoe ga je dat doen? Begrijpt u, meneer?

A: Ja, ik begrijp het.

K: Omdat dit heel belangrijk is in verband met de dood.
24:24 Want de inhoud van mijn bewustzijn is het bewustzijn. Dat bewustzijn ben ik, mijn ego, mijn gevoel van: "Ik en jij, wij en zij," hetzij de communisten, hetzij de katholieken, hetzij de Protestant, of de Hindoe. - Zij en wij. Het is dus heel belangrijk om te weten of het mogelijk is om het bewustzijn te ledigen van zijn inhoud. Wat betekent het sterven van het "ik". Begrijpt u?

A: Ja, dat begrijp ik.

K: Want dat is het "Ik".
25:18 A: Dit is waar de paniek begint.
25:19 K: Dat is waar de paniek begint.
25:20 A: Precies. Er is de intuïtie dat als ik sterf
25:23 aan mijn bewustzijnsinhoud, dan ben ik uitgewist.

K: Ja.
25:29 Ik, die zo hard gewerkt heb, die zo rechtvaardig of onrechtvaardig geleefd heeft, die zoveel goed of kwaad gedaan heeft, moeite heeft gedaan om mezelf te verbeteren, zo vriendelijk, zo attent ben geweest, zo boos, zo bitter, begrijpt u? en als je zegt leeg je bewustzijn, betekent het dat je me vraagt om aan dat alles af te sterven. Daarmee raak je de uiterste wortels van de angst.

A: Ja, precies.
26:10 K: Aan de basis van de verschrikking van het "niet zijn". Oh ja, dat is het, meneer. En ik wil het "ik" onsterfelijk maken. Ik doe dit door middel van boeken, het schrijven van een boek, en zeggen: dit is een beroemd boek. Of ik schilder. Of door schilderen, door werken, door middel van goede daden, door het bouwen van dit of dat, vereeuwig ik mezelf.

A: Dit heeft een nadelige uitwerking binnen het gezin,
26:57 want we moeten dan een zoon hebben met het oog op...

K: ...voortleven.
27:02 A: ...het vereeuwigen van naam in de tijd.

K: Daarvoor wordt de familie een gevaar.
27:09 A: Precies.

K: Dus, kijk wat we gedaan hebben, meneer:
27:17 De oude Egyptenaren hebben zichzelf onsterfelijk gemaakt, maakten hun leven onsterfelijk door de gedachte van voortleven.

A: Eeuwigdurend.

K: Eeuwigdurend.
27:29 En de grafrovers komen en maken alles kapot. Toetanchamon is nu alleen nog een masker. een gouden masker, een mummie, enz. Dus, de mens heeft via werkzaamheden naar onsterfelijkheid gestreefd, op elke manier om dat, wat onsterfelijkheid is te vinden, dat is, voorbij het sterfelijke. Ja?

A: Het is iets heel opmerkelijks dat het woord "onsterfelijk"
28:06 een ontkennend woord is.

K: Ja, niet sterfelijk.

A: Ja, het zegt niet wat het is.
28:16 K: Laten we uitzoeken wat het is.
28:18 A: Goed.

K: Weet u, dit is een zeer, zeer serieuze zaak.
28:22 Het is geen spelletje tussen twee mensen die van discussiëren houden. Dit is een hoogst belangrijk iets.

A: Ja, ik lachte om de ironie
28:35 die in de structuur van dat woord schuilt, als een soort waarschuwing, en we gaan toch dwars door het rode licht.

K: Juist.

A: Maar laten we alstublieft doorgaan.
28:45 K: Dus, wat is onsterfelijkheid?
28:50 Niet het boek.

A: Nee, zeker niet.

K: Niet het schilderij dat ik gemaakt heb,
28:55 niet de landing op de maan en er dan een idiote vlag op planten. Niet een rechtschapen, of onrechtschapen leven. Dus, wat is onsterfelijkheid? Er zijn prachtige kathedralen in steen gebouwd, maar een aardbeving veegt alles weg. Het uitgehakte beeld van marmer wat het wonder van Michelangelo is, een aardbeving of brand, - het is vernietigd. Een of andere gek komt met een hamer en slaat het stuk. Het is dus geen van dat alles.

A: Nee.

K: Want dat alles kan vernietigd worden.
29:52 Ieder standbeeld wordt een dood ding, elk gedicht, elk schilderij eveneens. Dus, dan vraagt men, wat is onsterfelijkheid? Het zit niet in het gebouw, - kijk er naar, meneer. Het zit niet in de kathedraal. Noch in de Heiland, die u zelf bedacht heeft, wat door denken bedacht is. Niet in de goden, die de mens naar zijn evenbeeld geschapen heeft. Wat is dan onsterfelijkheid? Omdat dat verwant is aan bewustzijn en dood. Als ik er niet achter kom, blijft de dood een verschrikking.
30:42 A: Natuurlijk, natuurlijk.

K: Ik heb geprobeerd om mezelf onsterfelijk te maken,
30:46 onsterfelijk door de gedachte dat er een Brahman bestaat, er een God is, er eeuwigheid is, er een naamloze is, en ik wil er alles aan doen om nader tot hem te komen. Daarom wil ik een deugdzaam leven leiden. Daarom zal ik bidden, zal ik smeken, zal ik gehoorzamen. Ik zal een leven in armoede, kuisheid, leiden, enzovoort, enzovoort, enzovoort, dat alles om die onsterfelijke werkelijkheid te krijgen. Maar ik weet dat dit alles voortkomt uit het denken. Juist, meneer?

A: Ja, zodra

K: Wacht even, meneer. Kijk wat er gebeurt. Dus ik zie dat gedachten en zijn producten de kinderen van onvruchtbare vrouwen zijn.

A: Juist.
31:43 K: Kijk wat er heeft plaatsgevonden. Wat is dan onsterfelijkheid?
31:55 De schoonheid in de kerk, - niet "ik bouwde de kerk" - de schoonheid in de kathedraal, de schoonheid van het gedicht, de schoonheid van een beeldhouwwerk. De schoonheid, niet het object van schoonheid. Ik vraag me af

A: De schoonheid zelve.

K: Zelf.
32:17 Dat is onsterfelijk. En ik kan dat niet bevatten, de geest kan het niet bevatten, omdat schoonheid niet binnen het gebied van het bewustzijn ligt.

A: Ziet u, wat gezegd heeft, nogmaals,
32:39 zet alles ondersteboven. We denken dat, wanneer iets sterft dat we gekoesterd hebben, dat mooi is, dat die schoonheid in zekere zin sterft tesamen met datgene wat is heengegaan.

K: Heengegaan, ja.

A: Eigenlijk is het het gevoel van die schoonheid beroofd te worden
33:06 die ik als mijn voorrecht achtte daar persoonlijk toegang toe te hebben. Het geloof dat dit vergaan is, niet gewoon maar verloren, want wat verloren is, zal van nature voorbestemd zijn om gevonden te worden. Maar vergaan betekent volkomen uitgewist te worden, nietwaar? En dat geloof zit diep ingeworteld.

K: Oh, zeer diep.

A: Zeer, zeer diep wat betreft het vergaan.
33:38 Het woord "vergaan" gebruiken we zelden, het is te beangstigend, het is een schrikaanjagend woord. We praten liever over "verlies" van de dingen, en we zeggen haast nooit dat iets vergaan is. Nu teruggaand naar wat ik gezegd heb over het ondersteboven zetten. Het beeld kwam in mij op als een metafoor. Ik hoop geen van die beelden waar we over gesproken hebben. Die schoonheid, in plaats van gevangen te raken en meegesleurd in het niets naar de uiterste diepten van nietigheid, wanneer het ding vergaat, wil gewoon zeggen, laat het gaan. In zekere zin bevat schoonheid deze uitdrukking "laten gaan". Dat is het omgekeerde van wat meestal gedacht wordt.

K: Ik weet het, ik weet het.
34:33 A: En het laat het waarschijnlijk precies op tijd gaan.
34:39 K: Dat is juist.

A: Dat is wat er zo geweldig aan is.
34:42 Ja, ja.

K: Dus, onsterfelijkheid, hebben we gezegd,
34:48 ligt binnen het gebied van de tijd.

A: In het ene veld.
34:56 K: Juist?

A: Ja.
34:57 K: Het gebied van de tijd.

A: Ja.
34:59 K: En de dood is dan ook binnen het gebied van de tijd.
35:03 Omdat ik, door het denken, de tijdelijke dingen heb gecreëerd. En dood is het einde of het begin van een staat die tijdloos is. Daar ben ik bang voor. Dus, ik wil alles binnen het gebied van tijd behouden. Begrijpt u, meneer?

A: Ja, ja, ik denk dat het zou kunnen

K: En dat is wat wij onsterfelijk noemen
35:43 - het standbeeld, het gedicht, de kerk, de kathedraal. En ik zie ook dat dit alles vergankelijk is, vernietigd door één ongeluk, of door een aardbeving, - alles is weg. Onsterfelijkheid ligt dus niet binnen het gebied van de tijd. En tijd is denken - natuurlijk.

A: Natuurlijk, ja, dat is duidelijk.

K: Natuurlijk.
36:22 Dus, alles wat denken creëert moet binnen het gebied van tijd liggen. En toch probeert denken onsterfelijkheid te zoeken, wat onsterfelijkheid van zichzelf is en de dingen die het gecreëerd heeft. U...

A: Ja.

K: Dus, dan is het probleem, kan de geest dit alles zien.
37:00 Het zien? Niet zich niet verbeelden het te zien.

A: Nee, werkelijk zien.

K: Werkelijk zien.
37:11 A: Ja, de opmerking die ik eerder maakte,
37:14 toen u het over het gebied van tijd had en ik zei het ene gebied, bedoelde ik niet het gebied van de tijd, zoals u dit beschreven heeft, het is het ene veld, maar dat we het zo ontzettend...

K: ...blind.

A: ...mis kunnen hebben en blind
37:28 K: Onwetend.

A: ...dat het gebied van tijd ook weer een brokstuk is...
37:34 K: Dat is juist.

A: ...het is het enige gebied.
37:36 En waar ik echt van onder de indruk was:
37:42 het verkeerd gebruik van denken veroorzaakt de vreselijkste vasthoudendheid.

K: Ja, meneer.
37:55 A: Het is alsof ik mijzelf inmetsel.
38:00 Gaat u verder.

K: Dus,
38:06 de geest, bij het waarnemen van dit alles, als het alert is, als het voortdurend waakzaam is geweest bij wat we hebben besproken, ziet noodzakelijkerwijs de hele geopenbaarde inhoud, zonder enige inspanning. Het is als het bekijken van een plattegrond. Je spreidt het uit en kijkt. Maar als je een bepaalde kant uit wilt dan bekijk je de gehele kaart niet. Dan zeg je, ik wil van hier naar daar gaan, in die richting, zoveel kilometers, en je kijkt niet naar de rest. Maar wat we vragen is geen richting, alleen maar kijken. Kijk naar de inhoud van je bewustzijn, zonder richting, zonder keuze. Wees je er bewust van zonder enige inspanning van onderscheid. Wees je keuzeloos bewust van deze buitengewone kaart. Dan geeft dat keuzeloos gewaarzijn je die enorme energie om er aan te ontstijgen. Want daar is energie voor nodig.

A: Dit brengt mij bij
39:39 het begrip reïncarnatie waarover we eerder gesproken hebben: Daarin zie ik iets demonisch.

K: Ja, meneer. Ziet u, reïncarneer in het volgende leven. Niemand zegt, reïncarneer nu.

A: Ja, precies.

K: Begrijpt u, meneer?

A: Ja,zeker.
40:03 K: U kunt alleen nu incarneren, als je aan de inhoud afsterft.
40:11 Je kunt herboren worden, volledig geregenereerd, als je aan de inhoud afsterft.

A: Ja, ja, ja.
40:20 En het bevat een schrikaanjagende waarheid aan de donkere kant, de demonische kant in deze leer van reïncarnatie, want als deze inhoud van het bewustzijn niet leeggemaakt wordt, dan krijgt het de overhand!

K: Dus wat gebeurt er?

A: Dan krijgt het de overhand, ja!

K: Het gaat overheersen.
40:46 Dus wat gebeurt er? Ik, als mens, weet niet hoe ik dit moet ledigen. Ik ben er zelfs niet in geïnteresseerd. Ik ben alleen maar bang.

A: Alleen doodsbang.

K: Doodsbang.
41:00 En ik wil iets behouden, en ik sterf, word gecremeerd of begraven. De inhoud gaat door. Want zoals we al zeiden, de inhoud van mij is ook uw inhoud, dat maakt niet veel verschil.

A: Nee, nee, nee.

K: Een beetje aangepast, wat overdreven,
41:28 er bepaalde tendensen aan gegeven, die voortkomen uit je conditionering tot je omgeving, enzovoort, enzovoort, maar het is hoofdzakelijk hetzelfde bewustzijn. Tenzij de mens dat bewustzijn ledigt, gaat dat bewustzijn verder als een rivier. Alles meevoerend wat daarin terecht komt. - Alles wat er gaande is. En uit die rivier komt de expressie tot uitdrukking of de manifestatie van degene die heengegaan is. Tijdens mediumseances wordt gezegd: "je broer, je oom, je vrouw is hier," wat gebeurt, is dat ze zichzelf gemanifesteerd hebben vanuit die stroom die continue bewustzijn is van strijd, pijn, verdriet, ellende, - dat alles. En een mens die dit waargenomen heeft en naar zijn bewustzijn gekeken heeft, en dit geledigd heeft, behoort niet langer tot die stroom. Zijn leven is elk moment nieuw, omdat hij ieder moment sterft. Begrijpt u, meneer?

A: Ja dat begrijp ik zeer goed.
43:01 K: Er is geen opeenstapeling van het "ik"
43:05 dat tot uitdrukking gebracht moet worden. Hij sterft elke minuut, leeft elk moment, en sterft elk moment. En daardoor is er wat zal ik zeggen? - Er is geen inhoud. Begrijpt u?

A: Ja.

K: Het is als een enorme energie in actie.
43:28 A: Dit geeft een totaal andere
43:30 visie op wat we bedoelen met het gezegde van "in het hiernamaals". Aan de ene kant is er het voortduren van deze wanordelijke inhoud van het bewustzijn...

K: Het is totaal verward.

A: ...dat niet radicaal beïnvloed wordt
43:56 kwalitatief gezien wat zijn aard betreft, omdat iemand eenvoudigweg voorgoed opgehouden heeft met ademen. Nee, het gaat door.

K: Het gaat door.

A: En daardoor
44:07 de poging die vaak door sommige mensen gedaan wordt om contact te krijgen met deze stroom van bewustzijn na de dood van iemand, als die ondernomen wordt binnen dezelfde kwaliteit van bewustzijn, wordt slechts een versterking bereikt...

K: Ja, dat klopt.

A: ...binnen hun eigen persoonlijke leven.
44:34 En er gebeurt dan iets vreselijks met de inhoud van hun bewustzijn dat doorgaat, aangezien het nog meer gevoed wordt.

K: Dat is juist.
44:43 A: Ja, ik zie het.
44:45 K: Er kwam iemand me opzoeken, wiens vrouw was overleden.
44:53 Hij dacht dat hij echt van haar hield. Dus zei hij, ik moet mijn vrouw weer ontmoeten. Kunt u me helpen? Ik zei, welke vrouw wilt u dan zien? Degene die gekookt heeft? Degene die de kinderen baarde? Degene waar u seks mee had? Degene waar u ruzie mee maakte? Degene die u overheerste, u bang maakte? Hij zei, ik wil geen enkele hiervan ontmoeten. Ik wil het goede van haar ontmoeten. Begrijpt u, meneer?

A: Ja, ja, ja, ja.

K: Het beeld van het goede in haar, dat hij heeft opgebouwd.
45:40 Geen van de lelijke dingen, of wat hij als lelijk beschouwde, maar het beeld van het goede dat hij van haar ogebouwd had, en dat is het beeld dat hij wil ontmoeten. Ik zei, wees niet zo overdreven kinderachtig. Dit is zo uiterst onvolwassen. U heeft met haar geslapen, en werd boos op haar, en dat alles wilt u niet, u wilt alleen het beeld dat u over haar goedheid hebt opgebouwd. Ik zei En weet u meneer, hij begon te huilen, huilde werkelijk voor het eerst. Achteraf zei hij, toen ze stierf heb ik gehuild, maar het waren tranen van zelfmedelijden, mijn eenzaamheid, mijn gevoel van... - begrijpt u? ...het ontbreken van dingen. Nu huil ik, ik huilde omdat ik inzie wat ik gedaan heb. Begrijpt u, meneer?

A: Ja, zeker.
46:47 K: Dus, om dood te kunnen begrijpen moet er geen angst zijn.
46:54 De angst bestaat en de terreur ervan bestaat alleen wanneer de inhoud niet begrepen wordt. En de inhoud is het "ik". En het "ik" is ook de stoel, begrijpt u meneer?

A: Oh ja.

K: Datgene waaraan ik gehecht ben.
47:19 Het is zo onnozel! En daar ben ik bang voor, de bankrekening, de familie - begrijpt u?

A: Oh ja, ja, dat doe ik.
47:33 K: Dus, tenzij men in deze materie werkelijk diep serieus is,
47:42 kun je nu niet incarneren in de diepe betekenis van dat woord, en daarom zoekt men onsterfelijkheid in een boek, in een standbeeld, een kathedraal, in de dingen die ik verzameld heb, de dingen die ik tot stand gebracht heb door het denken. Dat alles ligt binnen het gebied van tijd.

A: Juist. Ik bedenk nu, wat voor vreselijks we Plato zo vaak en steeds weer hebben aangedaan door de herhaaldelijke poging zijn teksten academisch te analyseren, terwijl hij toch duidelijk zegt dat de taak van de filosoof, - waarmee hij niet de dwaze analyserende mens bedoelde die we bezig zagen, waar het bij de filosoof om gaat is namelijk hij die zich bezighoudt met een radicale verandering en wedergeboorte, die hij in verband brengt met wijsheid. De taak van de filosoof is het beoefenen van het sterven, het beoefenen van sterven.

K: Niet beoefenen.

A: Ik denk niet dat hij daarmee routine of herhaling bedoelde,
49:01 sterf, sterf, sterf, sterf, sterf. Ik denk dat hij het doelbewust zo stelt, omdat hij niet buiten het handelen wil vallen. Ik weet dat ik deze zin doorlopend gebruik, maar het kwam eerder in onze gesprekken bij mij op, en het lijkt mij weer te geven wat ik wil zeggen. Ik moet zeggen, dat ik dat van u geleerd heb, hoewel ik niet graag die woorden in uw mond wil leggen. Maar het is mogelijk buiten dit handelen en in de verschrikking te geraken en de demonische stroom van de tijd, maar wanneer men echter in actie is, is het geheel een voortgaande beweging.

K: Dus, meneer, de tijd is beëindigd.

A: Precies.
49:51 K: Zie de schoonheid hiervan, meneer. En het is die schoonheid, die onsterfelijk is,
49:57 niet de dingen die het denken heeft gecreëerd.

A: Juist.
50:04 K: Dus, leven is sterven.
50:09 A: Zeker.

K: En liefde is in wezen het afsterven van het ik.
50:17 Niet de dingen waarvan het denken zegt: dit is de liefde,
50:25 seks, bevrediging, enzovoort. Begrijpt u? Dat alles.

A: Ja.

K: Het is het sterven aan tijd, wat liefde is.
50:36 Dus, leven, liefde, en dood zijn één ding,
50:45 niet deelbaar, niet afzonderlijk, niet gescheiden niet binnen het gebied van de tijd, maar het is totaal een levend, bewegend iets, ondeelbaar. En dat is onsterfelijkheid.

A: Ja.

K: Dus,
51:07 de meesten van ons zijn verkeerd opgevoed.

A: Dat is maar al te waar!
51:16 K: Van jongs af aan hebben wij nooit geleerd om serieus te zijn.
51:23 Vanaf onze kinderjaren worden wij de ontwikkeling van het denken aangeleerd. De ontwikkeling van het denken en de expressie en de wonderbaarlijkheden van het denken. Al onze filosofieën, boeken, alles is daarop gebaseerd. En als u dan zegt: "sterf aan dit alles af," dan wakker je in werkelijkheid de schrik van het niet weten aan. Dit geeft me de zekerheid van kennis.

A: Ja.

K: Dan wordt kennis het gebied van mijn veiligheid.
52:15 En vraagt u mij, dat alles op te geven, aan dat alles af te sterven.
52:19 En dan antwoord ik, u bent gek. Hoe kan ik daaraan afsterven, het is een deel van mijzelf.

A: Er is een heel, heel mooi
52:32 Zen gezegde dat hierop van toepassing lijkt te ziijn, wanneer het goed begrepen wordt. Het spreekt over "van de steile rots af springen met losse handen." Springen van de rots met de handen los. De handen...

K: ...die vasthouden.

A: ...die vasthouden,
52:53 die zich steeds vastklampen aan het verleden of reiken naar de toekomst, en nooit de horizontale baan verlaten. Het is als een treintje dat eindeloos rondrijdt.

K: Dus, nu komt de vraag:
53:08 wat is leven in het heden? De dood is in de toekomst. En ik heb 40 jaar geleefd met het verzamelen van herinneringen. Wat is het heden? Het heden is de dood van de inhoud. Begrijpt u, meneer?

A: Ja.

K: En dat , ik weet niet, dat bevat immense schoonheid.
53:39 Want dat betekent, geen conflict. Begrijpt u, meneer? Geen morgen. Als je dat tegen iemand zegt die verliefd is, die morgen zijn geliefde zal ontmoeten, en je zegt dat er geen morgen is, zegt hij waar heb je het over?

A: Ja, ik weet het. Soms zult u zeggen, wanneer u zoiets gezegd heeft, het klinkt absurd.
54:04 K: Natuurlijk.

A: En natuurlijk, met betrekking tot
54:07 de manier waarop we werden geleerd
54:09 om analyses te maken, klinkt het absurd.

K: Daarom, meneer, kunnen wij kinderen, studenten opvoeden
54:18 totaal anders te leven? Leven en begrijpen, en te handelen met dit gevoel van het begrijpen van de inhoud en de schoonheid van dit alles.

A: Als ik u goed begrepen heb, is er maar een antwoord op die vraag: ja, ja.
54:49 Ik denk dat het woord hier niet "absurd," zou moeten zijn, Het zou zoiets als "wild" kunnen zijn. Ja, ik zie nu wat u bedoelt met dood en geboorte die tijdloos met elkaar verwant zijn. in termen van de vraag die wij eerder stelden over de relatie, want als je zegt dat er deze incarnatie is...

K: ...nu.

A: ...nu, op dit ogenblik.

K: Ja, meneer.
55:21 A: Dan...

K: Nee, als u de schoonheid ervan inziet, meneer,
55:24 dan vindt het plaats.

A: Dan vindt het plaats.
55:28 K: Het is niet het resultaat van mentale werkzaamheid.

A: Nee.
55:31 K: Niet het resultaat van immens denken, denken, denken.
55:35 Het is de werkelijke perceptie van "wat is."

A: En wat verbazend is, dat het wortelt in dezelfde energie.
55:46 K: Ja, meneer.

A: En er wordt hier niets overgebracht,
55:50 wat een andere energie is, die God genoemd wordt.
55:52 K: Nee, dat is iets van buitenaf dat hier ingevoerd werd.
55:55 A: Nee

K: Het is dezelfde verspilde energie,
55:58 verkwanselde energie, die niet langer verspild wordt.

A: Precies.

K: Daarom is het

A: Precies.
56:07 Dit werpt een totaal
56:12 ik begin nu de woorden te gebruiken zoals "absoluut" en "totaal", die op de universiteit, weet u we geadviseerd worden, daar heel voorzichtig mee te zijn.

K: Ik weet het.
56:23 A: Maar neem me niet kwalijk.
56:27 Het feit blijft dat het "totaal" is. Het is totaal.

K: Ja.

A: Er is een totale verandering.
56:36 En de transformatie van elk individu is een totaal gebeuren.

K: Het ligt niet binnen het gebied van tijd en kennis.

A: Het ligt niet in het veld van tijd en kennis.
56:45 K: U ziet nu de relatie.
56:47 A: Ja, en dan de diepe ernst die ontstaat
56:52 wanneer men let op de rest van die zin van u:
56:57 het is ieders verantwoordelijkheid. En dan zou ik er iets aan willen toevoegen, want het lijkt mij dat dit samenvalt. Dat het is niet de verantwoordelijkheid van de één tegenover de ander om iets te doen. Het ontstaat bij je, zoals het bij een ander ontstaat, en we samen beginnen...

K: Ja, meneer. Het samen delen.

A: ...het te bekijken.
57:30 K: Samen leren.

A: Gewoon rustig te bekijken.
57:33 En in die activiteit, die niet volgens plan verloopt, één van de verbzingwekkende dingen bij dit gesprek is dat het, om uw mooie uitdrukking te gebruiken, "het bloeit."

K: Het bloeit, ja.

A: Het vereist geen
57:51 druk vanuit een bedenksel.

K: Nee.

A: Er is geen overleg voor nodig.

K: Geen overleg, precies.
58:00 A: Op een of andere manier groeit het uit zichzelf.
58:03 Het is dit uit zichzelf groeiend iets
58:07 dat in verhouding staat met waar u bewust over sprak. Door naar mijn hoofd te wijzen bedoel ik niet het bewustzijn zit hierboven, nee, maar het is "uit zichzelf" net als het water dat in zichzelf terug keert.

K: Maar het blijft water.

A: Het blijft water. Precies.
58:28 Dit is een grote openbaring geweest, alles wat u gezegd heeft over dood, leven en liefde. Ik hoop, dat we in ons volgende gesprek dat we kunnen beginnen dit voort te zetten ten opzichte van opvoeding en zelfs verder.

K: Verder, ja, meneer.
0300